GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kinderen des Verbonds.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kinderen des Verbonds.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XLYIII.

Zoo dient het voorbeeld van Jeremia om ons te leeren, hoe God de Heere, wanneer . Hij iemand tot Zijn dienst bestemd heeft, niet eerst later daartoe de gaven - schenkt, maar dit reeds van de ure zijner ontvangenis af doet. VolkoiTien terecht heeft daarom een onzer oude uitleggers bij dit woord Gods tot Jeremia. aangeteekend: propheta nascitur, non fit«, d.w.z. evenals van den dichter, geldt ook van den profeet, dat hij van zijn geboorte af daartoe den aanleg ontvangt en niet eerst door kunst of opvoeding die gave verwerft. En dit kan ook niet anders. Want waar de Heilige Schrift telkens 'met nadruk er op wijst, dat het God de Heere is, die wonderbaarlijk in moeders schoot ons formeert, naar lichaarn en ziel, daar zou het ondenkbaar wezen, dat Hij dit deed geheel buiten Zijn eeuwig raadsbesluit om, waarin Hij van eeuwigheid af heeft vastgesteld, welke taak en roeping Hij voor ons heeft bestemd. Op het - verband tusschen onze verkiezing en onze formeering wijst de Schrift ons dan ook herhaaldelijk. , , Hoor nu, mijn knecht Jakob en Israël, dien Ik verkoren heb, zegt de Heere uw Maker en uw Formeerder van den buik af, die u helpt, vrees niet" (Jes. 44 : 1, 2). Het beeld, waarmede de Heilige Schrift ons dit het duidelijkst voor oogen stelt, is dat van den pottenbakker, die uit eenzelfden klomp verschillende vaten, formeert, het eene ter eere, het andere ter oneere (Rom. 8 : 20, 21). Ook de pottenbakker formeert niet eerst uit den klomp klei de verschillende vaten, om daarna, naar gelang ze uitvallen, aan elk'hunner een bestemming te geven, maar voordat hij ze vormt, heeft hij al van te voren vastgesteld, tot welk doel dat vat dienen moet, en met het oog op dat doel geeft hij aan elk vat, zijn eigen gedaante en vorm. En zoo'nu is het ook hier. Wanneer God de Heere tot Jeremia zegt: Ik heb u gekend, eer ik u formeerde, en heb u geheiligd, eer gij uit moeders schoot voortkwaamt«, dan wil dit niets anders zeggen, dan dat God, die Jeremia's formeerder was, reeds van te voren hem tot profeet had bestemd en daarom hem in die formeeriitg zelve geheiligd en voorbereid had tot Zijn dienst.

In dien zelfden zin is het dan ook op te vatten, wanneer de Apostel Paulus van zich zelf getuigt in Gal. 1 : 15, dat God »hem van zijner moeders lijf aan afgezonderd had«. Of de woorden, die daarna volgen; «en mij geroepen heeft door Zijne genade«, gelijk schier alle uitleggers aannemen, zien op de latere roeping - van Paulus op den weg naar Damascus, dan wel, zooals een enkele aanneemt, nog afhangen van het voorafgaande : «van mijner moeders lijf aan», zoodat Paulus hier zou zeggen, dat hij van zijne geboorte af niet alleen door God afgezonderd was, maar ook door Gods genade geroepen, doet minder ter zake en kan daarom in het midden worden gelaten. Maar wel staat het vast uit het geheele redebeleid van den Apostel en wordt dit dan ook door alle uitleggers toegestemd, dat de Apostel hier spreekt over zijne afzondering en roeping tot het kindschap Gods, maar tot het Apostolisch ambt. Om zijn Apostolisch ambt te handhaven, wijst de Apostel in het voorafgaande er op, dat hij het Evangelie, dat hij verkondigde, «niet van een mensch ontvan­ ­gen of geleerd had, maar door de openbaring van J'ezus Christus* (vs. 12). Zoo weinig was er sprake van, dat hij het Evangelie van de gemeente te Jerusalem of van de Apostelen 'geleerd had, dat hij veeleer juist omgekeerd de gemeente Gods vervolgd en verwoest had, en met alle kracht ge-

