GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De eilanden zullen mij verwachten”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De eilanden zullen mij verwachten”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[ADVENT].

Want de eilaoden zullen Mij verwachten, en de schepen van Tharsis vooreerst, om uwe kinderen van verre te brengen, hun zilver en hun goud met hen, tot den naam des HEEREN uws Gods, en tot den Heilige Israels, dewijl Hij u heerlijk gemaakt heeft. Jesaja 60 : 9.

Wie van de kust van het Heilige land westwaarts koers zet, verliest zich welhaast in een zee van eilanden zonder tal. Cyprus, Rhodos, Kreta, ook uit Paulus historie overbekend, zijn er de grootste van, maar de middelgroote en Ideinere eilanden krioelen in getale zonder eind van Afrika's kust tot Constantinopel; en ver achter die strakke lijn komen dan nog die machtige eilanden, die zica om Italië slingeren; een positie die er al te zaam toe geleid had, om, als men in Israel bedoelde van Europa te spreken, het niet Europa te noemen, maar zonder nadere aanduiding te gtva.%e.nvt.ix: De eiland

Als dus de Heere in Jesaja 60 : 9 zegt: De eilanden gullen Mi/verwackten", óm doelt dit de verwachting die in óaa werelddeel, in Europa, reeds lang vóór Christus geboorte werkte, en die er toe leiden zou, om uit Atië de komst van den Heiland te begroeten.

Die verwachting was heel anders dan in Israel. In het Heilige Land toch was de komst van den Messias opzettelijk eeuw na eeuw aangekondigd, aangekondigd in steeds duidelijker trekken; in ons werelddeel daarentegen bleef die verwachting meer het karakter van een heimwee der volkeren dragen. Het was een gewaarwording dat 't zoo niet langer kon, dat andere tijden komende waren, en dat uit 't Oosten 't licht over Europa zou opgaan.

Het best verstaat ge dit, zoo ge de apostolische missie met ónze tegenwoordige Zending vergelijkt. Paulus, een man alléén, slechts nu en ' dan verzeld van enkele helpers, trekt in twee, drie jaar eerst heel Klein-Azië, en straks heel he Zuiden van Europa door. In minder dan geen tijd verrijzen dank zij dien tocht allerwegen Kerken van Christus, ten slotte ook in Rome. Van die enkele steden uit gaat 't Evangelie heel 't land in. En eer wie nadachten zich helder rekenschap van 't gebeurde konden geven, sloeg al meer de geest der bevolking om, en was het Ctuistendom een macht in land na land geworden. Dit nu was alleen daaraan te dan-' ken, dat er destijds in die landen geestelijke honger was, en die geestelijke honger is't, dien Jesaja aldus uitdrukte, dat alles „wachtende" was op den Heere. Xen gang van zaksn zoo heel and«B dan bij de latere zending, die uit Europa zich naar Aiie keerde. HierUi joirt dat af­ mattende worstelen met 't ontbrekm ran dta gecitelijken honger, schier enkel self voldaanheid, zoo nieti van „een wachten op den Hcere.”

In dat wachten op den Heere, die komen zou, wortelt de Advenis-gedtciAe, die pas in de 6e eeuw vaster vorm aannam; later breed werd uitgewerkt; zoo tenslotte tot een geloofsconflict leidde; en deswege onder ons. Gereformeerden, geen ingang meer vond. Alleen onze Kerken lieten die viering glippen. Het mocht niet worden, zoo oordeelde men onder ons, gedurende de hooge ieestenreeks den Zaligmaker bezitten, dan hem weer kwijtraken, om zoo tenslotte eerst in November weer het heimwee naar het Kerstfeest te doen opkomen. Christus moest eiken dag en eiken nacht ons bezit zijn. Nooit en nimmer mocht onze ziel, na den Heiland eens ontvangen te hebben, weer van Hem scheiden. En daarom kon er niet wel plaats zijn voor een terugkeer telken jare van de gedachte, dat ons hart, van den Christus vervreemd, nog pas het heimwee naar den Heiland poogde te kweeken. En dit niet ten onrechte. Er was ook op dit punt misbruik ingeslopen, en tegen dit misbruik keerde zich volkomen juist ons protest.

Zóó echtier was volstrekt niet de oorspronkelijke bedoeling geweest. Advent beteekent: de komst van den Christus, en hierbij dacht men zich drieerlei komst des Heeren tot het creatuur. De eerste komst was zijn komen tot Bethlehem; de tweede was zijn komst ten gerichte; en ds dadt n^iiiyaVoaat tot het hart dtt geloovigen. Mocht men zich nu in dit alles niet indenken, dan moest natuurlijk ook het Kerstfeest wegvallen, gelijk bet ia Schotland hiertoe dan ook kwam. Bij gematigden zin daarentegen staat er toch waarlijk niets aan in den weg, dat we bij het naderen van het groote Kerstfeest terugleven in den toestand van ons menschelijk geslacht voor Bethlehem. Dat ws, de komst des Heeren tot Bethlehem herdenkende, den ernst van ons geloof verhoogen, door weer in te leven in de gedachte, dat de eerste komst van Christus tot de Kribbe vanzelf zijn tweede komst ten oordeel insluit. En bovenal, dat de komst van den Heiland tot de wereld ons persoonlijk niet bieten kan, zoo ze niet gevolgd wordt door de persoonlijke komst van Jezus tot ons eigen hart.

