GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZOEKENDE RAAD.

XI.

„Ik was", zoo schreef onze Frederik later in een brief aan zijn vriend Eberus, „zeer bedroefd dat ik zoo ongetroost werd weggezonden. Maar toch vernam ik een troostende stem in mijn binnenste, die mij zeide, dat er een God in den hemel is die den boetvaardigen zielen vergiffenis schenkt zonder geld en zonder prijs, om den wille der liefde aan Jezus Christus, Zijn Zoon. Toen ik deze lieden ('t gezelschap van Tetzel) verlaten had, werd mijn hart getroffen door den Heiligen Geest. Ik barste in tranen uit en riep met een geprangd gemoed tot God.

„o Heere", riep ik uit, „daar deze menschen geweigerd hebben mij de vergiffenis mijner zonden te schenken, omdat ik geen geld had om hen te betalen, heb Gij nu meedoogen met mij en vergeef mijn zonden louter uit Uw genade."

Hij begaf zich naar zijn studeervertrekje. Daar ^tond een kruisbeeld, iets wat men — zeer verkeerd — meende noodig te hebben om zich recht het lijden des Heeren voor te stellen. De waarheid echter is, dat die beelden niet alleen meestal onjuist zijn, maar ook dat ze het hart veeleer aftrekken van dan leiden tot Hem, dien ze heeten voor te stellen. Onze Frederik echter was bij zulke dingen groot gebracht. We begrijpen het dus, dat hij in groote zielesmart het kruisbeeld van zijn lessenaar op een stoel plaatste, het omvatte en geknield tot den Heiland bad, datj die hem mocht genadig zijn en zijn zonden vergeven. En de Heere Christus heeft dat gebed, zonder aflaat en om niet verhoord.

„Beschrijven kan ik niet, " zoo verhaalt hij ons zelf, sprekend over dezen beslissenden dag in zijn leven, „maar gevoelen kon ik toign den Geest der genade en des gebeds, welken. Gij Heere, over mij uitstorttet. Het kort begrip van hetgeen ik bad was, dat Gij mijn Vader wildet zijn, dat Gij mijn zonden woudt vergeven. Ik gevoelde, dat heel mijn natuur veranderde. Ik walgde van alle dingen dezer wereld. Ja het scheen mij toe als was mij het leven te veel."

We zullen zien, hoe dit laatste anders werd. God had voor onzen jonkman nog een groot werk. Doch eerst moest hij nog komen tot de volle klaarheid des geloofs.

In een ruim, zeer eenvoudig vertrek, waar meer boeken dan meubelen, meer papieren en perkamenten dan sieraden waren te vinden, zat op een stillen juni-avond voor het open venster een oud man. Zijn diep gerimpeld voorhoofd getuigd van veel nadenken, zijn trekken van kalmte en zielevrede.

En die v/aren ook het deel van den ouden doctor Weidner of Staffelstein jzooals hij ook genaamd werd. Vele jaren lang had hij de studenten der beroemde school te Annaberg onderwezen, hen veel goeds geleerd ook. Want deze onderwijzer begreep terecht, dat het niet veel baat het verstand te verrijken, zoo het hart niet beter wordt. Daarom poogde hij dan ook, ja allereerst zijn leerlingen tot beter menschen te maken dan zij waren, en wel langs den eenigen weg, namelijk door de vreeze Gods. Hij leerde, vermaande, waarschuwde en dat alles op zulk een lieflijke wijs, dat zijn leerlingen allen van hem hielden en er groote droefheid heerschte toen hij eindelijk zijn taak we gens lichaamszwakte moest neerleggen. Want menigeen kon getuigen: aan Mr. Weidner dank ik niet alleen mijn kennis en wetenschap, maar I iifii T il iiifiniiiii - Il II ; i Ü I mil III ook dat ik niet op verkeerde wegen ben verdwaald, en ongelukkig ben geworden.

