GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Dr. A. BRUMMELKAMP. EEN MONUMENT VOOR HiLDEBRAND.

Op dit belangrijk artikel van slechts even vijf bladzijden, door den geachten schrijver geplaatst in het Maart-nummer van BLOESEJI EN VRUCHT, wil ik hier, óok ora de actualiteit van het daarin behandeld onderwerp, alsnog de aandacht vestigen.

«Gelukkig! de nagedachtenis van BEETS«, 7, 00 begint het, »leeft dus nog voort in 't geheugen van ons volks. En dan vertelt Dr. BRUiM.MEi, KAf.rp al spoedig, dat »in September, — BEETS lievelingsseizoen, dat hij met omvelkbare bloemen en blaren overstrooid heeft, — het dankbare Nederland BEETS honderdsten geboortedag wil vieren". Ook het denkbeeld van een monument voor HILDEBRAND en wel in den Haarlemmerhout, acht hij sa! even gelukkig". In verband daarmee wijdt hij eenige welgekozen woorden van hooge waardeering aan de CAMERA, shet jeugdwerk van den, toen hij het schreef, nog geen vijf-en-twintig-jarigen BEETS ; het onsterfelijke boek, dat het ondanks ons kleine debiet tot zijn 2Sste uitgave heeft gebracht".

»Maar", zoo merkt de heer BRUMMELKAMP terecht op, »de CAMERA is toch niet de geheele BEETS" en dan teekent hij, met maar enkele, doch juiste trekken, BEETS óok als taalman en taalvorscher, als dichter bovenal, als den schrijver van de sStichtelijke uren", als den prediker »wiens schoone stembuiging aan zijn woorden een dubbele bekoring gaf". En na dus BEETS, den veelzijdige, te hebben geschetst, spreekt hij uit wat hij op zijn hart heeft en waar het met zijn »Bloesera en vruchtsartikel eigenlijk om gaat.

»Is het nu, met dit alles voor oogcn, niet geoorloofd, ja noodig, te wijzen op een gevaar, dat deze Hildcbrand-huldiging tegen.onzen wil over ons zou doen komen ? « Dat gevaar is dan, »dat wc, uitsluitend aan de CAMERA denkende, den veelzijdigen BEETS eenzijdig zouden doen opgaan in HILDEBRAND. «

Naar BRUMMELKAMP'S meening is, gelijk trouwens reeds uit het schrijven van zijn artikel blijkt, dit gevaar verre van denkbeeldig. Voor deze zijn meening beroept hij zich op PROF. CIIANTEPIE DE LA SAUSSAVE, die in zijn biographic van BEETS zegt, dat het reeds bij de huMiging van den zeventigjarige, in 1884, eenige moeite inliad, om BEETS niet te doen overschaduwen door HILDEBRAND.

Dit nu zou, indien het thans werkelijk gebeurde, „indien nu van een voorbarige Hildebrandhuldiging het ongewenschte gevolg ware, dat door het tegenwoordig geslacht van den eigenlijken BEETS met zijn vollen, rijken inhoud, geen ol te weinig notitie werd genomen", — tot groote schade zijn van de algemeene geestesontwikkeling.

BRUMMËLKAMt' tvaclit het gevaar, dat hij op het oog heeft, met zijn artikel ook di^rom té keeren, wijl dan »tegenover de nagedachtenis van den dichter een onvergetelijk misdrijf zou zijn gepleegd*. Immers, zoo als hij met de stukken aantoont, „valt BEETS letterkundige bloeitijd toch ongetwijfeld eerst lang na de CAMERA".

En eindelijk dreef hem tot het schrijven van zijn : EEN ÏMONUMENT VOOR HILDEBRAND ook, „dat BEETS zelf dat toekennen van den voorrang aan HILDEBRAND niet zou hebben goedgekeurd".

Op het einde van zijn temperament-vol artikel zegt DR. BRUMMELKAMP: ïNeen, aan zulk een halveering van BEETS doen wij niet mee. Wij deelen onze groote mannen niet in tweeën. Zooals God ze ons gaf, zooals ze onder ons hgbben gewerkt en gewandeld, hebben wij ze lief en houden wij ze in eere«.

Het wil ook mij voorkomen, dat het wijzen op het gevaar dat bij de voorgenomen Hildebrandhuldiging dreigt, èn geoorloofd èn noodig is en dat wij DR. BRUMMELKAMP dankbaar mogen zijn, dat hij en, dat hij het zoo góéd heeft gedaan.

2. J. J. KNAP CZN., Ned. Herv. Predikant te Groningen. IN DE SCHUILPLAATS. Een bundel meditatiën voor stille uren. — Kampen — J. H. Kok — 1913.

Met dit boek heeft de hervormdv; predikant van GRONINGEN, van wien ik hier vroeger ook andere werken mocht bespreken, onze stichtelijke Uteratuur niet alleen vermeerderd, maar ook verrijkt.

»De stille uren, die men bij de tegenwoordige levensjacht slechts met moeite kan uitsparen, doch waaraan de behoefte zich in onzen tijd van oplevende mystiek dagelijks krachtiger doet gevoelen, zijn stellig onmisbaar, zoo men voor geestelijke en zedelijke inzinking bewaard wenscht te blijven".