Het kan dan ook niet anders, of de prediking van bet Evangelie in de laatste weken voor het groote Kerstfeest houdt zich toch altoos met de komst des Heeren, en dit is zijn Advent, bezig. Skchts loopt, wie dit zonder leidende gedachte onderneemt, steeds 't gevaar dat hij zijn hoorders verwarre. Vandaar de vrucht die 't geven kan, zoo wat de Kerk van ouds doorleefde, ook op ons zinnen en peinzen mag nawerken, en dan is er zeer zeker niet licht een vruchtbaarder gedachte tot de gemeente te brengen, dan het verwachten van den Heiland in al zijn stadion en vormen.

Ook persoonlijk gaat dit door. Misleide toch niemand zich zelf door zich in te beelden, dat er ook in zijn eigen gemeenschapsleven met den Heiland nimmer wisseling in temperatuur zpu plaats grijpen. Alle band van zielsgemeenschap kan innig warm, kan gewoon, en kan lauw wezen. Zelfs tusschen ouders en kinde reu ontwaart ge telkens zulk verschil. Er zullen oogenblikken zijn, dat een moeder geheel in lieÜe voor haar kind opgaat; dan weer zullen er uren komen, dat ze aan haar kind nog wel denkt, maar toch vol is van allerhande andere zorgen; en soms zelfa kannen er oogenblikken komen, dat ze haar kind zoo goed als vergeet. En zoo vergaat 't ons bij alles. Zoo is 't tus schen vrienden. Zoo is 't tusschen man en vrouw zelfs. Zoo is 't overal en op elk terrein, waar de ziele des menschen zich door den Uefdeband met anderen voelt saamgestrengeld. En zoo is 't dan ook voor wat aangaat onzen zielsband aan Jezus. Ook. in deze liefde zullen er uren zijn, dat 't ééa jubelen en één glorie in ons hart is; dan weer zal allerlei anders beslag op ons leggen; en zelfs zullen er uren kunnen uitreden die ons tfnder onzen Heiland vinden.

Zelfs dieper moet dit opgevat.

Ook geneel afgescheiden van de temperatuurswisseling in deze onze liefde, die uu allerlei wisselende omstandigheden en bedgtaeden van zelf voortvloeit, is er in het geloofsleven, zoo 't echt is, een allengs zich verdiepen, ook een zich verdiepen van het saamleven met onzen Heiland. Dat voelt men van achter pas. Wie als jeugdige van jaren zijn Heiland werd toegebracht, kon zich nauwelijks inbeelden, dat hij niet reeds aanstonds den vollen Heiland bezat. Dat komt daardoor, dat zulk een jeugdig persoon nog de nooden van zijn eigen ziel niet ter helfte kent, en daarom evenmin verstaat wat Jezus nog in hem te vervullen heeft. Gaat nu zijn geloofsleven al voort en verder, dan ontwaart hij allengs, dat er nog een geheel verborgen terrem b zijn zielsleven is, dat evenmin buiten Jezus kan, en toch nog niet door den Heiland vervuld werd. Het is dan, alsof zijn geloofsleven zich in verdiepingen uitzet. Voor wat nu de gemeenlijk bewoonde verdieping aangaat, vond hij zijn Heiland, en bleef hem niets te wenschen over. Maar sinds ontwaart hij, hoe er nog lagere verdiepingen in zijn geloofsleven zijn, £e nog onbevredigd bleven, en uit die lagere diepten hoort hij dan allengs een geroep opgaan, of ook en. daarin zijn Heiland mocht indalen. Daar toch was ook wel de „verwachting" reeds, maar nog op niet de „vervulling". En is bij die periode dan weer door, zoodat ook in die tweede verdieping de weelde van zijn Heiland indaalde, dan ontwaart hij op zijn ouden dag, dat er nog een derde, nög diepere verdieping daarbeneden lag, en ook uit die diepte hoort hij weer het roepen opkomen van een ziel die haar HeiUnd verwacht. En zoo gaat 't door en voort. Altoos een nieuw verwachten, en altoos weer rijker vervulling. Tot straks de ingang in het Vaderhuis komt, en dan eerst wijkt alle heimwee.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1912

De Heraut | 4 Pagina's

„De eilanden zullen mij verwachten”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1912

De Heraut | 4 Pagina's