GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. C. RULLMANN. EEN NAGEL IN DE HBILIGI PLAATS. De reformatie der kerk in de XlXe eeuw. Reveil en Afscheiding. Amsterdam. W. Kirchner, I9I3.

II.

Verreweg beter dan met het schetsen van den REVEIL dunkt mij Ds. RULLMANN met het schetsen van de AFSCHEIDING te zijn geslaagd.

Reeds de teekening van haar vóórgeschiedenis mag, wat betreft de §§ over het Reglement van 1816, over SCHOTSMAN, en over: de Conventikels of Gezelschappen, gelukkig heeten.

Ook in deze vóórgeschiedenis echter merkt men periodiek-werk voor zich te hebben. Zoo in de §: ongeoorloofde samenscholingen.

Bedoeld zijn daarmee de artikelen 391—394 van het, door BILDERD^K, zooals RULLMANM hier herinnert, vertaalde Napoleontische Strafwetboek, in welke artikelen van ongeoorloofde vereenigingen en samenscholingen van meer dan 20 personen wordt gesproken.

Nu was het zeker een goede gedachte op die artikelen, wier toepassing bij de Afscheiding zulk een treurige rol heeft gespeeld, reeds hier te wijzen. Goed ook, dat RULLMANN, ter kenschetsing van het misbruik dier artikelen, hier schrijft, dat „ofschoon «ij gemaakt waren ter voorkoming van opstand, en zij sedert de Fransche overbeersching geheel in onbruik waren geraakt, ze na de invoering van de Synodale Organisatie van 1816, op aanstoken van de kerkbesturen, toch weer in rechten toegepast werden, maar au om de conventikels der vromen als ongeoorloofde samenscholingen strafbaar te stellen; wat nochtans in lijnrechten strijd was met de Grondwet, die vrijheid van godsdienstoefening waarborgde". Dat bij dan in deze § over: „ongeoorloofde aamenkomsten" ook vertelt van het door de overheid uiteendtqven van conventikels en het veroordeelen van oefenaars wegens het voorgaan op gezelschappen, is hier zeker op zijn plaats. Dat hij het daarbij o. a. over het veroordeeld worden van VijOEBOOH en het uiteendrijven van diens gezelschappen heeft, is evenzeer volkomen in den haak. Maar minder in den baak is, dat hij heel de geschiedenis van VIJGEBOOM hier „invoegt”.

„In Zeeland”, zoo leest men op p. 65, werden de oefeningen reeds in 1818 met kracht tegengegaan; vooral in de Axelsche gemeente, waar de Kerkeraad was afgezet, omdat hij zich niet aan de Synodale verordeningen onderwerpen wilde, en waar de Gereformeerde oefenaar Johannes Willem Vijgeboom, vroeger landbouwer, en geboortig uit Schiedam, een vrij talrijken aanhang om zich heen verzamelde". £n dan wordt verder meer dan een derde gedeelte van de § „ongeoorloofde samenkomsten" aan VIJGEBOOH en zijn zaak gewijd, 'n Onderwerp, dat men toch onder dit opschrift niet licht zou zoeken.

Ook het lang niet onverdienstelijke Ve hoofdstak, dat veel meer geeft dan het opschrift: KOHLBRÜGOE VAN DEN KANSEL GE­ WEERD; dat vrijwel een levensbeschrijving is van K0HLBRÜG6E en dan ook eindigt met de vermelding van zijn dood op 5 Maart 1875, — zou, indien R's boek uit één stuk ware, zeker niet door hem zijn geschreven. In een geschiedenis van de AFSCHEIDING toch kunnen mannen als KoHLBRüoGE, LEDEBOER en BUDDING niet anders geteekend dan als figuren van het tweede plan.

Terecht zijn dan ook de laatste twee door R. slechts ter loops in zijn boek besproken.

Met dit aUx dit Ve hoofdstak, zij het dan ook 'n hors d'oeuvré, niet onverdienstelijk. Onder meer trof mij wat R. schrijft op p. 77: „Bovendien kende hij alle soorten van geloovigen in ons land bijzonder goed, en vormde als 't ware een overgang tusschen de Btjbelgeloovigen en de bevindelijke geloovigen. Want terwijl Da Costa het vrome volk wel aan de heerlijkste tafels leidde, maar hen niet aan het eten bracht, liet Kohlbrugge hun de spijze en drank des eeuwigen levens ook smaken en proeven".

Dan, al is R, schetsen van de Afscheiding, doordat het periodiek-werk is gebleven, te mozaiek-achtig, toch kan men zich, ook wat de vóórgeschiedenis dezer reformatorische beweging betreft, er wel een beeld uit vormen.

Alleen maar, men moet dan de hier en daar verspreid liggende stukjes zelf samenvoegen.

Zoo schrijft hij, wat ik in mijn vorig artikel reeds citeerde, op p. 63, in de § van de „gezelschappen": „en uit deze oefeniogen is in het begin van de negentiende eeuw de herleving der Kerk opgenomen".

Zoo vind ik op diezelfde pagina in het begin van de § „Bilderdijk en het vrome volk" dezen passus, die mij sterk herinnert aan wat ik ergens bij DR. A. KUYPER heb gelezen: „Toen de koude adem van het Rationalisme over ons land streek, heeft God het fijne plantgewas der Gereformeerde belijdenis uit den lichtglans van het maatschappelijk leven weggedragen naar de kelders van ons volksleven, waar het, ofschoon vergeeld en verschimmeld, toch voor versterving bewaard bleef en lijn natnnrlijke leveniwarmte behield”.

