GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ouders of getuigen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ouders of getuigen?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

Het zal na de uitvoerige getuigenissen, die we een vorig maal hebben aangehaald, wel niet twijfelachtig wezen, dat de stelling: kinderen van ouders, die nog geen bel^denis des geloofs hebben afgelegd, mogen niet gedoopt worden, Indepeudentistisch, maar niet Gereformeerd is. Wanneer een man als Hoornbeek, die op het gebied der controvers een keurmeester en ^jnproever is als niet één onzer Gereformeerde theologen, juist in die stelling het kenmerkende verschil ziet tusschen de Gereformeerden en de Independenten, dan maant dit zekef tot voorzichtigheid, om niet zonder zeer ernstige en afdoende redenen de oud-Gereformeerde lijn te verlaten en op het pad der Independenten over te gaan. En al hebben we geen oogenblik geaarzeld te erkennen, dat onze Gereformeerde Kerken in de dooppractijk soms te toegevend zijn geweest en de grenzen niet altoos scherp genoeg hebben getrokken, toch mag dit an de andere zijde er niet toe leiden, om a i|; reacde daartegen, zooals de ladepsa-g enten deden, het recht op den doop alleen k oe te kennen aan de kinderen van ouders, l ie belijdenis des geloofs hebben afgelegd. r e gulden middenweg tusschen te groote h oegevendheid en te groote strengheid moet C ok hier worden bewandeld. Eenerzijds mag v de Kerk de heiligheid des Verbonds niet o prijs geven, maar anderzijds mag ze ook w aan de barmhartigheid en genade Gods geen g perken stellen, die niet door Gods Woord h geeischt worden. Dit is het standpunt onzer w vaderen, dat ook wij wenschen in te nemen l en dat ons voorkomt in de practijk het A veiligst te wezen.

Toch zou dit beroep op onze Gereformeerde vaderen en de door hen gevolgde practijk niet afdoende wezen, wanneer hetzij rechtstreeks uit Gods Woord, hetzij uit hetgeen onze Gereformeerde Kerken zelve aangaande de doop belijden, kon worden aangetoond, dat het door hen ingenomen standpunt niet juist was. Blinde volgelingen van onze Gereformeerde vaderen z^n we niet. Al zoeken we telkens de banden met het historisch verleden op, en al wllenwe met het diepe inzicht in Gods Woord, dat God onzen vaderen geschonken heeft, winste doen, beslissen doet voor ons alleen Gods Woord. Het Calvinisme van onzen tijd heeft 1 een eigen taak en roeping van God ontvangen, en de overgeleverde erfenis heeft het te aanvaarden alleen onder benefice van inventaris, d. w. z. alleen onder voorwaarde, dat het in dien overgeleverden schat mag keuren wat zuiver goud is, uit de goudmijn van Gods Woord opgedolven, en wat b^mengsel is van menschel^ke inzichten en gedachten. Het deert ons zelfs niet, dat we daarom beschuldigd worden een nieuw-Calvinisme te huldigen, zooals o. a. Prof. Eerdmans en Dr. Hylkema beweren en ook van Confessioneele zgde ons wel nagegeven wordt; we gelooven, juist omgekeerd, dat we de glorieuze tradition onzer vaderen niet beter voor onzen tgd kunnen handhaven, dan door naar hun eigen beginsel alleen af te gaan op Gods Woord als den eenigen onfeilbaren rege van ons leven en geloof.

