GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook het tweede stuk uit het Geref. Volksblad is te interessant en te waar, om er de lezing van aan onze lezers te onthouden. Het is van dezen inhoud:

Al wie van de voorstelling uitgaat alsof de dogmatische denkbeelden, die, wij zullen nu maar zeggen, de school van Dr. Kuyper thans voornamelijk propageert — denkbeelden zijn, die vroeger nimmer in eens Gereformeerden harte opgekomen zijn, — behoorde van deze aangelegenheid zich toch eenigszins beter op de hoogte te stellen. Allermeest indien iemand zich tot voorlichter van anderen aandient.

Van het begin der groote reformatie hebben de ideeën over de leer der rechtvaardigmaking van eeuwigheid, over den Heiligen Doop als het bad der wedergeboorte; een uitdrukking nog wel letterlijk ontleend aan de Heilige Schrift; over de v/edergeboorte als onmiddellijke levendmakende daad des Heiligen Geestes van het hart des zondaars, en al wat hiermee in verband staat, wij zeggen van het begin der reformatie ten jare 15 en 16 honderd, hebben deze denkbeelden vele besliste en in het geloof kerngezonde belijders des Heeren gevonden. Maar niet alleen dit. Zelfs in de vroegere Christelijke Gereformeerde kerk zijn deze denkbeelden, thuisbehoorend in de dusgenaamde Supralapsarische School, niet geheel onbekend geweest. Als wij ons zoo uitdrukken, bedoelen wij hiermee, dat vele leden dier kerk en ook vele Gereformeerden, die door kerkrechtelijke bezwaren geleid, zich formeel bij de Christelijke Gereformeerde kerk niet konden aansluiten, —• met hand en tand de theologische uiteenzetting van de waarheid, gelijk dit o. a. door Alexander Comrie geschied is, hebben omhelsd en het geslacht derzulken ook nu nog niet geheel uitstierf.

Vooral in de periode van '34—60 was deze Comriaansch-Calvinistische theologie de theologie, waarin de ziel van 's Heeren doorgeleid volk haar geestelijke spijze op den weg naar den hemel zocht en genoot.

De oude vromen van de eerste periode der afscheiding, voorzooveel zij met helder geestelijk onderscheidingsvermogen begaafd waren, kozen beslist voor Comrie; Brakel en Van der Kemp lazen zij ook wel. Doch deze laatste soort schrijvers meer voor de praktijk der godzaligheid. Voor de heldere uiteenzetting van de Gereformeerde leer was Comrie hun lievelingsboek. En dat zij zooveel met mannen van het genre als Comrie ophadden, lag in hoofdzaak daarin, dat God de Heilige Geest hen, evenals Comrie, klaar en helder voor hun persoonUjk bewustzijn, — met andere woorden, ook in de conscientie, —• gerechtvaardigd had en vft\]ie~„m(werkende" daad, zij terdege onderscheidden' van hun statelijke rechtvaardigmaking in den persoon des Middelaars en van hun abstracte rechtvaardigmaking in het eeuwig besluit Gods; juist zooals ook Comrie deze dingen ontwikkelt in zijn brief over de rechtvaardigmaking in verband met zijn Catechismus en het meer genoemde dan wel gelezen en bestudeerde examen van tolerantie.

In de tweede periode .van de kerkelijke beweging van 1834 — week evenwel deze Comriaansche opvatting van de heilswaarheid voor een groot deel. De invloed van het Kamper dogmatisch onderwijs heeft zich sedert i860 van lieverlee doen gelden. Uit de gedachtenwereld van Comrie sprong men nu over in die van d Marck en a Brakel, terwijl ook de nieuwere irenische strooming van de Utrechtsche theologie onwillekeurig invloed kreeg. Zoover ging dit zelfs, dat de feuderaal-theologie voor een goed deel op non-activiteit kwam te staan. En het was eerst weder in en na 1882, dat de leer o. a. van het werkverbond weer helder en bondig voor het oor der studeerende jongelingschap in 't licht gesteld ^ werd en, gelijk wij reeds in ons vorig artikel aanstipten, de theologische lijn over een ietwat meer recht liggende dogmatische meridiaan werd getrokken, dan wel van '60—80 dit het geval was geweest.

Men moet dus heden niet zeggen: alwat de Heraut verkondigt opzichtens de hier genoemde leeropvattingen — is een splinternieuw leersysteem, contra-Gereformeerd, en lijnrecht staande tegen de leerbeschouwingen, die men vroeger in de Christelijke Gereformeerde kerk algemeen toegedaan was. Want zulk een voorstelling is met het oog op bovenstaande historische herinneringen niet geheel juist. Wel is er een tijd geweest, zoo ongeveer van '60— 82, waarin de Christelijke Gereformeerde kerk de Comriaansche beschouwingswijze liet rusten. Maar vóór i860 was uist deze bescliouwing van de waarheid de zuiverste in de schatting van zeer vele vromen en degelijk ontwikkelde Christenen. Men moet zich de oude gezelschappen dier dagen, vooral in Holland, nog maar even kunnen herinneren — om dit toe te geven. Zelfs werden de leeraren, die reeds toen van Comrie's voorstelling afweken, door die meer kras logisch redeneerende lieden nu en dan als half-pelagiaansch piëtistisch gezinde mannen geteekend. Niet het minst geschiedde dit bij de bespreking van den locus over de plaatsbekleedende voldoening in verband met het stuk van de algemeene aanbieding van het Evangelie. Wie onder meer hiervan iets weten wil, raadplege de kerkelijke acten van den Amsterdamschen Kerkeraad in de jaren tusschen '55 en '59 en leze de brochures vanDs. A. van der Linde: „de strijd in de Gereformeerde kerk" en „Wie is rechtzinnig."

