GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Doctoraat.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Doctoraat.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI.

Noch het Oude noch het Nieuwe Testament bieden dus eenigen grond voor het beweren, dat de opleiding van de Kerk zou moeten uitgaan. En toch zou, wanneer hier van een beginsel sprake was, het bewijs daarvan klaar en duidelijk uit de Schrift moeten geleverd worden. Want andere beginselen, dan die aan Gods Woord hun gezag ontleenen, kennen we op kerkelijk terrein niet.

Het was daarom volkomen juist gezien van de voorstanders der kerkelijke opleiding, dat zij het pleit niet hebben gevoerd op grond van historische rechten of van. het practische voordeel van de Kerk, maar zich telkens weer beroepen hebben op Gods Woord. Ware dit beroep juist, dan zou metterdaad ieder Gereformeerde, hoe warm voorstander hij ook wezen mocht van de Universitaire opleiding, in de conscientie verplicht wezen om de Theologie voor de Kerk op te eischen en aan de Kerk alleen de opleiding der a. s. Dienaren des Woords toe te vertrouwen. Stilzwijgend zulk een beroep op Gods Woord voorbij te gaan, en te doen alsof men 't niet gehoord heeft, mag daarom onder Gereformeerden niet. Het is om die reden, dat we de voorbeelden en teksten uit de Heilige Schrift, waarop deze broeders zich beroepen, nog eens nauwkeurig hebben nagegaan, en aangetoond hebben, waarom hun beroep op deze Schriftuurplaatsen o. i. niet opgaat. Hun fout was, dat ze uit het oog hadden verloren de gansch bijzondere omstandigheden, waaronder de Apostolische Kerk, ook wat de opleiding tot het ambt aangaat, optrad, waarom het zeker niet geoorloofd is uit zulke exceptioneele verhoudingen een blijvenden regel voor de Kerk aller eeuwen af te leiden.

Toegegeven echter, zoo zal men zeggen, dat de Schrift ons geen Goddelijk gebod aangaande de eigen opleiding geeft, ligt het dan niet in den aard der zaak, dat, waar de Overheid thans geen professie meer doet van de Gereformeerde religie en zij de »Scholen", die voor de opleiding tot den Dienst des Woords noodig zijn, niet meer »onderhouden* kan, de Kerk thans zelf deze opleiding ter hand moet nemen, en daarvoor kerkelijke scholen in 't leven moet roepen? Ook onze Gereformeerde vaderen hebben, wanneer de Overheid vijandig stond tegenover de Gereformeerde religie en haar scholen daarom voor de Kerk onbruikbaar waren, zulke kerkelijke kweekscholen opgericht, en niemand kan dus beweren, dat de Kerk haar bevoegdheid te buiten gaat, anneer ze dit ook thans opnieuw doet. n waar ge op de historie der Gereforeerde Kerken u beroepen hebt, zoo voegt men ons toe, daar staat het toch wel vast, at onze Gereformeerde vaderen het recht om zulke scholen op te richten, wel hebben toegekend aan de Christelijke Overheid, en wanneer deze dit niet deed, desnoods aan de Kerk, maar dat ze dit nooit hebben gedaan aan «particuliere vereenigingen".