mssBBsmÊSÊSÊÊm HfflgHBBBE ijvetd had voor het Jodendom (vs. 13, 14). Daarna eerst, toen het Gode behaagd had Zijn Zoon in hem te openbaren, was hij geroepen, om dien Heiland door het Evangelie pnder de heidénen te verkondigen (vs. 15, 16). En ook toen was hij niet »met vleesch en bloed te rade gegaan«; zelfs had hij niet eens terstond . de Apostelen te Jerusalem bezocht, om hun leerh'ng te worden, maar was hij eerst drie jaar naar Arabië gegaen en had daarna slechts een kort bezoek aan Jerusalem gebracht om ^Petrus te. ontmoeten (vs. 17, 18). In dit verband genomen, kan ook hetgeen de Apostel in vs. 1'4 er tusschen in laat vloeien, dat hij, reeds van moederslijf aan afgezonderd was «, niet anders beteekenen, dan dat God hem toen reeds had afgezonderd tot dat ambt, dat hem later zou worden opgedragen. In dien zin wordt het woord afzondereji in het Nieuwe Testament meermalen gebruikt. Zoo in Hand. 13 : 2 waar de Heilige Geest zegt: zondert mij, beiden, Barnabas en Paulus, af tot het werk, waartoe ik u geroepen heb, « d. w. z. om het Evangelie aan de heidenen te verkondigen. En eyenzoo in Rom. 1:1, waar de Apostel van zich zelf zegt, dat hij was »een geroepen Apostel, afgezonderd tot het .Evangelie Gods». Zoo moet het dus ook m Gal. 1:15 verstaan worden. En zelfs indien de daarop volgende woorden: en geroepen door Zijne genade*, evenzeer zouden afhangen van het voorafgaande: van moeders lijf aan«, zou dit niet anders willen zeggen dan dat hij van toen af geroepen was tot het ambt van Apostel, gelijk Jesaja in bijna dezelfde woorden getuigt van zich zelf: De Heere heeft mij geroepen van den buik aan«, d. w. z. om zijn profeet te zijn.

Zoo belijdt de Apostel hier dus aangaande zich zelven, hetgeen ook een Jesaja en een Jeremia erkenden, dat God de Heere, al had Hij hem eerst op later leeftijd, als volwassen man, tot het ambt van Apostel •geroepen, toch reeds van moeders lijf aan hem voor dit ambt had bestemd. In sommige nieuwere vertalingen wordt dit woord »afzonderen» dan ook weergegeven door »uitverkiezen», wat op zich zelf ook niet onjuist is, mits men maar wel in 't oog houde, dat dit niet ziet op de uitverkiezing ter zaligheid, maar op de uitverkiezing tot het ambt. Zooals Christus ook tot de Apostelen zeide : »Heb ik jiiet u twaalven uitverkoren? En een uit u is een duivel» (Joh. 6 : 70). God de Heere had Paulus niet pas uitverkoren en bestemd tot Apostel, toen Hij hem bekeerde óp den weg naar Damascus, maar reeds van moeders lijf aan.

