De Dijftienbe Centrale Diaronale Conferentie
der Gereformeerde Kerken dezer landen behoort reeds tot de geschiedenis.
Pas was Augustusmaand, de tijd van algemeene [verpoozing en rust, — die ditmaal aan velen groote teleurstelling bezorgd had, bij gebrek aan de noodige droogte en een behoorlijken graad van warmte — voorbij, toen op den tweeden dag van Herfstmaand tal van broeders d akenen uit alle deelen des lands te Amersfoort samenkwamen.
Was het, om bij het rijzen van den thermometer, die ons liefelijk en warm weder schonk, in tegenstelling van de koude en den regen der vorige maanden, zich te verlustigen in het hooren zingen van „de nachtegael van Amisfort", waarvan Vondel spreekt, of om, gelijk de Zutfensche officieren, een krans te leggen op de wereldberoemde kei ?
Wat het laatste betreft, om zich met officierenen studentengrappen op te houden, daarvoor zijn onze diakenen te ernstige menschen, en wat het eerste aangaat, het moge bijwijlen aangenaam zijn, een luisterend oor te leenen aan de schoone zangen van dien grooten dichter, onze diakenen hadden een ander doel.
Niettegenstaande de zorgen en beslommeringen van 't dagelijksche leven, voof veïön hunner, hadden zij zich opgemaakt om met elkander van gedachten te wisselen over tal van ernstige vraagstukken, hun ambt betreffende, die om oplossing roepen. En dat de ernstige vraagstukken ernstig werden behandeld, kwam vooral uit in de drukke discussie, die gevoerd werd. Het was soms een kruisvuur van woorden, en men streed alsof persoonlijk voordeel te behalen viel.
Letwel, wij beschuldigen niemand van persoonlijk voordeel of belang op het oog gehad te hebben! Dat zij verre! Maar wanneer men persoonlijk voordeel beoogde, behoefde men niet vuriger voor zijne meeuing uit te komen, dan nu soms geschiedde.
Het is voor schrijver dezes dan ook niet mogelijk, een geheel volledig en juist verslag te geven. Toch zullen wij, naar onze beste weten, de lezers van dit blad met het verhandelde op de hoogte trachten te brengen.
Waren wij de laatste jaren gewoon, dat het ruwe herfstsaisoen zijn onvriendelijkheid reeds deed gevoelen, wanneer wij ter Conferentie gingen, thans werkte het heerlijke zomerweder ongetwijfeld mede, dat er een opgewekte stemming heerschte. Jammer, dat van de meer dan 3000 diakenen onzer Geref. Kerken slechts een honderdtal waren opgekomen. De oorzaken daarvan zullen wel zeer verschillend zijn.
De een laat het uit gebrek aan tijd, een ander om de kosten, een derde uit onverschilligheid, enz.
Zonder direct met een verwijt tot de nalatige broeders diakenen te komen, willen wij onze hooggeachte Voorgangers, onze predikanten deze vraag eens voorleggen:
„Hebt gij de diakenen uwer Kerk ook opgewekt en aangemoedigd om onze vergaderingen te bezoeken, om door onderlinge bespreking eenigermate er toe te geraken, dat ook het diakenambt de plaats inneme, die naar Gods bestel daaraan is toegewezen? "
Zijt gij nalatig gebleven, denkt er eens ernstig over na en vervult ook in dezen uwen plicht, opdat ook in 't vervolg van u niet ter oneere, maar ter eere moge gezegd worden: „Zoo de predikant, zoo de kerkeraad, " dus ook de diakenen.
Doch ter zake.
De Conferentie kwam als vorige jaren samen in het Nieuwe Kerkgebouw aan de Langegracht, ook thans weder welwillend door den Kerkeraad afgestaan.
Eenvoudig en netjes was door de broeders diakenen te Amersfoort alles ingericht, zoodat wij van hen kunnen zeggen, wat Vondel van de stad zong:
„Hier wordt de vreemde van den gastvrije ingezetenen gewelkomt, recht en slecht en zonder dwase pracht." De Wel Eerw. Heeren A. M. Donner en H. Teerink hadden beide met de meeste bereidwilligheid, evenals voorgaande jaren, toegezegd de Conferentie van advies te dienen. Doch ook hier was het al weer teleurstelling. De mensch wikt, maar God beschikt. Ds. Donner mocht niet in ons midden zijn.
Door den dood zijns geliefden en alomhooggeachten vaders in rouwe gedompeld, was Z. Eerw. verhinderd in ons midden te zijn. Op des te hoogeren prijs werden daarom de tegen woordigheid van Ds. Teerink en de door Z. Eerw. gegeven adviezen gesteld.
Eene vergoeding niet alleen door het Comité, maar door de gansche vergadering zeer gewaardeerd, ontvingen wij in den jeugdigen predikant te ^yormerveer, Ds. J. H. Jonker, die als afgevaardigde ter vergadering tegenwoordig, zich door woord en adviezen een plaats in het hart
van vele broederen heeft verworven. Z.Eerw. ook in het vervolg op onze Conferentiën te ontmoeten, zal ons zeer aangenaam zijn.