Laat ons hierop in de eerste plaats mogen antwoorden, dat we er geen oogenblik aan gedacht hebben om aan de Kerk het recht te betwisten, wanneer de nood daartoe drong, zelf opleidingsscholen voor hare ambtsdragers in het leven te roepen. Al zijn School en Kerk twee onderscheiden terreinen, en al behoort het oprichten en onderhouden der scholen niet in eigenlijken zin tot de roeping der Kerk, toch wil dit zeker niet zeggen, dat de Kerk onder bepaalde omstandigheden de zorg voor deze Scholen niet op zich mag nemen. Ook het oprichten van hospitalen en het aanstellen van medische doctoren behoort zeker niet tot de eigenlijke roeping der Kerk en toch kan de Kerk in een heidensch land, waar het Evangelie gebracht moet worden, zulk een medischen dienst wel instellen. Evenzoo behoort ook het geven van lager onderwijs zeker niet tot de eigenlijke roeping der Kerk, maar dit belet niet, dat onze Kerken in Indië lagere scholen onderhouden, om door het volksonderwijs het Christendom ingang te doen vinden bij de bevolking. Er zijn dingen, die de Kerk nooit doen mag, gelijk Voetius terecht heeft opgemerkt, omdat ze met den geestelijken aard der Kerk in strijd zijn, zooals het aanwerven van krijgstroepen en het voeren van oorlogen om de religie te verdedigen; en onze Gereformeerde Kerken in Nederland hebben tijdens de worsteling met Spanje daarom volkomen terecht geweigerd aan het verlangen van Prins Willem te voldoen, om haar organisatie te laten gebruiken voor krijgsdoeleinden. Maar het verplegen van kranken, het geven van Christelijk onderwijs en zoo ook de opleiding van de a.s. Dienaren des Woords zijn geen zaken, die op zichzelf met het geestelijk karakter van Christus' Kerk in strijd zijn. Zelfs mag de Kerk niet alleen deze zaken ter hand nemen, maar kan ze ook geroepen wezen om dit te doen. Evenzeer als onze Gereformeerde vaderen kerkelijke kweekscholen in het leven hebben geroepen te Emden en te Londen, toen in ons land de Hoogescholen onbruikbaar waren voor de opleiding en het zenden naar buitenlandsche Hoogescholen te veel geld zou hebben gekost, zoo is het ook volkomen te begrijpen en te billijken geweest, dat in de vorige eeuw, toen de Hoogescholen dóór het ongeloof overheerd werden, de Kerken, die prijs stelden op haar belijdenis, liever dan hare studenten aan den invloed van dit ongeloovig onderwijs bloot te stellen, zelf kerkelijke kweekscholen hebben opgericht. Zoo is niet alleen in Nederland gehandeld, maar evenzeer in Zuid-Afrika en Noord-Amerika. Het was niet, omdat men een kerkelijke kweekschool de eenige juiste wijze van opleiding achtte, of oordeelde, dat de Kerk alleen' bevoegd was om theologisch onderwijs te geven, maar omdat men noodgedrongen wel tot het oprichten eener eigen kweekschool moest overgaan, omdat de invloed, die van het onderwijs aan de Landshoogescholen uitging, voor de Kerk verderfelijk was gebleken. En al zijn we niet blind voor het gevaar, dat verbonden is aan deze opsluiting der Theologie in een kerkelijk seminarie, en al gelooven we, dat daardoor de invloed van de Kerk op het volksleven geen geringe schade lijdt, zooals in Noord-Amerika reeds al te duidelijk gezien wordt, toch waardeeren we de beginsel-trouw, die uit de oprichting dezer scholen sprak. Metterdaad, indien de keuze niet anders stond dan óf de opleiding aan de Universiteiten te laten doorgaan, maar dan met het droeve gevolg, dat straks heel de Kerk door het ongeloof vergiftigd zou worden, óf de Universitaire opleiding prijs te geven en zich terug te trekken in een kerkelijke school ten einde de belijdenis der Kerk te kunnen handhaven, — dan zou ook voor ons geen oogenblik twijfel bestaan, of de laatste weg moest door de Kerk worden bewandeld.

Intusschen is het vraagstuk geheel anders komen te staan, sinds door de goedheid Gods aan ons volk een Hoogeschool is geschonken, die op den grondslag der Gereformeerde beginselen staat en met name wat haar Theologische faculteit betreft, aan de belijdenisschriften der Gereformeerde Kerken is gebonden. Wel is het waar, dat deze Hoogeschool niet uitgaat van de Overheid, maar van een particuliere Vereeniging, doch voor de Kerk kan dit principieel toch geen verschil maken. Indien de opleiding een plicht en roeping der Kerk ware, zou de Kerk deze opleiding evenmin aan de Overheid als aan een particuliere Vereeniging mogen overlaten, want de Overheid heeft evenmin een kerkelijk ambt als particuliere personen. En wat de waarborgen betreft, die zulk een Hoogeschool voor het Gereformeerd karakter van haar onderwijs geeft, behoeft het toch heusch geen betoog, dat de Hoogescholen, die in de 16e eeuw door de Overheid opgericht ^ijn, al deed de Overheid toen professie van de Gereformeerde religie, nooit zooveel waarborg voor de handhaving der belijdenis hebben opgeleverd als thans de Vrije Universiteit. De Overheid heeft toen telkens hoogleeraren aan deze Universiteiten benoemd, - ook in de Theologie, die met de belijdenis der Gereformeerde Kerken het Volstrekt niet eens waren, en heeft aan de Gereformeerde Kerken voorts eiken invloed op de benoeming dezer professoren geweigerd. Terwijl de Vrije Universiteit al spoedig na hare stichting met de Gereformeerde Kerken in een contractueel verband is getreden, waar-

bij overeengekomen werd, dat niet één professor in de Theologie benoemd zou worden, zonder dat de Kerk, wat de zuiverheid zijner belijdenis betreft, hem gekeurd en goed bevonden had.

Nu is het zeker waar, dat de gedachte om zulk een Gereformeerde Hoogeschool door een vereeniging van particuliere geloovigen te laten oprichten, bij onze vaderen niet is opgekomen. Het particuliere initiatief werkte daartoe in die dagen nog te zwak; de vrije actie der burgers was toen nog te weinig tot ontwikkeling gekomen. Het was de Christelijke Overheid, die destijds voor de volksbelangen zorgde, ook voor de Hoogescholen, en wanneer de Overheid dit niet deed, of deed op een wijze, die tegen de geloofsovertuiging der Kerk inging, dan schoot er dus niets anders over, dan dat de Kerk deze taak van haar overnam.