Onderzoeken we daarom thans wat Gods Woord ons aangaande deze zaak leert, zoo spreekt het wel vanzelf, dat een rechtstreeksche en duidelgke uitspraak hierover in het Nieuwe Testament niet te vindenis. Wie zich aan de letter vastklemt, komt ook hier bedrogen uit. Het Nieuwe Testament spreekt over den doop der kinderen nergens, en laat zich dus nog veel minder uit over de vraag, aan welke kinderen de doop bediend mag worden. De vroegere Doopsgezinden en de talrijke secten In onze dagen, die den doop der kinderen verwerpen, staan, wanneer de Utter beslissen moet, sterk. Voor wie iets dieper nadenkt, zal dit zwijgen van het Nieuwe Testament over den kinderdoop echter niet bevreemden. Vooral in onze dagen Is het besef steeds meer doorgedrongen, dat men al wat het Nieuwe Testament aangaande den toestand in de eerste Christel^ke Kerk ons mededeelt, te beschouwen heeft uit het oogpunt der Zending, Onze vaderen gevoelden dit zoo sterk niet, omdat zi^ aan de Zending weinig deden, daardoor in de Zendingsgedachte niet inleefden en het Nieuwe Testament veeleer beschouwden als een soort handboek, hoe het In een welgeordende Kerk moest wezen, dan als een historische teekening, hoe door de Mending de Kerk van Christus onder de heidenen is geplant geworden. Thans echter, nu de Zendingsijver onder alle Christelijke volkeren. Is ontwaakt en de Zendingsgedachte daardoor zooveel meer de hoofden en harten In beslag heeft genomen, is een geheel nieuw licht op de geschiedenis der Christelpe Kerk In het Nieuwe Testament gevallen. Dieper hierop door te gaan, gedoogt het bestek van deze artikelen niet; het is voldoende er op te wijzen in verband J met het vraagstuk van den doop, om duidelijk te maken, waarom het Nieuwe Testament aangaande den kinderdoop ons niets zegt. Het is toch duidelijk, dat een Kerk, die Zending drijft onder heidenen, In de eerste en voornaamste plaats haar arbeid richt op den doop van volwassenen. Heel het karakter van de Zending brengt dit mede. Haar doel is niet de Kerk te doen groeien, maar haar te planten, niet haar muren op te trekken, maar het fundament te leggen, niet haar te ontwikkelen, maar haar te stichten. In de Zendingsberichtcn leest ge dan ook voortdurend, dat door de prediSng van het Evangelie weer zooveel personen uit het heidendom bekeerd z^n en, na hun geloof beleden te hebben, gedoopt z^'n geworden, maar van kinderen, die gedoopt worden, hoort ge niet. Niet, dat daarom b^ de Zending kinderdoop in het geheel niet voorkomt; wanneer een vader en moeder tot het Christendom overgaan, dan zullen allicht ook hun kinderen, wanneer ze nog jong zQn, mede gedoopt worden, zooals ook het Nieuwe Testament ons meermalen verhaalt van ouders, die met hun gezin den doop hebben ontvangen. Maar wat voor de Zending belang heeft, waarom het haar In de eerste plaats te doen is, waarop bg haar alle nadruk valt, is niet die doop van de kinderen, maar de doop der volwassenen. Zoo nu is het ook in het Nieuwe Testament, en dit kon niet anders z^'n, omdat het Nieuwe Testament altoos over den Zendingsarbeid van de Apostelen en van hun medehelpers spreekt. Daaruit af te leiden, dat de kinderdoop aan de Apostelen onbekend of door hen afgekeurd zou wezen, zou even dwaas z^'n als wanneer men uit de practijk onzer zendelingen afleiden ging, dat de Christelijke Kerk in onze dagen den doop der kinderen veroordeelde. Maar daaruit volgt dan ook, dat het Nieuwe Testament aangaande het hier besproken vraagstuk ons geen licht geven kan. Natuurlijk werd geen enkel heiden anders gedoopt dan na bel^'denis des geloofs te hebbea fgelegd, en voorzoover hun kinderen tnede edoopt werdeti, wa.'tn ddi, wetterdaad inderen van ouders, die bei^enis des gg. oofs hadden afgelegd. De vraag kanalleen gzen, of beide ouders belijdeass moeste ebben afgelegd en door den doop in (jj hristelijke Kerk moesten zijn opgenomen oordat hun kinderen den doop konden ntvangen, of wel dat het voldoende was anneer één der beide onders geioovig «as eworden. Apostolische praclgk nu schijnt et geweest te zijn, dat het voldoende as, wanneer éen der beide ouders ge. oovig was; het geheele betoog toch vaa den postel Paulus in I Cor, 7 : 14 steunt