I. Opening der Vergadering.
Te ruim tien uur werd de vergadering door den voorzitter, br. G. Struik van Enkhuizen, die hoewel een weinig ongesteld, toch den ganschen dag trouw op zijn post bleef, geopend. Na het zingen van Ps. 66 vs. 2 en het lezen van Luk. 10 vs. 25—37 ging de Vice-Voorzitter, br. G. Terhaak van Alkmaar, der vergadering voor in 't gebed.
De Voorzitter, verhinderd een officieel welkomstwoord uittespreken, heette allen hartelijk welkom en sprak den wensch uit, dat wij een gezegenden dag van den Heere mochten ont vangen en dat ónze bespreking veel vruchten mocht opleveren voor de arme broeders en zusters aan onze zorgen toevertrouwd.
Ds. Teerink deelde daarop mede, dat Ds. Donner door de bekende droeve omstandighe den tot zijn leedwezen niet kon tegenwoordig zijn, en stelde daarom voor, een commissie af te vaardigen ten einde onzen hooggeachten adviseui: te condoleeren. Na eenige bespreking, waarbij gevoelvolle woorden werden geuit over het heengaan van den eminenten doode en diens beteekenis voor Kerk en Vaderland, werd op voorstel van den Voorzitter eenparig besloten de Comitéleden Von Meyenfeldt en Janse als deputatie namens de Conferentie af te vaardigen. Deze broeders voldeden in de pause aan hun opdracht, en deelden der vergadering mede, dat onze in droefheid nedergezeten adviseur de deelneming der broederen met groote erkentelijkheid ontvangen had.
II. Lezing der Notulen en Presentielijst.
Door den Secretaris werden daarna de notulen der vorige Conferentie gelezen en zonder eenige aanmerking door de vergadering onder dankbetuiging aan den Secretaris, gearresteerd.
Br. Spier van Amsterdam maakte naar aanleiding van de gelezen notulen de opmerking, dat hoewel de arbeid der Commissie in zake het tot stand komen van een eigen Diaconaal Orgaan schijnbaar vruchteloos was geweest, door het niet aannemen van de voorstellen door die Commissie ten vorigen jaren gedaan, toch die arbeid in zooverre een gewenscht gevolg had gehad, dat wij thans een Diaconaal Correspondentieblad bezaten, waarin de belangen van het Diaconaat werden besproken. Dankbaar voor hetgeen wij daarin ontvangen hadden, konden toch onderscheidene broeders hun betuiging van leedwezen niet onderdrukken over een bekend artikel in No. 2 van dit blad, en nog altijd is men wachtende, dat de hooggeachte redacteur daarop ridderlijk terugkome en onze diakenen in eere herstelle.
Uit het lezen der Presentielijst bleek, dat 40 Diaconiën door 63 afgevaardigden, benevens een 40 tal hospitanten waren vertegenwoordigd.
III. Voorziening in de Vacaturen,
ontstaan door de periodieke aftreding van de broeders C. F. Von Meyenfeldt van Amsterdam, G. Terhaak van Alkmaar, H. Wind van Groningen, en R. Broekhuizen van Meppel.
Da Voorzitter benoemde als commissie van stemopneming de br.'s Van Haselen van Amersfoort, Onck van Arnhem en Spits van Zaandam. Juist zou deze commissie haar arbeid aanvangen, toen op voorstel van br. Slothouber van Zetten de aftredende broeders bij algemeene acclamatie opnieuw herkozen werden.
Punt V. VI en VII. Medische hulp.
Nu kan punt IV der Agenda in behandeling genomen worden, doch daar een der rapporteurs nog niet ter vergadering was, werden eerst de vraagpunten betreffende de medische hulp in bespreking gebracht.
Punt V. „Wat is ten opzichte van de medi sche hulp aan de behoeftigen gewenscht:
a. iedere (n) behoeftige de vrije beschikking te geven over den arts en den apotheker zijner (harer) keuze,
b. met een bepaalden dokter en apotheker een contract te sluiten,
c. een accoord aan te gaan met het gemeentebestuur,
d. de geheele geneeskundige hulp wegens gebrek aan middelen over te laten aan het Burgerlijk armbestuur? " Middelburg C.
Punt VI. „Hoe hebbén de Diaconiën in 't algemeen de medische hulp ingericht?
Breukelen.
Punt VII. „Mogen de armen vrij blijven in de keuze van een geneesheer of heeft de Diaconie het recht hen te verwijzen naar een door haar aangestelden dokter, ot naar den geneesheer, die van wege de burgerlijke Gemeente met de armen praktijk belast is? "
Assen.
(Wordt vervolgd.)
Namens het Comité,
R. BROEKHUIZEN, Secretaris.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 13 september 1903
De Heraut | 4 Pagina's