GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het doctoraat.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het doctoraat.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Van een doctoraat als afzonderlijk kerkelijk ambt is derhalve in onze Gereformeerde Kerken nooit sprake geweest. En dit geldt niet alleen van de Gereformeerde Kerk in Geneve en in ons vaderland, maar evenzeer van de Gereformeerde Kerken in Erankrijk, Schotland, Duitschland, en waar ze zich elders oök mogen bevonden hebben. Niet één dezer Kerken heeft er aan gedacht een kerkelijk doctoraat in het leven te roepen.

Wel hebben deze Kerken algemeen erkend, dat de dienst der doctoren voor de Kerken nuttig en noodzakelijk was, en daarom hebben ze op het voetspoor van Geneve's Kerkenordening dezen dienst der doctoren dan ook onder de «kerkelijke diensten* opgenomen, maar ze verstonden daaronder niets anders dan, gelijk onze Kerkenorde het uitdrukt, de «professoren in de Theologie«. Zepperus, de eerste Gereformeerde Canonicus, "die een Politia Ecclesiastica schreef, verklaart dan ook op pag. 292, dat het onderscheid tusschen den dienst der predikanten en dien der doctoren daarin bestaat, dat de predikanten optreden in de Kerken, de doctoren in de Scholen.

De eenige uitzondering hierop vormt de Schotsche Kerkenorde, die onder den naam van The Second Book of Discipline door de Synode van 1578 is vastgesteld. Want al wordt ook hier uitdrukkelijk gezegd, dat men onder dezen dienst der doctoren »de orde der Scholen, Colleges en Universiteiten« verstaat, toch gaan daaraan eén drietal artikelen vooraf, die over een ander soort doctorenambt in de Kerk zelve handelen. Met dit doctorenambt wordt echter niet anders bedoeld, gelijk breedvoerig verklaard wordt, dan wat wij zouden noemen de «catechiseermeesters*. Van een wetenschappelijken titel of ambt is hier dus geen sprake ; de taak hun opgedragen, was alleen »om de jeugd den Catechismus en de eerste grondbeginselen der Christelijke religie te onderwijzen*. Dat zulk een catechiseermeester hier onder den titel van kerkelijk »doctor* optreedt, is alleen daaruit te verklaren, dat in de oude Christelijke Kerk de presb)ters, die onderwijs aan de catechumenen gaven, «doctores audentium*, d. w. z. leermeesters der catechisanten, werden genoemd. De Schotsche Kerkenorde heeft zich bij dit gebruik der oude Christelijke Kerk willen aansluiten, en eenig bezwaar bestaat hier oo"k niet tegen, wanneer men dan maar wel in het oog houdt, dat de naam doctor hier natuurlijk niet anders zeggen wil dan onderwijzer. Zooals ook onze Kerkenorde onder den dienst der doctoren mede begrijpt de schoolmeesters op • de lagere school, omdat deze den Catechismus aan de kinderen onderwijzen. Maar met een kerkelijk doctoraat, zooals men dit thans wel ter sprake heeft gebracht, heeft dit alles natuurlijk niets te maken. Laat men deze ééne uitzondering derhalve rusten, dan blijkt, dat onze Kerken onder dezen «dienst der doctoren* in engeren zin nooit anders verstaan hebben dan de professoren in de Theologie. Het is daarom een dwaasheid, de voorstelling te geven, alsof dit doctorenambt tot dusverre in al onze Kerken ontbroken zou hebben en eerst in onze dagen zou moeten ingesteld worden. Onze Kerkenorde verklaart immers uitdrukkelijk, dat deze «doctoren* de professoren in de Theologie zijn, en aan zulke professoren in de Theologie heeft het gelukking onze Kerken noch vroeger noch nu ontbroken. Het «doctorenambt* van onze Kerkenorde heeft steeds in onze Gereformeerde Kerken bestaan.

Alleen zou de vraag nog kunnen opkomen, met welk recht de Kerk deze professoren in de Theologie onder hare «kerkelijke diensten* heeft opgenomen. Natuurlijk zou dit een ongerijmdheid geweest zijn, wanneer deze professoren in de Theologie in geen de minste relatie tot de Kerk stonden, zooals bijv. thans het geval is met de professoren in de Theologie aan de Rijksuniversiteiten. Dit is echter zeker nooit de bedoeling van Calvijn en evenmin van onze Gereformeerde vaderen geweest. Wanneer ze de professoren in de Theologie onder de «diensten der Kerk* opnamen, dan geschiedde dit juist met de bedoeling om daardoor uit te spreken, dat een zeker verband tusschen deze professoren in de Theologie en de Kerk onmisbaar was.