Maar wanneer men op dien grond, aan de historie ontleend, aan particuliere vereenigingen het recht zou willen ontzeggen om zulke scholen op te richten, en meenen zou, dat bij ontstentenis van een Overheid, die voor zulke scholen zorgt, alleen de Kerk bevoegd zou wezen deze scholen te stichten, dan zou deze conclusie toch veel te ver gaan en daarmede feitelijk een vernietigend vonnis worden gesproken niet alleen over de Vrije Universiteit, maar over heel de Christelijke actie van onze dagen. Het is toch een der kenmerkende verschijnselen van onzen tijd, dat de actie der particuliere geloovigen in den dienst van Gods Koninkrijk zich zoo sterk ontplooid heeft. Onze vaderen wisten daar niet van. Ze hadden geen particuliere vereenigingen voor christelijke volksscholen; geen particuliere vereenigingen voor de verzorging van krankzinnigen en idioten; geen particuliere vereenigingen van jongelingen en jongedochters ; geen particuliere vereenigingen om drankmisbruik en prostitutie tegen te gaan. Al deze »particuliere vereenigingen" zijn te danken aan onzen tijd, en wel verre vandaar dat deze «particuliere vereenigingen" iets ongeoorloofds zouden wezen, heeft ons Christenvolk God den Heere te danken, dat Hij in het hart van deze mannenbroeders den lust en ijver heeft gegeven, om op al deze terreinen hun kracht en tijd in dienst te stellen van Zijn Koninkrijk.

Te meenen, dat al deze arbeid alleen van de Kerk zou mogen uitgaan, dat het initiatief alleen door haar zou moeten genomen worden en dat zij bij al dezen arbeid de leiding in handen zou moeten houden, is een Roomsch beginsel, dat vloekt met het grondbeginsel van het Protestantisme, het algemeene priesterschap der geloovigen. Of om het nog juister uit te drukken, elk Christen is, zooals onze Catechismus het zoo schoon zegt, krach-^}; ens zijn zalving door den Heiligen Geest geroepen om profeet, priester en koning te zijn; hij heeft als »particuliergeloovige» de heilige taak om koninklijk tegen alle zonde en kwaad in de maatschappij den strijd aan te binden ; priesterlijk over de ellendigen en armen zich te ontfermen, en profetisch op te komen voor de zuivere belijdenis der waarheid Gods. Het is aan deze Goddelijke roeping, dat elk »particulier geloovige« het recht ontleent — en het maakt natuurlijk geen het minste verschil, of hij dit alleen doet, dan wel in gerrleenschap met andere «particuliere geloovigen* — om volkszonden als prostitutie en dronkenschap te bestrijden, om voor de verpleging van kranken naar lichaam en ziel te zorgen, en evenzoo om Christelijke scholen op te richten. Wie het recht tot dit alles aan een »particulier geloovige» ontzeggen zou, zou daarmede lijnrecht ingaan tegen wat onze belijdenis en wat het Woord van God ons leert.

Nu stemt ieder dit toe ten opzichte van de Christelijke volksscliool. Een particuliere vereeniging, die een Christelijke volksschool opricht, kenden onze vaderen natuurlijk evenmin, als een particuliere vereeniging, die een Universiteit sticht. De volksschool ging vroeger evenzeer van de Christelijke overheid uit. En toch zal niemand beweren, dat, nu de overheid de volksschool neutraal heeft gemaakt en deze n£utrale school daardoor voor de opvoeding van het gedoopte zaad onbruikbaar is geworden, de Kerk de geroepene zou zijn om overal Christelijke volksscholen in het leven te roepen, en dat een particuliere vereeniging hiertoe niet bevoegd zou wezeft. De Synode onzer Gereformeerde Kerken te Dordt in 1893 gehouden, heeft juist omgekeerd uitgesproken, dat het oprichten dezer scholen niet op den weg lag van de Kerk, maar aan de particuliere vereenigingen moest worden overgelaten.

En waar men op het gebied der lagere school de bevoegdheid der particuliere geloovigen, om zulke scholen te stichten, volmondig erkent en zelfs allen lof over heeft voor de mannenbroeders, die deze scholen hebben gesticht, —• welk recht heeft men dan oni zoo smalend te spreken van een «particuliere vereeniging*, die een Hoogeschool heeft opgericht, alsof zulk een «particuliere vereeniging* een zeer boos en goddeloos ding was, dat eigenlijk onder Christenen niet gevonden mocht worden? Ligt hierin niet een krenking en smaad voor die mannenbroeders, die het gewaagd hebben, toen alle Hoogescholen in de macht van het ongeloof waren, een eigen Hoogeschool te stichten, die geen ander doel zou hebben dan den Naam des Heeren op het gebied der wetenschap weer te belijden? En gaat het aan, gelijk nog pas i een persorgaan geschiedde, hetgeen deze mannen uit ijver voor God den Heere bestaan hebben, te vergelijken met den torenbouw van Babel, waar menschelijke hoogmoed tot een pogen verleidde, dat door God gevloekt is geworden?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Het Doctoraat.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's