Meester Weidner leefde alleen, gelijk hij zijn gansche leven gedaan had. Wel was hij geen monnik, n air hij verkeerde in dezelfde dwa­ , ling als velen in die dagen en nog, dat wie een godzalig leven wil leiden 't best doet ver te blijven van de wereld en haar beslommeringen, zich met geen huishouding mag inlaten, en niet beter kan doen dan in een hoeksken met een boeksken te zitten. Zulk een man was b.v, ook de vrome Von Staupitz, die aan Luthet zulk een goeden raad gaf. Des Heeren Woord leert ons echter duidelijk, dat ons licht op den kandelaar moet staan, dat de vromen zijn als een stad op een berg, en dat we niet uit de wereld moeten gaan. 't Komt dus niet te pas zich zooveel mogelijk af te zonderen; 'tzij in een klooster of waar ook, en doet ook niemand goed. Toch, al dwaalden zulke mannen, we vinden er onder hen meer dan een, die in oprechtheid den Heere diende. Wel hadden zij daarbij ook leeringen van menschen aangenomen, b.v. van de mis en de „heiligen" enz., maar 't was hun — gelijk hun woorden bewijzen — toch bovenal te doen om Christus en Zijn gerechtigheid. Het licht scheen voor hen al was 't niet helder; de tijden waren toen donker, en eerst langzamerhand begon het licht alom door te breken, waarin wij thans wandelen. Dat licht ontvangen we door Gods Woord; daaraan juist en aan 't onderzoek daarvan was in dien tijd gebrek. Anders zouden die vrome mannen zelf hebben ingezien dat ze in vele dingen dwaalden.

De geleerde heer zat al lezende en overpein zende in zijn kamer, toen een zacht kloppen aan de deur hem stoorde. Hij antwoordde, en binnen trad.... onze vriend Frederik.

„Welkom, mijn vriend", sprak de oude heer, „ik zie wel, gij vergeet uw vroegeren leermeester niet. Zoo behoort het."

„Ik kom mijn ouden onderwijzer raad vragen", antwoordde de jonkman, terwijl hij op een wenk van den doctor zich tegenover dezen neerzette.

„Dat is niet voor 't eerst, vriendlief, maar ik hoop nog niet te oud te zijn om u te helpen." „Juist omdat ik mij bij uw raad steeds welbcvonden heb en gij een oud en wijs man zijt, kom ik tot u, waarde heer doctor", sprak Frederik ernstig. „Ik ben zeer bedroefd."

„Wat is er dan gebeurd, mijn jongen ? " vroeg de doctor, zijn hand vriendelijk op Frederiks schouder leggende.

Nu verhaalde de jonge man wat wij reeds weten en zweeg toen stil, zijn ouden meester vragend aanziende.

OPGESTAAN.

„Hij is hier niet. Hij \€ opgestaan", dat was het troostrijke woord 't welk vernomen werd bij het ledig graf van onzen Heiland, toen hij ten derden dage was verrezeiy

Het Paaschfeest predikt ons de opstanding onzes Heeren, en daarmee spreekt het van een gebeurtenis zoo groot en heerlijk en veelbeteekenend dat, ware zij niet geschied, heel ons geloof en de prediking er van ijdel zou zijn.

Daarom is het zoo heerlijk, dat wij weten en door het geloof verstaan, hoe de Heere Christus krachtiglijk bewezen is de zoon van God te zijn door de opstanding uit de dooden. AVant Hij is ook de Zaligmaker, en indien Hij is opgestaan zullen ook allen opstaan die in Hem zijn ontslapen en eeuwig leven en heerschen door en met Hem. Een wereld zonder Paaschfeest zou er kunnen zijn, maar een zonder datgene wal het Paaschfeest ons preekt zou niet bestaan. Want dat zou een wereld wezen zonder hoop of toekomst, en daarin houdt niemand het uit.

Daarom verheugen we ons, dat de Heere Christus door Zijn opstanding het leven en de onverderfelijkheid heeft aan, het licht gebracht. Dit is een Paaschvreugde, die alleen recht gekend wordt door hen die met Hem zijn opgestaan. Wat dat zeggen wil ? Denkt er eens over na, en anders zoekt het in uw Bijbel op, en bovenal jaagt er naar dat het ook uw deel mag worden. Want de kinderen der opstanding, den engelen gelijk, zijn ook de erfgenamen van Gods eeuwig koninkrijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 april 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 april 1899

De Heraut | 4 Pagina's