Niet, dat daarom hetzij bij Calvijn hetzij bij onze vaderen de zonderlinge idee is opgekomen, dat de geïnstitueerde Kerk zelve de Theologie zou moeten onderwijzen; dat de Kerk daarvoor kweekscholen zou moeten oprichten en dat aan haar alleen het recht zou toekomen om aan deze kweekscholen professoren te benoemen, die dan in dezen «dienst der doctoren* zouden opgenomen worden en een zuiver kerkelijk karaker zouden dragen. Hiervan is bij hen zelfs geen zweem of spoor te ontdekken. Calvijn heeft te Geneve geen kerkelijk seminarie opgericht, maar een Akademie, waaraan ook onderwijs zou worden gegeven in de Letteren, Rechten en Medicijnen, en de stichting dezer Akademie ging niet van den Kerkeraad, maar van de Overheid te Geneve uit. Ook in ons vaderland hebben de Gereformeerde Kerken er nooit aan gedacht, voor dezen «dienst der doctoren* een kerkelijke kweekschool in het leven te roepen, maar hebben ze bij de Overheid er op aangedrongen, dat deze Gereformeerde Universiteiten zou stichten, waaraan" deze doctoren als professoren zouden optreden. En in de Kerkenorde van Schotland wordt e; venzoo bij den «dienst der doctoren* een breed plan ontwikkeld om een viertal Gereformeerde Universiteiten door de Overheid te laten stichten. Zelfs mag geen oogenbUk de gedachte opkomen, dat dit destijds wel niet anders kon, omdat de Overheid alleen rijk genoeg was om zulke scholen te onderhouden, of dat de-Overhcid alleen het recht had om het jus promovendi te verleenen. Te Geneve is de Akademie juist niet gesticht op kosten der Overheid, die er zelfs geen cent voor bijdroeg, maar heeft Calvijn gezorgd, dat het geld door vrijwillige gaven bijeenkwam, en het promotie-recht heeft de Akademie te Geneve nooit bezeten, omdat dit recht haar door een stedelijke Overheid naar de geldende rechtsbegrippen dier dagen niet verleend kon worden.

Het denkbeeld om de opleiding van de dienaren der Kerk — waartoe deze «dienst der doctoren" mede dienen moest — aan een kerkelijke kweekschool of seminarie te laten plaats vinden, is dan ook niet uit de kringen der Reformatie, maar uit de Roomsche Kerk afkomstig. Het is het Concilie van Trente geweest, dat bevreesd voor den antikerkelijken invloed, die van de Universiteiten in die dagen uitging, de oprichting van een seminarie in elk bisdom heeft gelast, en wilde, dat daar voortaan de opleiding harer geestelijkheid zou plaats vinden. Ongetwijfeld is het aan de Roomsche Kerk gelukt, door de oprichting dezer seminariën een boUverk op te werpen tegen den vrijeren geest, die aan de Universiteiten heerschte en de opleiding harer geestelijkheid zoodoende geheel in haar eigen handen te houden, maar ze is daardoor tegelijk ook de oorzaak geworden, dat de Theologische faculteiten aan de Universiteiten allengs aan het kwijnen zijn geraakt; de Theologie van de Universiteit heeft zich naar de kweekschool verplaatst; waarvan het gevolg weer was, dat de invloed, die van de Theologie op heel de wetenschap, haar ten goede, had kunnen uitgaan, nu aan de Universiteiten onttrokken werd en deze daardoor steeds meer aan het Rationalisme werden prijsgegeven.

Juist dat nu hebben Calvijn en onze Gereformeerde vaderen niet gewild, en daarom hebben ze er nooit aan gedacht zulke seminaria op te richten. Niet omdat dit denkbeeld hun onbekend was; ze zagen in de Roomsche Kerk, hoe deze seminaira bloeiden en welk een machtige invloed van deze Kweekscholen uitging; maar omdat ze principieel een andere opvatting hadden van de taak der Theologie. Het voor de Kerk door de Kerh — het beginsel, dat aan deze seminaria ten grondslag lag — hebben ze welbewust als onjuist verworpen. Indien de Theologie alleen dienen moest om dienaren voor de Kerk te kweeken, dan zou voor dit Roomsche beginsel zeker veel pleiten. Maar juist dat betwistten onze Hervormers, en terecht. De Theologie diende niet alleen voor de Kerk en de opleiding harer predikanten, maar voor heel de wetenschap, en voor heel het intellectueele leven van het volk. Wat Christus tot zijn discipelen gezegd heeft: gij zijt het licht en het zout der wereld, geldt ook ten opzichte van de Theologie. Als wetenschap der geopenbaarde kennisse Gods behoort ze aan de School der wetenschap, om met het licht van Gods Woord alle andere wetenschappen voor te gaan en te dienen. De Theologie in een kerkelijk seminarie op te sluiten, kwam daarom nooit bij hen op. Ze wilden integendeel, dat de Theologie de eereplaats zou innemen, die haar toekwam, aan de School der wetenschap, om zoo voor heel de wetenschap tot een zegen te zijn.

