GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Dat Ik een honger in het land zal zenden”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Dat Ik een honger in het land zal zenden”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zie, de dagen komen, spreekt de Heere HEERE, dat Ik eenen honger jn het land zal zenden; niet eenen honger naar brood, noch dorst naar water, maar om te hooren de woorden des HEEREN. Amos 8 : 11.

Reeds als ge met den psalm van 't > hijgend hert« zeggen kunt, dat »uw ziel i/orst naar den levenden God«, heeft heilige spanning u aangegrepen, en is het zielsverlangen naar Gods verhoren omgang u te machtig geworden.

Maar sterker nog dan het dorsten is het hongeren; en zoo ook het hongeren naar God. Bij wie dorst is het blij gevoel van welstand., maar bij wie hongert is het leven zelf in gevaar. Overweldigende dorst leidt tot inzinking, honger, zoo die niet gestild wordt, tot den dood.

Als 't daarom bij Amos heet, dat de Heere zegt: > Ik zal een honger in 't land zenden», dreigt hierin een vernietigend oordeel. En als er dan volgt: »'t zal geen honger zijn naar brood of visch, maar een honger naar de liefde Gods< , dan ligt daarin het vernietigend oordeel, dat het volk des Heeren in zoo doodelijken slaap lag verzonken, dat 't, van God geheel vervreemd, geen de minste begeerte naar zijn God meer gevoelde, en daarom noch dorst, noch honger naar God meer kende. Alleen ware honger naar God zou Israel redden kunnen, maar zelfs dien honger moest God zelf aan het volk toezenden. Immers uit zichzelf voelde het volk geen de minste behoefte meer aan den levenden God.

Daarom nu was het, dat God de heidenen tegen Israel los zou laten, zijn land zou doen verwoesten, heel 't volk »in rouw zou stellen als over een eenigen zoon, en zijn einde als een bitteren dage En als dan alle »feest in rouwe, en alle beurtzang in weeklage zou veranderd zijn», dan zou de Heere door die drukkende benauwdheid het verlangen naar zijn hulpe weer doen opleven, en over heel 't land, niet maar een dorst., neen maar een honger doen opkomen, ora weer verzadigd te worden met bezielende genade.

Israel was ver afgeweken, alle geestelijke bezieling was uitgedoofd, maar in de ure des . gevaars zou. 't toch weer om de hulpe zijns Gods gaan roepen; en daarom bracht de Heere eerst den boozen jammer over het land, en toen door dien jammer den /«(7«^ifrnaarzijn toenadering en naar zijn verborgen omgang.

Israel kon in diepen slaap verzinken, maar als het doodelijk gevaar 't volk wakker schudde, was toch altoos-nog zijn eerste opzien naar de hulpe zijns Gods. Zelfs zóó sterk sprak en wrong dan die innerlijke zielsbehoefte, dat 't als een honger naar God werd, die heel 't volk verteerde.

Dit scheelt met thans. ~S^k.

Ook nu is over de volken van Europa de geesel der verwoesting losgelaten. Alle rust week, en angst bekroop een oogenblik de harten. Maar van een hongeren naar God viel onder de breede schare nog weinig anders dan een even snel weer voorbijgegane huivering waar te nemen. Zelfs onder de gewapende manschap, wier leven toch altoos op 't spel staat, hield hooger ernst slechts zeer korte dagen stand. En onderwijl begint 't leven zijn gewonen gang te hernemen. Er was een niet zoo groote schare die 't Huis des Heeren blijft bezoeken, en zelfs groeide die schare eenigszins aan. Maar voor het overgroote deel der volkeren blijft »self help* de leuze. En van een zoeken, een dorsten, een hongeren naar den levenden God valt op breeder schaal nauwelijks iets te bespeuren.

In ons land is het nog 't ergst niet. De geest der vaderen heeft hier te lande, onder goed gerucht en kwaad gerucht door, zoo diep op het volksbewustzijn ingewerkt, dat we naar verhouding nog een godsdienstig volk mogen heeten. De Viviani-geest woelt ook onder ons wel, maar geeft toch den toon nog niet aan. In de Troonrede hield een beroep op Hooger zegen nog altoos stand. Er is ook onder ons wel goddeloosheid, maar ze brak nog zoo tartend en godslasterend niet uit. En de kern van stille vroomheid glinstert u vaak nog tegen uit. allen rang en allen stand.