op eze Apostolische practijk. Dat de onge. oovige man of ongeioovige vrouw in den eloovigen echtgenoot „geheiligd" is en het uwelijk daarom niet ontbonden behoefde te worden, leidt de Apostel af uit het al. gemeen erkende feit, dat de kinderen uit zulk een huwelijk geboren als „heilig" werden beschouwd, en er kan, waar het hier te doen is om een bepaalde uitwendige handeling of teeken, waaruit bleek, dat de gemeente deze kinderen als heilig beschouwde, wel niet anders gedacht worden dan aan den doop. Niet ten onrechte hebben onze Gereformeerde vaderen uit dit wootd van Paulus niet alleen het goed recht van den kinderdoop afgeleid, maar daaruit ook tevens de conclusie getrokken, dat voor het recht op den doop het voldoende was wanneer één der ouders geioovig was' Maar verder kan men niet gaan. Van eea belijdenis des geloofs, die vóór het Avondmaal moest worden afgelegd, is in het Nieuwe Testament natuurlijk nergens sprake, Wie volwassen gedoopt wordt, legt dij bel^denis des geloofs vóór den doop af en wordt daardoor tegelijk tot het Avondmaal toegelaten, gelijk ook nu nog b^ ieder geschiedt, die op later leeft^d den doop ontvangt. Eerst toen de kinderen dezer ouders groot waren geworden en nu tot hel Avondmaal verlangden te worden toegelaten, kon de vraag opkomen, of ook z^ niet belijdenis des geloofs hadden af te leggen, De belijdenis des geloofs toch was b^ die personen aan hun doop niet vooraf gegaan, en waar de belijdenis des geloofs, die eea der meest essentieele stukken der Chrlste-Igke religie is, toch niet ontbreken mociit, daar was het als vanzelf sprekend, dat IE belijdenis daarom, waar ze b^' den doop niet voorkwam, nu b^ de toelating tot bet Avondmaal gevraagd werd. Tot op zekere hoogte kon men zich hiervoor zelfs beroepen op hetgeen ook met de discipelen van Christus zelf Is geschied. Al z^a deze discipelen niet als kind, maar eerst op volwassen leeftijd gedoopt, aan dien doop was een bü^dcaia van hun geloef in CMlus niet vooraf gegaan. Eerst nadat ze dooi Johannes gedoopt waren, zijn ze leerlingn van Christus geworden, en pas nadat » maanden lang door Christus onderwezei waren, hebben ze bij monde van dei Apostel Petrus openlijk hun geloof ii Christus beleden. Er schuilt in dit voorbeelil ongetwijfeld een analogie met hetgeen ook thans geschiedt bij de toelating tot htl Avondmaal. Maar al kan op deze grondel het recht der Kerk om van een iegelijk, die als kind gedoopt Is, op later leeflijii bel^denls des geloofs af te eischen, «el betwist worden, toch mag . niet vergeten worden, dat het Nieuwe Testament m zulk een belgdenis des geloofs vóór hel Avondmaal nergens spreekt en ook niet spreken kon. Dat alles toch behoort toteei tweede periode, als de gemeente eeomial gevestigd is, de gedoopte kinderen nu 1 groeien, en volwassen geworden zijnde, totiitl Avondmaal begeeren toegelaten te worden, Over dlè verdere ontwikkeling handelt bel Nieuwe Testament niet. En nog veel miDdei kon daarom In het Nieuwe Testament de vraag aan de orde komen, hoe men daatni, als de derde generatie geboren werd, mtl deze kinderen zou te handelen hebben, en J of cok zij recht op den doop haddea, zelfs wanneer hun ouders nog geen belgdenis dü geloofs hadden afgelegd. Het Nieuwe !«• tament verplaatst ons in een Zendingsgc' meente, waar de doop der volwassenen 0; belgdenis des geloofs regel is, omdat dt gemeente door de prediking onder df heldenen gesticht moest worden. HetI ons hier en daar even als terloops zi dat ook de „gezinnen" van deze petsoi mede gedoopt werden, en de Apostel bero zich bij een lastig conscientiegeval op d: lgemeene practijk, dat de kinderen gedoofl worden, ook wanneer slechts één der oudeis geioovig is. Maar verder gaat het Nle"»' Testament niet. Onze vaderen hebbea daa' om bij het vraagstuk, dat ons hier W houdt, zich niet op het Nieuwe, maat cf het Oude Testament beroepen. Met we J. recht dit geschied Is, zal in een volge'' j artikel worden aangetoond.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 maart 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Ouders of getuigen?

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 maart 1913

De Heraut | 4 Pagina's