Maar even beslist als ze daarom tegen het oprichten van kerkelijke kweekscholen waren, en ijverden voor de oprichting van Gereformeerde Universiteiten, waaraan de Theologische faculteit zou verbonden worden, even beslist hebben ze geëischt, dat deze Theologische faculteit niet los van de Kerk zou komen te staan. Het gevaar, dat Rome door de oprichting harer seminaria te ontkomen zocht, hebben onze Gereformeerde vaderen zeer goed ingezien, maar de veiligheidsklep lag voor hen daarin, dat ze de professoren in de Theologie niet geheel los en zelfstandig naast de Kerk lieten optreden, maar hen als 't ware in het kerkelijke kader zelf opnamen, door hen te vereenzelvigen met wat zij noemden den «dienst der doctoren".

En dit was waarlijk niet een vage, niets zeggende term, waarmede aan deze professoren alleen een zeker kerkelijk etiquet werd opgedrukt, maar het was een< 5f^? «j, f/, waaruit voor de practijH zeer verstrekkende gevolgen werden afgeleid. Aan de eene zijde leidden ze hieruit af, dat wanneer deze professoren in de Theologie als »doc-

toren der Kerk« ook voor de Kerk een dienst hadden te vervullen, de Kerk dan bij hunne benoeming ook gekend moest worden, en deze professoren voorts onderworpen moesten wezen aan de kerkelijke censure. Te Geneve zelf geschiedde de benoeming der professoren door de Overheid, maar steeds op voordracht van de »Compagnie venerable", en Voetius zegt uitdrukkelijk, dat al hoort de eigenlijke aanstelling der professoren aan de Scholarchen of Curatoren toe, deze benoeming toch niet ge'-^ schieden mag sine consilio Ecclesiae, d. w. z.' zonder daarover vooraf de Kerk te raadplegen. En hoezeer onze Kerken er op gestaan hebben, dat de professoren in de Theologie, wanneer er suspicie rees over hun rechtzinnigheid, aan de Kerken verantwoording schuldig zouden wezen, is genoegzaam bekend uit den strijd met Arminius en de voorstellen, later inzake dit onderwerp door de S)'node van Dordrecht aan de Overheid gedaan. Het is juist op cfit cardinale - punt, dat de groote strijd gestreden is tusschen de Libertijnsche regenten en onze Gereformeerde vaderen. Het waren de Libertijnsche regenten, die steeds beweerden, dat de Kerk niets te maken had noch met de benoeming der professoren noch met de tucht over de professoren, omdat de professoren alleen in dienst van het land stonden. Onze Gereformeerde Kerken hebben tegen deze opvatting steeds geprotesteerd; daarom hebben ze in hun Kerkenorde het doctorenambt als een »dienst« onder de andere diensten der Kerk opgenomen en daarmede tegenover de Libertijnsche opvatting het beginsel gehandhaafd, dat de professoren in de Theologie mede in den dienst der Kerken stondeji.

Maar waar de Kerken zoo het nauwe verband handhaafden tusschen School en Kerk, en op grond van het beginsel, dat het ambt der professoren in de Theologie tegelijk een kerkelijke dienst was, dan ook eischten, dat de Kerk mede gekend zou worden bij de benoeming dezer professoren, en deze professoren subject zouden wezen aan de kerkelijke censure, daar hebben de Kerken ook aan de andere zijde getoond, dat ze dezen »dienst der doctoren« niet alleen als een titel, maar als een realiteit opvatten, door aan deze professoren in de Theologie dan ook het recht te schenken op de Generale Synodes te komen, niet zooals thans om daar als adviseerende leden dienst te doen, waartoe de Synode natuurlijk ieder kan uitnoodigen, maar als leden der Synode met concludeerende stem. Ook hier werkt weer de oorspronkelijke idee van Calvijn na, dat de professoren in de Theologie als «doctores Ecclesiae* een ambt en roeping hebben voor de Ecclesia universalis, de algeraeene Kerk. Ze hooren daarom niet thuis in den gewonen Kerkeraad, evenmin op de classicale vergaderingen, maar ze behooren wel op de Generale Synodes te komen, waar de Kerk in haar geheel vergadert. En op deze Generale Synodes nemen ze, gelijk dan ook te Dordrecht in 1618 en 1619 geschied is, een eigen plaats in en vormen een eigen college, naast de colleges der afgevaardigden van de verschillende landen en provinciën. In het corpus ecclesiasticum, het lichaam, dat heel het kerkelijk leven omvat en representeert, behooren deze professoren in de Theologie, die den »dienst der doctoren« vervullen, thuis, nemen ze een eigen plaats in en moeten ze daarom ook op de Generale Sj'node verschijnen met keurstem.

Zoo hebben onze Gereformeerde vaderen dezen dienst der doctoren opgevat. Ze hebben daardoor op uitnemende wijze eenerzijds gehandhaafd dat de Theologie niet mag opgesloten in een kerkelijke kweekschool, maar thuis hoort in de algemeene school der wetenschap, omdat daar haar door God bestelde plaats is. Van het Roomsche seminarie-idee is bij hen geen spoor te ontdekken. Maar tegelijk hebben ze den band, die tusschen de Theologie en de Kerk bestaat, op keurige wijze weten te leggen, door deze professoren ' in de Theologie als doctoren der Kerk in den «dienst der Kerk« op te nemen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Het doctoraat.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1914

De Heraut | 4 Pagina's