GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wijze van Synode houden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijze van Synode houden.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook Ds. T. Bos in de Vrije Kerk komt tot de erkentenis, dat in het algemeen genomen, de wijze van werken op de Synode te Middelburg gevolgd, veel voor heeft.

En ook beaamt hij onze opmerking, dat bij deze wijze van werken de gewoonte zal zijn in te voeren, om, na de opening der Synode, enkele dagen, dat er geen Synode is, af te zonderen voor den commissorialen arbeid en het opmaken der rapporten.

Toch heeft hij enkele bedenkingen.

Zoo acht hij, dat de voorstellen der Provinciale Synoden niet genoeg tot hun recht ikwamen:

Ook is tegen deze methode van werken de bedenking ingebracht, dat de Prov. Synodes in alles niet tot haar recht komen. Wanneer door eene Commissie over een punt overwegingen worden opgesteld en eene Conclusie getrokken, waarover de Prov. Synodes verschillende voorstellen ter tafel gebracht hebben, volgt zij, na overweging, in hoofdzaak één dier voorstellen, of zij komt zelfs tot een geheel nieuw voorstel: In dat geval hebben de Provinciën, die een ander voorstel hadden, geen gelegenheid dat voorstel toe te lichten en bij de Synode aan te bevelen. Zij handelt immers niet over de verschillende voorstellen der Provinciën, maar alleen over dat wat de Commissie in haar Rapport voorstelt. Natuurlijk behoudt ieder afgevaardigde an nog het recht zulk een in het Rapport niét pgenomen voorstel aan de orde te stellen, doch , t is gewoonlijk als mosterd na den maaltijd, ó kan het gebeuren, dat ééne Pröv. Synode heel de leiding in handen krijgt, en sommige particuliere Synodes nauwelijks worden gehoord. Ook daartegen dient gewaakt.

Iets gevoelea we voor deze bedenkiag, gelijk het ia het algemeea nooit mogelijk zal zijn, welke methode vaa werkea ook uit te denkea, waartegea geen bezwaren rijzen.

Maar overwegend komt het bezwaar ons toch niet voor, tenzij we het standpuat ianemen, dat de Provinciale Syaoden colleges van advies voor de Generale Syaode zija.

Dit echter zal wel niemand bewerea. De Proviaciale Synoden zijn geea colleges van advies maar kiescolleges vaa de Geuerale Synode.

Ze zenden er haar afgevaardigden.

Willen ze nu bovendiea advies gevea, of ook eea eigea voorstel inzenden, dan staat dit haar natuurlijk vrij, maar nooit ia dien zin, dat dit haar afgevaardigden binden zou.

De leden der Synode stemmen niet, naar lastbrief, maar, gehoord de discussie, naar eigen overtuiging.

Het kan toch voorkomen, en is herhaaldelijk voorgekomen, dat de leden der Synode, na opmerkingen gehoord te hebben, die op de Provinciale Synoden niet gemaakt waren, inzagen dat hun Provinciale Synode zich v^rgist had. Of ook dat ze andere voorstellen voor zich kregen, die h. i. beter en meer ter zake dienende waren, dan de voorstellen door de Proviaciale Syaode ingezonden.

Zal men nu, na beter licht gevpaden te hebbea, zich blijven vastklemmea aaa wat bij miader helder licht geschrevea weid?

Dit wil niemand.

De conclusie van eea adviseerende commissie verstaaa wij daa ook zoo, dat deze conclusie óf de onderscheidene voorstellen der Provinciale Synoden in akkoord poge te brengen, óf een nog doeltrefifeader advies aan de Generale Synode voorlegge.

De leden moeten daa beoordeelen, of zij het met de commissie eens zijn, dat deze conclusie de juiste is.

Is dit het geval, daa stemmea ze er voor.

Ea zoo niet, daa kunnen zij zelvea, zoo ze er aaa vasthoudea, voor het voorstel vaa hua Proviaciale Syaode opkomen.

Zijn tweede bezwaar is, dat ingediende Rapporten van de in 1893 benoemde Deputaten niet in behandeling zijn gekomen.

