GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gemengd nieuws

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemengd nieuws

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een nieuw portret van Calvijn. De Duitschi bladen deelden eenigen tijd geleden mede dat in de oude stad der reformatie, Wittenberg, een portret van den grooten hervormer Luther gevonden werd, hetwelk bij zijn leven geschilderd was. Omtrent ter zelfder tijd vond men een portret van Calvijn in een half vergeten overblijfsel van den burcht van het Gripsholmer koningsslot. Het portret van Luther, dat pas gevonden werd, geeft het edele gelaat van den hervormer getrouw weder, en men kan er aan zien, dat het met piëteit geschilderd is; dat van Calvijn is een der ergste produkten van de valsche kunst der middeneeuwen, in den dienst van Roomsche onverdraagzaamheid. Het stuk, dat in olieverf geschilderd is, stelt den Geneefschen reformator voor in de kleederdracht der geleerden van dien tijd, namelijk een open koorrok met bont omzoomd, een halsdoek en een barret van fluweel. Wanneer men het portret op een afstand ziet, denkt men dat er niets bijzonders aan gevonden wordt, doch als men het van naderbij beschouwt, bemerkt men, dat de scherpe, karakteristieke kop van den reformator uit een aantal afbeeldingen van vogels en andere dieren bestaat. De linkerhelft van het gelaat, dat dit portret hoofdzakelijk te zien geeft, bestaat uit geplukte braadkippen, een daarvan vormt het onderste gedeelte van de wang, een tweede de neus en de twee anderen het voorhoofd en de slapen. De mond ontpopt zich als een gapende kop van een visch, terwijl de kin met de volgens middeneeuwsche gewoonte in twee dunne punten uitloopende baard door de s aart van een snoek wordt voorgesteld. De halskraag lost zich op in een aantal verkreukelde stroken papier, van welke men mag aannemen, dat zij middeneeuwsche menu's moeten voorstellen. Voor Calvijn liggen twee perkamenten, waarvan het bovenste het opschrift »Infernia ' draagt. Op het schilderij staat dat het door den bekenden allegorist Guiseppo Arcimboldo in 1566, due twee jaar na den ("ood van den Ge neefschen hervormer, geschilderd werd. Kennelijk heeft dit schilderij moeten dienen om den haat dien men tegen Calvijn en zijn ascetische of puritijnsche leer had, te luchten.

Wat de kunstenaar Arcimboldo aangaat, weet men met eenige zekerheid, dat hij in 1533 uiteen oud Milaansch geslacht geboren werd en nauw verwant was aïn den beruchten aflaatkramer van denzelfden naam en een tijdlang bij onderscheiden anti gereformeerd gezinde heerschers (o. a. bij Ru dolf II) in de gunst stond. De schilderstukken van Acimboldo werden voornamelijk bewaard in de koninklijke kunst-en schilderijenzaal te Praag. Een deel van die verzameling werd vóó • het uit breken van den dertigjarigen oorlog overgebracht naar Weenen, terwijl de rest door de zegevierende Zweedsche troepen naar Stockholm gevoerd werd. Op bevel van koningin Christina moesten de aanstootelijke dingen uit de verzameling verwijderd worden, al was zij de calvinistische leer volstrekt niet genegen. Het is opmerkelijk dat het aanstoo telijkste schilderij niet ten vure gedoemd werd, miar tot op den huldigen oogenblik bewaard bleef.

De hoogleeraar Groff, die deel uitmaakt van de Amerikaansche oudheidkundige expeditie in Egypte, beweert, gelijk de America7i van New York mededeelt, de mummie van Pharao, die in het boek Exodus zoo dikwijls voorkomt, gevonden te hebben. Deze Pharao, die eerst den Israëlieten verlof gaf om uit te trekken en ze daarna vervolgde, beetle Meneptah II. Prof. Groff meent te kunnen aantoonen dat eene mummie die tot hiertoe voor die van Amenophis III gehouden werd, van Meneptah II is. Amenophis behoorde tot die weinige heerschers die het geloof aan Amon en de andere Egyptische afgoden verwierpen en de zon aanbaden. Het ontbreken van eenige aanwijzing daaromtrent in het graf, en zelfs het aanwezig zijn van verzen van lof op Amon bewijst, dat daarin niet een man kan begraven zijn geweest, die Amon niet eerde. Het komt ons voor dat dit argu ment zeer zwak is. Al was Amenophis een aanbidder van de zon, toch is het mogelijk dat zijn nakomelingen zulke dingen op zijn graf hebben laten beitelen, om het te laten voorkomen, dat hij den nationalen God aanbad. Maar de hoogleeraar beweert dat het door inschriften bewezen wordt, dat de mummie van Meneptah is. Velen houden het voor onmogelijk dat het lijk van Pharao, die in Exodus voorkomt, gevonden zou worden, want Pharao is toch met zijn gansche heir in de Roode Zee omgekomen. Maar, zoo merkt Prof. Groff op, in Exodus 15 wordt door Mozes gezongen: «Hij heeft Farao's wagens en zijn her in de zee geworpen", maar er wordt niet bij vermeld, dat Farao zelf daarbij omkwam. De persoonlijkheid van Meneptha interesseert de geleerden zeer. In 1896 vond Prof. F. Petrie bij het onderzoeken van de Meneptah tempels in Thebe een prachtig stand beeld in steen van dezen heerscher en daarbij een groote zuil van zwarten steen met een inschrift, waardoor de overwinningen vermeld worden die hij behaalde. Daarbij wordt ook Israel genoemd. Opmerkelijk is het, dat dit tot hiertoe het eenige opschrift is dat in Egypte gevonden werd, waarop iets gemeld wordt van de Joden. Wellicht is dat te verklaren uit de omstandigheid, dat men voor het nageslacht niet heeft willen vereeuwigen welk een voor Egypte smadelijk einde de onderiruk king van het volk Israels heeft gehad. Men kan nu zien, hoe goed de beeldhouwer van de 13de eeuw voor Christus zijn werk deed en hoe getrouw hij de trekken van zijn Koning weergaf Want al is het gelaat van de mummie zeer ineengeschrompeld, toch is het nog herkenbaar. Dat het stand beeld van Meneptah is, bewijst het hieroglyphisch inschrift op de schouders. Dat men de mummie Meneptah met die van Amenophis verward heeft, is verklaarbaar ; dat dit mogelijk was, blijkt uit de in 1896 ontdekte zuil. En Pharao gebruikte dikwijls den steen waarop zijn voorganger zijn overwinningen had laten beitelen, en schreef op de andere zijde zijne triumfen. Zoo deed ook Meneptah. En daarom staat op de zuil van Amenophis, de vermelding, dat Meneptah de Libyers en andere stammen overwonnen heeft en daaronder de volgende vermelding: »De Israëlieten zijn vernietigd, hunne oogsten verwoest." Meneptah was geen Pharao, wiens persoonlijkheid gewicht in de schaal legde. Hij was veeleer de ontaarde zoon van den machtigen veroveraar Rameses II, die de Israë lieten hard verdrukte en ze dwong tichelsteenen zonder stroo te bakken. Deze leefde niet meer toen de kinderen Israels uittrokken, maar ook zijn mummie werd gevonden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Gemengd nieuws

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1903

De Heraut | 4 Pagina's