GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kinderen des Verbonds.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kinderen des Verbonds.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 7 Juli 1916.

XLII.

Dat de wederbarende werking des Heiligen Gqpstes, die door den Doop als »het bad der wedergeboorte" ons verzegeld wordt, niet alleen bij volwassenen, maar eveneens bij kleine kinderen kan plaats grijpen, blijkt, zoo zeiden onze Gereformeerde Vaderen, uit het voorbeeld van Johannes den Dooper, die naar het woord van den Engel tot Zacharias gesproken, »met den Heiligen Geest zou vervuld worden ook van zijner moeders lijf af" (Luc. 1:15). Hier licht de Heilige Schrift ons althans een tip van den sluier op, die voor ons over dit »geheime en verborgen werk des Gees*-es" in onze kinderen hangt, en daarom dient op dit voorbeeld ten slotte nog iets dieper te worden ingegaan.

Immers de Heilige Schrift deelt ons niet alleen de belofte mede, die door den Engel aan Zacharias is gegeven, maar doet ons ook de vervulling dezer belofte zien, wanneer zij ons verhaalt, dat hetkindéke Johannes, nog eer het geboren was, van vreugde opsprong in Elisabeth's schoot, toen Maria de moeder van Christus kwam om haar te bezoeken (vs. 41). Dat dit opsprin­ gen van het kindeke niet anders zou geweest zijn, dan een natuurlijk gevolg van de heftige emotie, die Elisabeth^ op dat oogenblik ondervond, is een rationalistische verklaring, die liefst overal het wonder uit de Schrift wegredeneert. Elisabeth zelf weerspreekt, deze verklaring, want ze zegt tot Maria: »Als de stem uwer groetenis in mijne ooren geschiedde, zoo sprong het kindeke op van vreugde in mijn schoot« (vs. 44). Niet de vreugde van Elisabeth zelf, maar de vreiigde van het kindeke was de oorzaak van dit verschijnsel. Vraagt men, hoe 'EHsabeth dit weten kon, zoo is het antwoord daarop niet moeilijk. EHsabeth zelf werd, zoo staat er in vs. 41, vervuld met den Heiligen Geest, en de woorden, die ze tot Maria sprak, kwamen dus niet uit haar zelf voort, maar waren door den Heiligen Geest haar geïnspireerd. Hij, de Heilige Geest, was het, die aan EHsabeth het geheim openbaarde, dat Maria, die tot haar kwam, de '»moeder des Heeren« was; en Hij verklaarde haar ook, wat dit opspringen van het kindeke in haar schoot beteekende. Onze Gereformeerde vaderen hebben dan ook altoos dit opspringen van het kindeke in Elisabeth's schoot toegeschreven aan een inwerking van den Heiligen Geest, die toen reeds niet alleen de moeder, maar ook het kindeke vervulde, en de nieuwere uitleggers van geloovige zijde geven hun hierin volkomen-gelijk. »De Heilige Geest, zegt Th. Zahn in zijn Commentaar op het Evangelie van Lucas, 1913 blz. 97, die aan EHsabeth de kenniè schonk, dat Maria, haar nicht, de moeder des Heeren worden zou, leerde haar ook verstaan, dat de heftige beweging van haar kind in haar schoot een werking van vreugde van dit kind was over de geboorte van den Messias, die in elk opzicht hem zoo nabij was gekomen*.

Een mysterie is dit voor ons, want hoe er van vreugde in de nog geheel onbewuste ziel van een ongeboren kindeke sprake kan wezen, is voor ons onbegrijpelijk. Toch zegt de Heilige Schrift het ons uitdrukkelijk, en het voorbeeld van Johannes is niet het eenige in de Schrift, waarin aan de bewegingen van het ongeboren kind een diepere beteekenis voor heel het volgend leven wordt toegekend. Hezelfde zien we toch evenzeer bij de geboorte van • Jakob. Want als Rebekka zwanger is geworden en voelt, dat ze twee kinderen onder het harte draagt, die elkander stooten, alsof ze met elkander worstelden, dan verklaart God de Heere, op haar vraag, wat dit beteekent, dat twee volkeren - in haar schoot waren en dat het eene volk sterker zou zijn dan het andere en dat de meerdere den mindere dienen zou (Gen. 25:22, , 23). Als dan ook op het oogenblik der geboorte zelf deze worsteling zich als 't ware herhaalde en Jakob zijn broeder Ezau bij de verzenen of hielen vasthield, als wilde hij hem beletten het eerst geboren te worden, dan wordt dit feit van zoo groote beteekenis in de Schrift geacht, dat niet alleen Jakob daaraan zijn naam, die »hielhouder« beteekent, te danken heeft, maar dat de profeet Hosea daarin den' aanvang ziet van de worsteling om het eerstgeboorterecht, die eerst op Pniel is beslist. »In moeders schoot, zegt Hosea, hield hij zijn broeder bij de verzenen, in zijne kracht gedroeg hij zich vorstelijk met God" (Hosea 12:4). Jakob was heel zijn leven lang een worstelaar en deze worsteling begon reeds in moeders schoot. En den dieperen achtergrond •< 'an dit m\-sterie onthult ons de Apostel Paulus, I als hij zegt, dat daaruit 'blijkt, dat het I voornemen, dat naar de verkiezing is, vaststond. Jakob had God lief en Ezau haatte Hij. Daarom was reeds voor de geboorte tot Rebekka gezegd: e meerdere zal den mindere dienen (Rom. 9:10, 13).