Hij zegt er van:

En wat nu de behandeling aangaat van Rapporten, door Deputaten naar opdracht van eén voorgaande Generale Synode opgesteld en aan de Kerkeraden enz. t? r beoordeeling aangeboden, kwam het ons ook voor, dat zij niet wel geschieden kan door eene Commissie, gelijk het te Middelburg geschiedde. Er zijn twee van zulke; Rapporten op de Synode eigenlijk niet behandeld, en dat, niettegenstaande vele Prov. Synodes haar instemming er mede hadden betuigd, met of zonder opmerkingen en aanmerkingen wat bijzonderheden aangaat. Wij bedoelen het Rapport over de Opleiding en over de Zending. Er is wel over die Rapporten gesproken, doch zij zijn niet in bespreking gebracht. Waren zij besproken, dan had de Praeses de verschillende voorstellen in die Rapporten ter sprake moeten brengen. Over die voorstellen had de Synode kunnen beslissen, of ook tegenvoorstellen en wijzigingen kunnen bespreken, om daarna het geheel, zooals het gewijzigd was, in stemming te brengen. Werd dat verworpen, dan bleef het bij het oude, en konden, desverkiezende, andere Deputaten voor die zaak worden gekozen. Nu werden echter Deputaten eenvoudig voor hun arbeid bedankt, en werd aangenomen, wat de Commissie ad hoc voorstelde. Over de jgelijkmaking van studie en examina" aan de Theol. School en de Theol. Faculteit der Vrije Universiteit, waarover het Rapport der Opleiding door Deputaten handelde, is in het geheel niet beslist. Alleen werd aangenomen het Curatoren-Voorstel over de Theol. School, gewijzigd door de Commissie, die niet alleen over dit Voorstel had te rapporteeren, maar ook over het Rapport. En in plaats van het Rapport over de Zending, opgesteld door Deputaten, daartoe door de Gen. Synode te Dordt benoemd, werd in behandeling genomen, wat de Commissie dienaangaande voorstelde. Ja, de Deputaten voor genoemde Rapporten mochten wel hun Rapport verdedigen, doch dat was niet wel mogelijk, omdat geen gelegenheid werd gegeven, ze van voren af aan, punt voor punt en voorstel na voorstel ter overweging aan de Synode aan te bevelen. Nog eens. Er werd wel lang en breed over die Rapporten gesproken, doch behandeld werden ze niet.

Hier sloop een misverstand in.

Neem b.v. het Rapport van de Zendingsdeputaten.

Bij dit Rapport viel tusschen tweeërlei te onderscheiden: i''. tusschen de beginselen waarop het rustte, met de motieven ter verdediging van die beginselen aangevoerd, en 2". tusschen de uitgewerkte regelingen, waarin die beginselen belichaamd waren.

Nu moet bij zulk een Rapport natuurlijk eerst over de beginselen, daarna over de uitwerking van deze gehandeld, bijaldien de beginselen blijken steek te houden.

Dit eischie dan ook. het Rapport van Deputaten

Daarin toch waren eerst de beginselen uiteengezet, en aangegeven op welke gronden men achtte dat deze beginselen rusten.

Welnu, én deze beginselen, én elk dier motieven, zijn door de Commissie van advies afzonderlijk boordeeld.

Elk motiefis getoetst.

Niets in. dit eerste gedeelte vaa het Raport is onbehaudeld geblevea.

Ds. Bos zal dit zelf toestemmen.

Elk beginsel is eerst schriftelijk, ea daarna oadeliag, eveaals elk motiej getoetst. etoetst niet ter loops, maar zakelijk en olledig. Getoetst met het hoor en wederoor.

Stel nu, de Synode had deze beginselen anvaard, en elk dier motieven goedgekeurd, ngediend, dan zou natuurlijk in de tweede laats de voorgestelde regeling in behaneling zijn gekomen.

Nu echter de Synode, met overgroote meerderheid besliste, dat deze beginselen iet hoiidbaar, en deze motieven niet deugdelijk waren bevonden, sprak het toch wel vanzelf, dat de daarop gebouwde regeliag vanzelf verviel, ea aiet in bchaadeliag kon komea.

Door niet ééa der Zeadiagsdeputatea is dit daa ook maar met één woord geëischt. Ze voelden eenparig dat hiervan geen sprake kön zijn.

Zijn derde en laatste opmerking geldt de Praeadviseurs.

Z, i. stellen deze de afgevaardigde leden te veel op non-activiteit.