Aldus Ds. KNAP.

Ik ben het goed met hem eens, dat onze tijd weer staat in het teeken van de mystiek, en ik, die de kil-koude winterdagen van een alle werelden levensraadsels oplossend intellectualisme ook heb meegemaakt, verheug )nij over de weer oplevende mystiek als over het, op lente-zonnedag, uit wintersche verstarring zich weer losmakend natuurleven.

Bij vele onzer tijdgenooten. Ds. KNAP weet dit ook wel, is echter de weer s> oplevende mystiek*, niet meer dan het, bij onbekeerde zielen, weer herleven van het religieus gevoel, door intellectualisme en moralisme schier vermoord. Nu is zeker de ontmoeting met ook zoo'n mystiek mensch mij heel wat verkwikkelijker dan die met een, de zinnelijke en ook boven-zinnelijke dingen, alsof het de stukken van een kinderbouwdoos zijn, in elkaar zettend »verlicht« rede-mensch; heel wat verkwikkelijker ook dan de ontmoeting met zoo'n, op den duur criantvervelend, al of niet in «morale indépendante* doend, zijn medemenschen eeuwig becritiseerend plichten-mcnsch.

Maar, bij zóo'n mysticus is mijn vreugde over het herleven van zijn religieus gemoedsleven toch niet ongemengd. Want, als ik al heel gauw merk, dat zijn gemoedsontroering zich verbindt aan de gewaanvording van wat hij noemt: hèt Oneindige, hèt Absolute, dan ben ik beducht voor zijn ziel.

Mystiek toch is geen specifiek christelijkverschijnsel.

Ongemengd is daarom alleen mijn vreugde over de in onzen tijd ook onder de Christenen weer oplevende mystiek. Daarover en dat doet ook Ds. KNAP en doen allen, die de christelijke religie, naar haar subjectieve zijde, verstaan in haar onderscheiden ongescheidenheid van het zich in voelen, denken en willen verbijzonderend zieleleven, — daarover verheug ik mij als over een blij-bezonden groenenden Paaschmorgen, die mij weer »herleven«, maar ook en wel allereerst én vooral het herleven predikt van mijn op dien, zeker goeden, maar toch ook zoo droeven Vrijdag gestorven Jezus, die

.... stond weer op ons tot gerechtigheid, Toen 't derde licht rees uit de kiniinen.

Want opleven van ware, echte mystiek is eerste of vernieuwde ontroering van het religieus gevoel, bij de gewaarwording der aanbiddelijke deugden van den eenige waarachtigen God; is de verborgen omgang mèt, en de innige genieting van Hem, den God van het Woord. Déze mystiek wurdt dan ook alleen gevonden bij hen, die uit en door den levenden Jezus hebben ontvangen dat eeuwige leven hetwelk reeds hier in hun wedergeboorte begint, en dat is een kennen, zij het ook nog een ander kennen, dan het bloot verstandelijke, van den eenigén waarachtigen God en. Jezus Christus, dien Hij gezonden heeft.

• Zeker, en gelukkig ook, herleeft in onzen tijd van sweer oplevende mystiek» ook déze mystiek.

De vraag naar de «Meditatie*, de zich op het sinnige leven met God« richtende overdenking van 'n Bijbelwoord, is er een bewijzend teeken van.

Het schrijven van zulke Meditatie's is een kunst, al wordt zij helaas! ook wat licht beoefend.

DR. A. KUVPER, die ten onzent deze kunst, — want zij is 'n knnst en wel een zeer hooge en moeilijke, al begrijpen vele Meditatie-schrijvers dat zoo niet, — wel niet heeft uitgevonden, is er toch, zoo door aanleg als vaardigheid, 'n meester in.

Of Ds. KNAP den Meditatie-schrijver van DE HERAUT in deze kunst als zijn cher maïtre erkent, weet ik niet. Wel weet ik, dat velen van wie men dit niet zoo zou verwachten, dit doen. Toen ik in den vorigen zomer bij een roomschen priester op de studeerkamer zat, toonde dezt mij, met 'n »zie-je! je kunt van 'm leeren«, een bundeltje van KUYPER'S Meditaties.

En van Ds. KNAP, den gereformeerden prediker in de Hervormde Kerk te Groningen, is dit zeker nog eerder te verwachten.

Dan hoe dit zij, de lezing van zijn IN DE SCHUILPLAATS, dezen bundel van, ook wat letterkunst betreft, keurige 30 Meditaties, is voor mij een voldoende grond voor het hierboven uitgesproken oordeel, dat Ds. KNAP dit genre van stichtelijke lectuur niet alleen, gelijk tegenwoordig zoo velen doen/ heeft vermeerderd, maar ook heeft verrijkt.

Ook KNAP toont, dat het hem in de kunst van Meditaties-schrijven, en wel voor Christenen van onzen tijd, noch aan aanleg, noch aan vaardigheid ontbreekt.

Ik kan dit waarlijk opbouwend boek dan ook van harte ter lezing en herlezing »in stille uren* aanbevelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 april 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 april 1914

De Heraut | 4 Pagina's