Verder hierop ingaan doen we niet. Het onderwerp is er te kiesch voor. Wat we aanhaalden was volkomen voldoende om te bewijzen, dat er een werking des Heiligen Geestes mogelijk, is ook in 't hart van I een nog geheel onbewust kindeke, zelfs reeds vóór de geboorte. En daarom alleen was het ons te-doen.

Wat men hiertegen wel heeft aangevoerd, dat hetgeen ons van Johannes den Dooper gemeld wordt, een uitzondering is geweest, en dat hieruit dus geen gevolgtrekking mag worden gemaakt voor onze kinderen, want dat Johannes dit bijzondere voorrecht verkreeg, omdat hij de voorlooper en aankondiger van Christus was, is een tegenwerping die geen hout snijdt. Vooreerst gaat het niet over de vraag, of alle uitverkoren kinderen den Heiligen Geest reeds van hunner moederslijf af bezitten, wat we niet weten, maar wel hierover, of kleine kinderen den Heiligen Geest kunnen ontvangen. Dat wordt door de bestrijders v, an den kinderdoop ontkend, , op grond, dat de Heilige Geest eerst op later leeftijd door en met de prediking van het Woord in ons hart komen kan. En het voorbeeld van Johannes den DoopSr bewijst, dat dit wèl kan. In de tweede plaats geeft de Schrift óns vaak een openbaring in persoonlijken vorm van hetgeen toch als algemeene waarheid is bedoeld. Wanneer David in Psalm 51 van zich zelf zegt: zie, ik ben ih ongerechtigheid geboren en in zonde heeft itiij mijne moeder ontvangen", dan draagt deze belijdenis een strikt persoonlijk karakter, en toch weet ieder wel, dat wat David hier van zich zelf belijdt, alleen dien om ons allen te leeren, wat ookvan onze ontvangenis en 'geboorte waarachtig is. En evenzoo, hebben onze Vaderen gezegd, dient hetgeen Gods Woord ons hier aangaande de heiliging van Johannes den Dooper van zijne geboorte af ons mededeelt, om ons te doen zien, 'hoe God de Heere de kinderen des verbonds van hun geboorte af heiligen kan en wil. Want hoe hoog men ook de positie van Johannes den Dooper moge schatten, niemand minder dan Christus zelf heeft voor overschatting ' gewaarschuwd door t^ zeggen, dat de minste in het Koninkrijk der hemelen meerder is dan hij (Matth. 11 : 11). En eindelijk, de overeenstemming bij alle verschil tusschen onze kinderen en Johannes den Dooper is veel grooter dan men wel denkt. Dat Johannes de Dooper met den Heiligen Geest vervuld is geweest van zijner moederslijf af, weten we op grond van de belofte, die God door den Engel aan Zacharias schonk. Hier is deze belofte met het oog op een bepaald kind gegeven, maar dezelfde belofte wordt door den Apostel Petrus op den Pinksterdag geschonken aan onze kinderen in het algemeen: want u komt, de belofte toe en uwen kinderen*, nl. dat zij vervuld zullen worden met den Heiligen Geest. En zegt men, dat Johannes de Dooper den Heiligen Geest ontving om straks als profeet te kunnen optreden, zoo is dit volkomen juist, maar Joel getuigt hetzelfde van onze kinderen : »God zal in het laatste der dagen uitstorten van Zijnen Geest op alle vleesch en hunne «zonen en dochteren zullen profeteeren". Een roeping om/w/^f^ te zijn, heeft onder het Nieuwe Verbond elk Christen. Op deze roeping wijst ons onze Catechismus in Zondag XII. , Ze bestaat daarin, dat wij «Christus moeten bekennen". Deze roeping grondt zich juist daarop, dat wij en onze kinderen »Hdmaten van' Christus en alzoo sijner zalving deelachtig zijn«. En deze zalving van Christus is juist de zalving met den Heiligen Geest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juli 1916

De Heraut | 4 Pagina's

De kinderen des Verbonds.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juli 1916

De Heraut | 4 Pagina's