GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitscbland. Nawerking van den invloed van Jean de Labadie in Oost-Friesland.

In de Reformirte Kirchenzeitung vonden wij een belangrijk artikel over den schroom, die in Oost Friesland gevonden wordt om tot het Avondmaal te naderen. De heer Cöper uit Emden schrijft dit toe aan de omstandigheid, dat in Oost Friesland de invloed van Jean de Labadie zich krachtig deed gelden. Nadat Jean de Labadie uit de Roomsche tot de Oud-Roomsche kerk en later tot de Gereformeerde kerk was overgegaan, hebben zoowel Voetius als Lodenstein weten te bewerken, dat hij als predikant der Waalsche gemeente te Middelburg werd beroepen.

De fout van Labadie was, dat hij van het avondmaal niet alleen hen wilde afhouden, die zich als onbekeerde en goddelooze menschen openbaarden, maar ook hèn die nog niet als wedergeborenen waren openbaar geworden, alihans_ niet volgens het oordeel van Labadie en de zijnen. Het is genoegzaam bekend, dat de Labadie te Middelburg in 1668 werd afgezet en in 1670 met het grootste gedeelte zijner gemeente naar Herford trok en dat aldaar in 1671, nadat der gemeente een algemeene opwekking te beurt gevallen was, voor het eerst het heilig Avondmaal werd gehouden. Hoe het daarbij toeging vertelt ons Koelman in zijn historisch verhaal, waarin wij lezen (bl. 100): „dat al een redelijk tal m.annen en vrouwen, jonge dochters en jongelingen gonden door malkander heen te loopen, te behuppelen en malkanderte omhelzen en te kussen, en zoo een uur tijds min of meer tol zweetens toe te samen te dansen, hetwelk zij oordeelden te zijn zuijverlijk door bewegingh van Godsgeest."

In 1672 begaf zich de gemeente van Herford naarAltona, en toen in 1674 Labadie gestorven was, vestigde zij zich op een dorp bij Leeuwarden. Onder de leiding van Yvon bereikte de gemeente haar hoogsten bloei. Zij werd in dien tijd versterkt door menschen die uit geheel Nederland en ook uit Oost Friesland afkomstig waren. En ofschoon de gemeente in 1772 geheel te niet ging, zoo is het toch gebleken dat de denkbeelden, door de Labadie verkondigd, bij velen diep wortel geschoten hadden. De gedachte: wij moeten voor ons zelven de besliste zekerheid hebben, dat wij overgegaan zijn uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht vóórdat wij tot de tafel des Heeren kunnen toetreden, heeft in Friesland en Groningen diep wortel geschoten, en het heeft veel moeite gekost en het kost nog steeds veel arbeid, om de gemeente van het onschriftuurlijke dier stelhng te overtuigen. Wij zouden het eerder eens zijn met die Christenen, welke, in den waan dat zij de volmaaktheid hier op aarde bereikt hebben, van geen avondmaalsviering willen weten. Die is voor de zwakken, voor hen die van verre staan; maar niet voor hen, die zoo sterk staan in het geloof als zij.

Het was ons echter niet bekend, dat ook in Oost-Friesland de invloed der Labadistische leer nog zoo sterk blijkt te zijn! Het verheugt ons dat uit het opstel in de Reformirte Kirchenzeitung blijkt, dat men aldaar van Gereformeerde zijde, er tegen ingaat, om de zuivere leer naar Gods Woord daar tegenover te stellen.

Zuid-Afrika. Een woord dat moed geeft.

Drie jaren lang moest in Zuid-Afrika de uitgave van Het Kerkblad gestaakt worden. De redactie doet den klaagtoon hooren, dat drie jaar geleden de kerk wel klein was, maar toch in bloeienden toestand verkeerde. Men klaagde wel over gebrek, doch het wordt hu gevoeld, dat dit klagen zonde was; nu is de kerk bijna een puinhoop. De school waarin de aanstaande dienaren werden opgeleid, was krachtig, zoodat men slechts sprak van uitbreiding; nu is zij zwak en bidt slechts om instandhouding. Als da belijders des Heeren in de slechts gedeeltelijk herstelde bedehuizen bijeenkomen, dan wordt de ellende des oorlogs eerst gevoeld. Als zij de honderden missen, die hun leven gaven voor de vrijheid van hun land, of de ledige plaatsen aanzien der vrouwen in de kampen gestorven, of de opene plekken op de catechisatiebanken, dan breekt hun het hart.

Geen wonder, dat dezen broeders zich toegeroepen hoorden : „waar is nu uw God ? " Het Kerkblad zegt hierna:

„Maar als de strijd iloorstredeu is, en de ziel heeft leeren verstaan, dat God getrouw is, en dat Hij zich nooit vergist; maar zijne groote raadslagen uitvoert met wijsheid en lietde, dan wordt het stil daar binnen. De aarde treurt onder de heerschappij der menschen kinderen, want in de wijsheid Gods wordt ook het geweld en de macht van satan op de aarde nog niet vernietigd. God kan er wel een einde aan maken ; maar Hij wil het niet. Hij weet zijn tijd.

Wanneer ge de menschenkinderen en vooral de gi ooien der wereld over de toekomst hoort spreken en bepalingen maken, die zoo zij zeggen voor altijd zijn zullen, dan zou men meenen dat de toekomst de hunne is, doch wij weten, dat „Hij, die in den hemel woont, zal lachen, de Heere zal ze bespotten". God weet zijn tijd.

Omdat wij dit nu weten, kunnen wij' ook tevreden zijn onder het Godsbesluur, afwachtende zijn werk, en inlusschen het werk doen dat Hij ons gegeven heeft.