En zoo ook hl de § uit h. VI waarin R., onder den titel „Een wonder Gods", den door den Reveil zeker wel het meest van alle „vaderen der Scheidbg" beinvloeden SCHOLTE ten tooneele brengt —op p. 95, 'deze teekening van de „nachtschool", die aan de „oude waarheid" gehecht bleef”:

„Die „nachtschool" vond men over het gansche land verspreid. Er waren echter ook bepaalde streken, waar zij geheel overheerschend was. Zoo'n streek nu was ook het Land van Heus den, in Noord-Brabant. Een steil-rechtzinnige bevolkmg, gezet op een gemoedelijke prediking met een lange toepassing, vulde daar Zondag aan Zondag de kerkgebouwen. Verkleefd aan het oude, en afkeerig van al het nieuwerwetsche, hadden de meeste gemeenten in deze streken de Evangelische Gezangen met weerzin ontvangen en evenzoo de nienwe verordeningen, die sedert de Synode van 1S16 werden ingevoerd.”

Ook nog een anderen factor van de AFSCHEI­ DING verzuimt R. niet, al had het wat nadrukkelijker en meer gesouligneerd gekund, te vermelden.

Ik bedoel de innige gemoedsovertaiging van dezen, op het stuk van „gereformeerd kerkrecht" allesbehalve, maar in den Bijbel en den Cathechismns bijzonder ervaren, door den invloed der „oude schijvers" pariteinsch getinte vromen, „dat het zoo met de Kerk niet langer kon.”

Na de voorgeschiedenis komt R. dan in h. VII tot zijn schetsen van de AFSCHEIDING zelf.

In dit en de nu volgende hoofdstukken is hij het best op zijn dreef.

Deze hoofdstukken zijn de meest interessante van zijn boek.

De „Vaderen der Scheiding": DE COCK en SCHOLTE, BRUMMELKAMP, VAN VELZEN, GEZELLE MEERBURG en VAN RAALTE en hun volgelingen, worden hier in hun strijden en lijden met een blijkbaar sympathiek gemoed en vaste hand door den schrijver geschetst.

Een martelaarsgeschiedenis als de negentiende eeuw in Nederland geen tweede heeft gezien.

Deze hoofdstukken zijn ook voortreffelijk gedocumenteerd.

Ofiicieele stukken zijn geraadpleegd en opgenomen, en tal van bijzonderheden, ook minder bekende, zijn cdgespeurd en vermeld.

De idee van de SCHEIDING doet R. goed uitkomen, waar hij de aclt van Afscheiding of Wederhtering van 13 October 1834 wel niet in extenso, maar dan toch in hoofdzaak op p. 146 afdrukt en dan zegt „Uit dit opschrift blijkt at aan stond8, dat de onderteekenaars hun afscheiding beschouwen als een wederkeering tot de leer, de tucht en den dienst der Gereformeerde Vaderen".

Uit dit stuk zelf moge al gemis van inzicht blijken in de onderscheiding tusschen de plaat selijke gereformeerde kerken en de Synodale organisatie waar zij in gezet waren. Maar, dat men ook in '34 te ULRUM niet anders bedoeld heeft dan reformatie van de plaatselijke kerk, en, wijl het „Nederlandsche Kerkbestuur" die reformatie tegenhield, met dat „Nederlandsche Kerkbestuur" brak, om dus tot refomatie te komen — blijkt uit dit stuk op het duidelijkst.

R. zet zijn geschiedenis der AFSCHEIDING voort tot op de „erkennin door de Regeering", en verbaalt dan hoe in 1838 de gemeente van Utrecht, onder leiding van SCHOLTE, tot een CHRISTELIJKE AFGESCHEIDEN GEMEENTE werd.

In een laatste § spreekt hij over de tweedracht, scheuring en hereeniging. Daarin handel hij over de inwendige verdeeldheden, die na 1836 onder de broederen onstonden; en over de hereeniging in 1869 met de GEREFORMEERDEN ONDER HET KRUIS op de Syuode van MIDDEL­ BURG, toen, als naam voor de nu vereenigde kerkengroepen, werd aangenomen: CHRISTELIJK GEREFORMEERDE KERK.

Dit boek van Ds. RULLMANN is, vooral wat de AFSCHEIDING betreft, al heb ik tegen de door hem gevolgde methode ook enkele bedenkingen, een aanwinst voor de historische van ons gereformeerde volk.

Hij heeft er zich aanspraak mee verworven op de waardeering van alle leden der Gereformeerde Kerken in Nederland en ook daar buiten.

Verlangend doet dit eerste boek uitzien naar het tweede wat hij belooft te geven, en waarin hij — bij een eersten drnk kan dat wel niet anders, — onder denzelfden titel: EEN NAGEL IN DE HEILIGE PLAATS, schetsjes van KERKHERSIEL en DOLEANTIE zal geven.

Het is ook mqn overtuiging, dat met dit werk „inzonderheid ons jonger geslacht, dat zelf noch de Afscheiding, noch de Doleantie mee doorleefde, en gevaar loopt het reformatorisch beginsel van beide bewegingen uit het oog te veruezen" — goede diensten kan worden bewezen,

RULLMANN schrijft zóo, dat hij zijn lezers die beweging doet meeleven, omdat hij haar voor hen doet herleven.

De aantrekkelijkheid van het boek wordt nog verhoogd door zijn voortreffelijke typographische uitvoering en door de talrijke portretten van de mannen van den REVEIL en der AFSCHEIDING. Wijl er van DE COCK geen goed portret besuat is, zooals R. in een noot op p. 105 schrijft, „ter vergoeding daarvoor een afbeelding van de Ned. Herv, Kerk te Ulrum, waarop DE COCK zoo lang mogelijk het recht der plaatselijke kerk heeft gehandhaafd, — tegenover het titelblad geplaatst”.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1913

De Heraut | 4 Pagina's