Een laatste opmerking over de Gen. Synode te Middelburg staat zeker in verband met het voorgaande. Het is eene opmerking, reeds meer gemaakt, dat n. 1. de praeadviseerende leden, met name de Professoren, meer deden dan adviseeren. HuH advies wordt natuurlijk door allen zeer gewaardeerd. Het zijn mannen, aan wie de Heere buitengewone gaven heeft geschonken, en de Kerken, in Gen. Synode vergaderd, hebben rijke dankensstof aan den Heere, dat Hij haar zulke mannen gaf. Het was dikwijls een genot hen te hooren; we hebben veel van hen geleerd en veel aan hen te danken. Het drietal: Kuyper, Rutgers en Bavinck, stond in zijn volle kracht voor ons, wanneer het de organisatie, of ook kerkrechterlijke beginselen gold. De jongste van deze drie, wellicht het vurigst in zijn redevoeringen, was waarlijk welsprekend; de eerste was, zooals het ons voorkwam, meestal meer populair, sprekende in tal van beelden, ook tot de jbroeders en zusters"; de middelste, beiden de hand reikende, met zijne zeldzame kennis in het Kerkrecht, was docent van de eerste soort, zonder kunst-en vliegwerk (als om te behagen) glashelder redeneerende en overtuigende. Het was niet geheel zonder gevaar, met deze Professoren van gedachten te verschillen en dat uit te spreken; want het kostte hun geen moeite, en het was vooral, den eersten, zoo 't scheen, een genot den tegenspreker er in te laten vliegen en over hem de algemeens lachlust op te wekken. Deze drie, aangevuld door de andere Professoren, adviseerden en — discussieerden en redeneerden druk. Te veel ? Of men van het goede te veel kan krijgen f Dat was het nu juist niet. Doch zij stelden, zonder het te willen, de afgevaardigden wat te veel op non-activiteit. Hoe dat kwam? Onidat zij als leden van verschillende Commissiën onwillekeurig het leeuwenaandeel kregen in de Rapporten en in het rapporteeren. Waren «Opleiding" en »Zending" mee van de voornaamste punten op het Agendum, geen wonder dat Rutgers, Bavinck en Kuyper, in de Commissiën voor deze punten gekozen, hun invloed lieten gevoelen, en straks optredend met een Rapport, grootendeels hun Rapport, sterk stonden tegenover ieder, die een anderen kijk op de zaken had, doch niet in de gelegenheid was geweest, om in overleg met andere broeders zijn gevoelen te formuleeren, of ook in debat te brengen, als zijnde niet aan de orde. Er schoot niets anders over, dan eenige losse op-en aanmerkingen te maken op de Rapporten der Commissiën, wat in den regel op de Conclusie wei-? nig of geen invloed had.

Dit is een teer punt.

lavloed op eea vergaderiag is het uitvloeisel van positie, gaven en talenten, en het zal wel altoos in den aard der zaak liggen, dat hoogleeraren, die het ongemeea groote voorrecht hebben, hun leven aan de studie te kunnen wijden, zoo dikwijls het op de beginselen van dogmatiek en kerkrecht aankomt, beter beslagen ten ijs verschijnen, dan de broeders predikanten en ouderlingen, die slechts hun uitgespaarden tijd aan de studie geven kunnen.

Het gevaar waarop Ds. Bos wijst, is dan ook nooit geheel af te wenden, zoolang de kerken de hoogleeraren uitnoodigen, om ter Synode op te komen.

Zijn ze er eenmaal, daa kunnea ze aiet doea, alsof ze er aiet zija. Zoo dikwijls ze er koniea, breogen ze vanzelf meê al wat ze in hua marsch hebben. En niet zij zijn het, die daa het vertrouwea stelen, maar het is de Syaode die hun het vertrouwea schenkt. Toch gaat Ds. Bos o. i. te ver, zoo hij acht, dat op die wijs de afgevaardigden »op non-activiteit worden gesteld."

Alle leden der Synode zijn benoemd ia Commissiëa vaa advies. Allea hebbea ia de commissiën hun oordeel kunnea zeggen.

Ook heeft het waarlijk noch den broeders predikanten, noch den broeders ouderlingen ontbroken aan tijd, aanleiding en gelegenheid, om zich ook in het publiek debat te mengen. Althans Ds. Bos zal wel op niemand den indruk hebben gemaakt van een lid op non-activiteit.

Maar bovendien, op non-activiteit staat alleen een lid, dat niet medewerkt tot de acta.

Die acta nu liggen niet ia de discussiëa, maar in de besluiten.

Praat zooveel ge wilt, ten slotte komt het toch eigenlijk en alleen op de beshdten der Synode aan.

Dat is haar actie, dat zijn hair acta en daarin openbaart zich haar hoogste activiteit.

Op non-activiteit staat dus alleen een lid, dat buiten stemming blijft, of niet stemmen mag.

En dit laatste nu geldt zeer natuurlijk van de hoogleeraren.

Zij mogen spreken zooveel ze willen, maar als het op de keuTsteminen aankomt, mogen ze geen duit in het zakje werpen.

Dan gaan niet de afgevaardigden, maar juist de hoogleeraren i? p non-activiteit.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 oktober 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Wijze van Synode houden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 oktober 1896

De Heraut | 4 Pagina's