GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het doctoraat.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het doctoraat.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVI.

Niet minder ernstig dan ons eer.ste bezwaar, dat door het verkenen van het promotierecht de opleidingsschool der Kerken van karakter veranderen en daardoor het in 1892 aangegane akkoord op zeer bedenkelijke wijze ten nadeele van de Vrije Universiteit zou geschonden wonden, is ons tweede bezwaar, dat naar Gereformeerd kerkrecht een Synode ten eenenmale onbevoegd is het promotierecht aan een School van wetenschap toe te kennen, en zij, wanneer ze dit toch doet, zich daardoor een recht zou aanmatigen, dat haar feitelijk niet toekomt.

Ook dit bezwaar telle men niet te licht.

Waar onze Synode de eerste is onder al de Synodes der Gereformeerde Kerken zoowel van vroeger als van later tijd, die voor de vraag gesteld wordt, of ze het promotierecht zal verleenen aan haar Theologische School, dient toch onderzocht te worden, of voor alle diggen naar de beginselen van ons Gereformeerd Kerkrecht de Synode wel bevoegd is om dit te doen Het is dan ook ietwat bevreemdend, dat de Hoogleeraren der Theologische School, in hun bekend rapport, deze principieele en allesbeheerschende vraag zelfs niet hebben aangeroerd. Ze weiden wel breed uit over het wetenschappelijk karakter der School; ze wijzen ook op Theologische Scholen in het buitenland, die zulk een bevoegdheid zouden bezitten; maar over hetgeen het hart der quaestie raakt, of de Synode naar Gereformeerd Kerkrecht deze bevoegdheid verlee-7ien kan, wordt met geen woord gerept, Het is daarom volkomen juist gezien, dat van meer dan een zijde er op aangedrongen is, dat op onze Synode de principieele zijde van dit vraagstuk toch voor alle dingen onder de oogen zou worden gezien. We mogen in Christus Kerk geen belangenpolitiek drijven; ook niet ten bate van de eigen inrichting; wat te beslissen heeft in zulk een ingrijpend vraagstuk, is alleen de eisch der Gereformeerde beginselen. En wie voor de School het promotierecht van de Synode vraagt, heeft eerst klaar en duidelijk aan te toonen, dat het verleenen van dit promotierecht naar Gereformeerd kerkrecht metterdaatl tot diG bevoegdheid der Synode héhoort.

Hierover toch gaat het geding.

Niet over de vraag, of de Theologische School wetenschappelijk hoog genoeg staat, om den doctorstitel te verleenen. Gesteld .toch, dat de Hoogleeraren te Kampen |meenden sterk genoeg te staan om zelf op |eigen gezag en autoriteit aan iemand den lioctorstitel toe te kennen, zoo zouden ze |lit voor eigen verantwoordelijkheid kunnen doen. Elke kring van geleerden, die saam «een School vormen, heeft zelf te beslissen, bf hij den doctorstitel wil verleenen of niet. V\'ettelijk verboden is dit aan zulk een kring niet; geen rechter zou hen deswege beboeten of met gevangenisstraf hen bedreigen. De vraag zou alleen zijn, of zulk een doctorstitel ook in andere kringen als wetenschappelijke titel zou erkend en gewaardeerd worden. Maar geheel anders komt de (juaestie te staan, nu de hoogleeraren juist niet op eigen verantwoordelijkheid dezen doctorstitel verleenen willen, maar aan de Synode onzer Kerken het recht komen vragen om dit te doen. Want nu komt vanzelf de principieele vraag aan de orde, of een Synode naar Gereformeerd Kerkrecht daartoe de bevoegdheid bezit. En juist dit laatste ontkennen en betwisten we.

De bevoegdheid en macht van een Synode is toch zeker niet onbeperkt. Van het Engelsche parlement zegt men wel, dat het alles kan, behalve van een man een vrouw maken, maar een Synode bezit naar Gereformeerde opvatting zulk een uitgebreide en alles omvattende macht niet. Zelfs wordt in Artikel XXX onzer Kerkenorde de macht en bevoegdheid onzer S}'nodes uitdrukkelijk beperkt tot kerkelijke zaken. In deze samenkomsten, waaronder ook de Generale Synode valt, zoo staat er, zullen geen andere dan kerkelijke zaken verhandeld worden. En zelfs deze beperking is nog niet voldoende, want Art. XXX voegt er, bepaaldelijk wat de Synode betreft, nog deze aan toe, dat in de meerdere vergaderingen alleen zal mogen behandelen hetgeen in de mindere niet heeft kunnen afhandelen, of hetgeen tot de Kerken der meerdere vergaderingen in het gemeen behoort. Zoodra de Synode buiten de hier gestelde grenzen gaat, overschrijdt ze hare bevoegdheid. Aangezien het nu wel voor ieder vaststaat, dat het toekennen van het recht om wetenschappelijke titels — en hierover gaat het — te verleenen, geen kerkelijke zaak is en met kerkelijke zaken zelfs niets te maken heeft, blijkt reeds daaruit, dat naar het positieve kerkrecht de Synode tot het verleenen van dit jus promovendi geheel onbevoegd is.