Dit is nu voor ons zoo noodig te verstaan; donker als het Godsbestuur in de laatste drie jaren was. Nu leggen wij de hand op den mond en zwijgen, tegelijkertijd vragende: Heere, wat wilt gij dat wij nu doen zullen ?

Op die vraag kan een antwoord gegeven worden. Allereerst vraagt God van ons waarachtige vernedering. God heeft ons met schaamte overdekt; maar geen christen zal toch durven zeggen, dat wij die rampen niet verdiend hebben. Zelfbedrog was de hoofdzonde van ons volk. Wij meenden in deugd, geloof, getrouwheid, oj rechtheid, zedelijkheid en moed alle volken te overtreffen. Als de farizeër kwam bij menigeen het woord, zoo al niet op de lippen, dan toch in het hart: Heere, wij danken u, dat wij niet zijn als andere volken. Het masker van eigengerechtigheid is ons van het aangezicht geri-kt. Er zijn dingen onder ons volk openbaar geworden, die het hart doorboren, en ons dwingen ons diep voor God te verontmoedigen. Laat een iegelijk toch gevoelen dat hij

deel heeft aan de zonde van zijn volk en geslacht, dat als één lid lijdt al de leden lijden, dat ook wij door vroegere onverschilligheid den weg der verkeerdheid hebben gemakkelijk gemaakt.

Verneder u dan onder Gods hand en Hij zal u verhoogen.

Wat wij echter ten ernstigste leeren is, dat die vernedering waarachtig moet zijn. Er is niets gemakkelijker dan de leden der gemeente met de lippen schuld te laten belijden, vooral, te laten klagen over onze volkszonden. De zonden van anderen worden wel spoedig raak gezien en aan vrome woorden was ook gedurende den oorlog geen gebrek; maar wat wij eischen in den naam des Heeren is, dat een ieder zich in zijn binnenkamer voor God onderzoeke in hoe verre hij schuld heeft aan de rampen die ons volk getroffen hebben, opdat die vernedering moge leiden tot bekeering.

Die bekeering moet openbaar worden door het voortbrengen van vruchten der bekeering waardig. In ons huiselijk, maatschappelijk en kerkelijk leven moet er verandering komen. Het ware, innige Christendom moet te voorschijn komen. Onze huizen moeten waarlijk tempels worden waar de Heere wordt gediend. Zijn wij verarmd, is ons goed ons ontnomen; laat de hand aan het werk geslagen worden en God zal brood geven. Hij heeft het beloofd. Wij jaagden dikwijls rijkdom na en God heeft ons dien ontnomen en aan anderen gegeven; maar als wij wederkeeren tot Hem en in eerlijkheid en getrouwheid de hand aan den ploeg slaan, doen wat onze hand vindt om te doen, zal het verbrokene door God hersteld worden. Het is ook niet in den overvloed der goederen dat de mensch leeft. Wij erkennen, het geld is een vreeselijke macht, wij hebben dit in de laatste drie jaren ondervonden; maar het geloof overwint de wereld en is sterker dan alle rijkdom der aarde.

Als wij ons voor God stellen dan moeten wij ons ook schamen met betrekking tot de opvoe ding onzer kinderen. Hoe is het voor den oorlog gegaan? Velen lieten hunne kinderen bijna buiten onderwijs. En o, hoe velen, die hunne kinderen lieten onderwijzen, waren geheel onverschillig in welke scholen hun da onderwijs gegeven werd. Hoe velen der kinderen van ons volk werden niet opgevoed in de scholen der R. C. Kerk, of op plaatsen waar de Bijbel een gesloten boek was. Men zocht de gunst der wereld en de wereld heeft ons bedrogen.

God roept ons om het Christelijk Nationaal onderwijs ter hand te nemen, om op onze doopsbelofte te letten. Om uiet alleen toe te zien dat onze kinderen onderwezen worden, maar ook op te letten hoe zij worden geleerd. Nu is de tijd om er alles voor over te hebben. God heeft velen onzer arm gemaakt, want in zijne regeering heeft het Hem alzoo goedgedacht om dit te laten geschieden. Is het ook niet, omdat wij zoo dikwijls ons goed, als het voor den dienst des Heeren gevraagd werd, hebben geweigerd? Het twintigste gedeelte van het goed, nu door ons verloren, zou veel meer geweest zijn dan ooit van ons werd gevraagd voor den dienst des Heeren.

Zoo handelt God met zijn volk, en gelukkig als zijn volk het opmerkt. Dan is er hoop, ja verzekering van verlossing.

Ja, God regeert. Met dit woord beginnen wij wederom het werk der opbouwing. Moge God in den hemel het ons doen gelukken....

Over deze woorden van Prof. Lion Cachet zullen velen in den lande zich verblijden. Men heeft de Boeren overschat, dit blijkt uit het bovenstaande duidelijk. Maar dat zij nu to het besef zijn gekomen, dat zij zich zelven overschat hebben, en dat er nu vermaan komt om zich onder de hand Gods, die zoo zwaar op het land drukt, te vernederen, is een zaak die goede hoop geeft voor de toekomst.

Laat men in Nederland zich aan Zuid Afrika spiegelen. Op 31 Januari hebben wij eene voorloopige vermaning gehad, wat ons te wachten staat als binnenlandsche verdrukkers de overhand krijgen. Dan, wat de Heere genadig verhoede, kon ons ook wel eens veel meer af geëischt worden, dan wat men nu weigert voor de zaak des Heeren te offeren.

WiNCKEL

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juni 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juni 1903

De Heraut | 4 Pagina's