Er zijn landen, waar 't nog o, zooveel erger is, en waar niet alleen het hongeren naar het heilige ten eenenmale ontbreekt, maar 't zelfs tot een satanisch uitspuwen van het heilige gekomen is.

Laat ons daarom dankbaar zijn voor wat onder ons nog bleef, alleen maar, laat 't ons niet misleiden. Zie maar om u, leg uw oor maar te luisteren, raadpleeg wat uitkomt in de pers, wat in lezingen en vergaderingen ten beste wordt gegeven, en telkens weer bedroeft ge u er over, hoe men wel den druk van den oorlogstoestand erkent, roept om hulp, en hulp inoogst, maar hoe er van een zich voor God verootmoedigen, laat staan van een naar God dorsten, en met name van een naar God hongeren, in het groote publieke leven zoo goed als nog geen sprake is.

Er wordt iets meer gekerkt, de philantropie bloeit, iets schraler is 't festijn, en voor een ernstig woord is lichter dan anders plaats te vinden, maar van een uitbreken onder het groote publiek, van een uitbreken onder alle ' rangen en standen, van een honger naar den levenden God., is hier te lande evenmin als elders onder de volken de verterende werking te bespeuren.

Men spreekt over God, men vraagt naar God, men redetwist er over, of er een God is, maar van een dorsten, laat staan van een hongeren naar God, is ook bij ons volk in zijn breede rijen nog geen sprake.

JBij Amos spreekt de Heere anders dan in denP salm van „'t hijgende hert". Hier zegt de profeet, dat God 't volk weer > naar de woorden des Heeren zal doen hooren." Versta dit niet verkeerd. Het wil toch niet zeggen, dat 't volk weer naar den Bijbel zal grijpen, want dien bezat 't volk toen nog niet. Bedoeld is, dat 't volk, dat zich van de profetie en van Gods verborgen omgang had afgekeerd, weer de profitie inroepen en (iods verborgen omgang afsmceken zou.

Ge kunt u godsdienstig, en zelfs ten deele vroom gedragen, zonder dat ge ooit nog de toespraak van uw God in uw eigen hart ontvingt. Dan is de gedachte aan uw God iets (l.'U hoog' hoven ii zwi.'cfl, en (l; m s|> rft-l(l gij Wel iiicl uw Gild, als , t; c liiiU, innai' (l; ui vangt ge Zijn woord tot uw ziel nog niet op, en merkt ge nog niet' op, hoe er rusteloos een woord van uw God tot u uitgaat.

Juist daarom kunnen de ordinaire vromen, die wel vroom meedoen, maar nog geen eigen persoonlijken omgang met hun God kennen, niet dringend en niet ernstig genoeg worden opgeroepen^ om, nu de nood zoo dringen gaat, hun eigen ziel toch op de proef te stellen, of het ook bij hen wel reeds tot een hongeren naar hun God, naar Gods heilige tegenwoordigheid, en naar zijn verborgen omgang gekomen is.

Dat de wereld in haar publiek optreden van God afzwierf, en.in haar machtige weelde haar God verlaten heeft, ziet ge voor uw oogen. Daarom verstaat ge 't zoo, waarom deze ontzettende jammer over de volken is uitgegoten. Doch ook nu overkomt de volken die jammer om te beproeven, of ook de honger naar den levenden God weer onder de natiën naar Jehovah mocht gaan trekken.

Iets zien we hiervan reeds, helaas te veel nog niet.

Maar merkt 't dan toch op, hoe dit gaan hongeren naar den levenden God, d.w.z. dat niet meer buiten Hem kunnen, dat buiten God geen leven meer hebben, en datniet van God af kunnen blijven, niet door den wil der wereld u kan zegenen, maar ook nu weer van het Huis des Heeren zal moeten uitgaan.

Zie daarom wel toe, hoe 't in uw eigen kring, in uw eigen gezin, in uw eigen ziel toegaat. Het kan er ook toe komen, zooals Amos zegt, dat ge zult hongeren naar brood. In 't land vlak bij ons, in 't arme België, kwam 't hier reeds toe. Maar wat ons redden, wat ons leven verheffen kan, is toch alleen 't gaan nijpen in onze ziel van den honger naar den levenden God.

Voeldet ge zelf er reeds iets van in uw eigen zielsbevinden? Zoo niet, dan geen rust, eer die honger ook bij u opkomt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 november 1914

De Heraut | 4 Pagina's

„Dat Ik een honger in het land zal zenden”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 november 1914

De Heraut | 4 Pagina's