En even sterk als we staan met deze ontkenning ophet gebied van het positieve kerkrecht, even sterk staan we op het terrein der historie, want er is in heel de geschiedenis van het Protestantisme niet een enkel voorbeeld aan te wijzen, dat een Gereformeerde Syyiode ooit het promotierecht aan een School 'heeft geschonken. Geen Gereformeerde Sy-|iode heeft hier ooit aan gedacht, en evenfnin een Luthersche Synode of welke indere Synode ook. En nog sterker; niet alleen, dat geen Synode dit ooit gedaan iieeft, maar het recht om het promotierecht te verleenen, is door onze Gereformeerde Canonici zelfs uitdrukkelijk aan de Kerk betwist. In de Roomsche Kerk wordt die bevoegdheid wel aan den Paus als het hoofd der Kerk toegekend; de Pausen hebo V z ben deze macht dan ook meermalen uitgeoefend, en zelfs gold het een tijdlang als een privilegie van den Paus, dat hij aan een school dit promotierecht moest schenken, zouden de door deze scholen verleende titels algemeen worden erkend. Wat men dan ook wel eens genoemd heeft het recht van de Pausen om Universiteiten te stichten, is dan ook een minder juiste uitdrukking. De Paus stichtte zulke Universiteiten niet; het eenige wat hij deed, blijkens dé zoogenaamde stichtingsbul of oorkonde, was dat hij aan zulk een school die reeds bestond of door de Overheid gesticht zou worden, alsnu het recht toekende om doctoren te creëeren. Op Roomsch standpunt is er dus geen twijfel over, dat de Paus als hoofd der Kerk volkomen bevoegd en gerechtigd zou wezen om het jus promovendi aan een school toe te kennen. Maar Voetius komt in zijn Pol. Eccl. t II p. 320 juist tegen dit Roomsche recht op; hij noemt dit een cjuasi agendum usurpatum, d. w. z. een recht, dat feitelijk niet aan de Kerk toekomt, maar dat de Pausen zich hebben aangematigd. En waar een man als Voetius, de grootmeester van ons Gereformeerd Kerkrecht, deze bevoegdheid aan de Kerk ontzegt, daar mag men toch wel uiterst voorzichtig wezen, om niet van het aloude Gereformeerde spoor af te wijken en op het Roomsche spoor over te gaan.

Vraagt men ons ten slotte naar den dieperen principieelen grond, waarom onze Protestantsche Kerken en met name onze Gereformeerde Kerken deze bevoegdheid nooit aan de Kerk hebben toegekend, zoo kan het antwoord hierop niet moeilijk wezen.

Het echt Gereformeerde beginsel eischt toch, dat men eerbied zal hebben voor de ordinantiën Gods.

Goei is het, die voor elk schepsel zijn levenswet heeft gegeven, zijn bevoegdheden heeft vastgesteld en zijn terrein heeft afgebakend waarop het zich bewegen zal.

De mensch mag daarom nooit naar eigen willekeur die grenzen verzetten, deze levenswetten gaan veranderen, deze bevoegdheden aan anderen overdragen.

En vooral de Kerk van Christus heeft stipt en trouw zich aan deze ordinantiën Gods te houden. Ze mag geen enkele inbreuk dulden op haar eigen terrein van welke macht ook; maar evenmin mag ze den sikkel slaan in een oogst, gelijk Voetius het uitdrukt, die voor haar niet is bestemd.

Past men dit beginsel hier toe, dan zal het wel ieder duidelijk worden waarom de Kerk het promotie recht niet kan verleenen.

Indien het hier ging om het zoogenaamde kerkelijke doctoraat als kerkelijk ambt, dan zou de Synode volkomen bevoegd wezen, hierover een beslissing te nemen. Want al wat het kerkelijk ambt betreft, behoort tot haar terrein en raakt haar levenssfeer. Maar geheel anders staat het, waar de strijd loopt niet over het kerkelijk, maar over het wetenschappelijk doctoraat. Dit wetenschappelijk doctoraat heeft met de Kerk niets te maken, staat geheel buiten haar terrein en is alleen zaak van de School. Het recht om zulk een wetenschappelijken doctorstitel te verleenen, komt daarom ook uitsluitend en alleen aan de School der wetenschap toe. Zij alleen heeft de bevoegdheid en de macht om het doctoraat in te stellen, de eischen te bepalen, die voor dit doctoraat gelden zullen, te beoordeelen wie voor dezen titel in aanmerking zullen komen, en te beslissen of ze dezen titel zal verleenen.

Evenmin nu als de Kerk het zou mogen dulden, dat de School op kerkelijk terrein zich ging bewegen en daar kerkelijke ambten zou gaan instellen of verleenen, omdat daarmede aan het recht der Kerk zou worden tekort gedaan, zoo mag de Kerk ook niet op het terrein der School wetenschappelijke titels of graden gaan instellen of verleenen. Doet de Kerk dit toch, dan matigt ze zich aan, wat haar niet toekomt en maakt ze zich aan machts-usurpatie schuldig. De Kerk is geen wetenschappelijk instituut, ze heeft de bevoegdheid en macht daartoe van God den Heere niet ontvangen.

Niet ten onrechte heeft daarom Hollandia in een uitnemend artikel, dat we in ons persoverzicht opnemen, heel dit drijven om aan de School het promotierecht te verleenen, een ongereformeerde actie genoemd.

Dat oordeel moge scherp klinken, maar het is volkomen juist. En het is meer dan tijd, dat onze Gereformeerde Kerken gewaarschuwd worden om niet meegesleept te worden in een actie, die schijnbaar onder de leuze van voor het recht en het belang der Kerk op te komen, juist omgekeerd onze Kerk almeer van de Gereformeerde beginselen gaat afdringen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juni 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Het doctoraat.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juni 1914

De Heraut | 4 Pagina's