Doch genoeg voor ons bestek. De bewering: Kuy. pers leer is nieuwigheid in de Gereformeerde kerk en - niet Gereformeerd - kan in geen enkel opzicht den toets, wij zeggen niet eens van een diepzinnig onderzoek, doorstaan.

Wat de Heraut dienovereenkomstig propagandeert is niets meer en niets anders, dan de nadere uitwerking en toelichting van de Gomriaansch-Calvinistische theologie.

Maar wat waar is — wij merkten het evenzeer reeds op — de dienaren des Woords, die hun opleiding te Kampen genoten tot voor 1882, zijn in 't geheel niet met deze opvatting van de waarheid vertrouwd geworden. Comrie gold als philosoof. Wie zuiver Gereformeerd wilde zijn, moest zich laten onderwijzen door Marck en de zijnen. Want zooals deze het geleerd hadden, was het vóór hen in de drie formulieren van eenigheid ontwikkeld en vastgesteld. Toegegeven moest wel, dat ook Gomarus lid was der Dordsche Synode en Bogerman zelfs de voorzittersstoel bekleedde, —• maar uitgemaakt was tevens, dat het Supra-lapsarisme te Dordt in de ban was 'gedaan; ook de Nederlandsche geloofsbelijdenis staat volgens deze meening op ruimer infra-lapsarisch standpunt.

Zoo stonden de pionnen dus op het kerkelij k-dogmatische schaakbord in de Christelijke Gereformeerde kerk tot op 1882,

Wij kunnen zeggen sinds dat jaar van de uitbreiding onzer beminde Theologische School te Kampen, is er een kentering ook ten deze gekomen. De studenten hielden nu op een handboek te gebruiken uit de 17de eeuw. De nieuwe professor, in het vak toegerust met Universeele studie en wetenschap, begreep, dat de oude dogmatiek van vroeger eeuwen, hoe uitnemend nog in menig opzicht, ook voor dezen dag toch minstens gecompleteerd diende te worden. Het stuk der historie tusschen 17 honderd en 18 honderd zooveel, was door God den Heere toch niet vergeefs gesponnen. Als Gereformeerde kerk diende de onze ook voort te bouwen tot volmaking van Gods huis. Onze vaderen, hoe uitnemend overigens ook, ' hadden toch niet ieder stuk der waarheid in geheel onverbeterlijke formule omschreven. Bovendien, wat tal van nieuwe elementen waren in de oude dwalingen van weleer niet ingelascht. En — mocht het eindelijk nu maar zoo voetstoots aangenomen, — dat het Comriaansche een bloot philosofisch verschijnsel mocht heeten, waarmee de Gereformeerde kerken eigenlijk niet meer behooren te rekenen?

Wie met ons in 1894 op de Centraal-pastorale Conferentie te Zwolle het referaat over de eeuwige rechtvaardiging van den tegenwoordigen hoogleeraar in de dogmatiek te Kampen beluisteren mocht, heeft stellig wel een andere conclusie meê naar huis genomen.

Trouwens wij hebben nimmer geloofd, dat Comrie als „philosoof' mocht gekwalificeerd. Wij hebben altoos amen gezegd, als wij talentvolle mannen dezen Comrie hoorden noemen een van de scherpst denkende theologen van de i8de eeuw.

Alleen zijn denkbeelden zijn een poos terzij gezet. Maar thans dingen zij reeds weder naar een ruime plaats in het midden van de Gereformeerde kerken. Wat wij evenwel intusschen ons zeer best voorstellen kunnen, is de zeer verklaarbare reactie, die deswegen tegen deze herlevende Comriaansch-theologische leerbeschouwing zich hoe langer zoo luider begint uit te spreken.

Wat is onaangenamer voor iemand, die zich zoo zoetjes aan klaar en op de hoogte gevoelt en ook in zekeren zin bepaald tot zekere hoogte kwam, als hij nu eensklaps verneemt, dat er nevens zijn kijk op de dingen nog een ander inzicht in de waarheid mogelijk is, dat in geen enkel opzicht iets aan de eere Gods of de zaligheid der menschen te kort doet, en dat strikt genomen minstens evenzeer gezond kan heeten als de beschouwing, die tot hiertoe voor zekeren kring als de eenig afdoende gold? Wij stemmen toe, dat is wel een beetje verdrietig. Men dacht er te zijn. En zie — nu verneemt men, dat doorwerken het wachtwoord werd en dat de voorstelling van de waarheid, die een tijd lang gerust heeft — onder het aanbiddelijk bestel onzes Gods, weer als met nieuwe kracht zich aanmeldt bij de gewetens der menschen.

Niet minder dan het eerste stuk neemt ook dit tweede een der sluiers weg waarachter men nu ettelijke jaren den waren stand van zaken onkenbaar poogde te maken.

Alleen merken we op, dat men è, Marck en Brakel nooit verdenken mag van principieel tegen de Calvinistische leer over te hebben gestaan, gelijk dit thans velen onder ons doen.

Integendeel, wie BRAHE, Proeve 'van aanmerkingen^ p. 306 vv. inziet, merkt terstond, hoe de school van Comrie zeer goed wist, dat ook è, Marck en de zijnen de lijnen der waarheid nog onverbogen lieten. Zelfs hebben we op meer dan één punt aangetoond, hoe men bij £1 Marck en Brakel nog zeer goed de strepen vindt, die u zeggen waar het goede spoor loopt. Alleen ze hebben het gewicht van links naar rechts verplaatst, wat hojfdzaak. is biJ2.a.ak gemaakt, en hun volgelingen, heel de hoofdzaak vergetende, zijn in de bijzaak ot uitwerking al de zaak gaan zien.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 februari 1896

De Heraut | 6 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 februari 1896

De Heraut | 6 Pagina's