Nu kan dit natuurlijk niet slaan op het eeuwige raadsbesluit Gods, waarin de bestemming aller dingen is vastgesteld, want dan zou Paulus niet gezegd hebben »van mijner moeders lijf aan«, d. w. z, van het oogenblik af, dat ik in moeders lijf begon te bestaan, maar van eeuwigheid af. Het: an moeders lijf aan, toont, dat hier sprake is van een uitgaande daad Gods in den tijd, waardoor Hij reeds begonnen was Paulus voor te bereiden voor het ambt, dat hij later ontvangen zou, toen Hij hem formeerde in moeders schoot. Paulus was als kind niet, een gewoon kind, maar bracht reeds van zijne geboorte af mede die zeldzame gaven van hoofd en hart, die hem later tot deh grootste onder de Apostelen hebben gemaakt. Zoo was Paulus van zijne geboorte af door God toegerust voor dit ambt, en daarom zegt Christus tot Ananias van Paulus : »deze is mij een uitverkoreii vat, om mijnen naam te dragen voor de heidenen» (Hand. 9 : 15). Zelfs behoeft hierbij niet uitsluitend gedacht te worden aan den aanleg, dien Paulus als kind mee kreeg, de gaven en talenten hem bij zijne geboorte geschonken, maar slaat dit , evenzeer op alles, wat God in Zijn voorzienig bestel gedaan had vóór Paulus bekeering, om hem voor zijn ambt voor te bereiden ; zijn geboorte uit Israel, het oude verbondsvolk Gods; zijn voortkomen uit een gezin van Pharizeënj waarin van ouder tot ouder God gediend werd en zeer strenge tucht werd • gehandhaafd ; de uitnemende opvoeding, die hij te Jerusalem in de school van Gamaliel ontving; zelfs zijn ijveren voor de voorvaderlijke inzettingen en toenemen in het Jodendom. Dat alles is onder de leiding Gods geschied; het heeft er toe bijgedragen, thetisch of antithetisch, om Paulus te maken tot wat hij als Apostel geworden is. Zoo had God van moeders lijf aan hem afgezonderd, bestemd en voorbereid tot zijn taak. Daarom was hij een »uitverkoren vat.«, d. i., gelijk onze Kantteekenaren zeggen, een instrument of dienaar Gods, toen Christus hem riep. Zijne bekeering zette op dien Goddelijken arbeid de kroon, stelde al deze gaven en talenten in den dienst van C'hristus. Maar de pottenbakker had van meet af, toen hij uit dien klomp dit vat formeerde, het uitverkoren en bestemd om een vat der eere te zijn.

Of hieruit nu ook mag worden afgeleid, dat de Apostel Paulus reeds van moeders schoot af »het zaad der wedergeboorte» ontvangen heeft, gelijk Voetius het noemt, is niet met stellige zekerheid uit te maken. Van Johannes den Dooper weten we dat zeker, omdat hij van moeders lijf aan met den Heiligen Geest vervuld is geweest en die Geest, waar Hij in het hart komt, de wedergeboorte werkt. Bij een Samuel, een David, een Jeremia, mogen we dit evenzeer aannemen, omdat ze van hun vroegste jeugd af God gediend hebben en van een latere bekeering bij hen geen sprake is. Maar bij een Paulus blijft altoos de moeilijkheid, dat hij de gemeente van Christus vervolgd en verwoest heeft, dat hij de verzenen tegen de prikkelen geslagen heeft, dat hij gelijk hij zelf zegt, »een Godslasteraar is geweest, een vervolger en een verdrukker» en zich zelfs »den grootsten der zondaren* noemt (I Tim'. 1 : J3, 15). Onze vaderen hebben dan ook, wanneer ze, in hun strijd met de Wederdoopers over de mogelijkheid der wedergeboorte bij kleine SBl! kinderen, op verschillende Bijbelheiligen zich beriepen, van wie uit de Schrift bleek, dat zij reeds als kind wedergeboren waren, daarbij nooit op den Auostel Paulus" zich beroepen. En Voetius die in zijn Disputationes Selectae de vroege wedergeboorte van den Apostel Paulus aanneemt, doet dit niet op grond van Gal. 1 : 15, of andere teksten, maar omdat volgens hem bij de uitverkoren kinderen des verbonds de wedergeboorte altoos in de jeugd plaats vindt. Stelt men. dezen algemeenen regel, laat men op dien grond zelfs Manassa, den goddeloozen koning van Juda, zelfs den moordenaar aan het kruis, van moeders lijf aan wedergeboren zijn, zooals Voetius doet, dan spreekt het wel vanzelf, dat ook Paulus van moeders lijf af wedergeboren moet geweest zijn. Maar dit alles rust dan op een onderstelling, die zeker niet uit de Heilige Schrift bewezen kan worden en waarover onze Kerken zich ook nooit zoo beslist als Voetius hebben uitgelaten. Toch plaatst het geval van den Apostel Paulus ons zeker voor een moeilijk psychologisch vraagstuk, dat met de eenvoudige ontkenning: en wedergeborene kan Paulus vóór zijne bekeering niet geweest zijn, want een w^edergeborene kan niet datgene doen, wat Paulus vóór zijne bekeering gedaan heeft, niet opgelost is. Op dit psychologische vraagstuk moet daarom nog dieper worden ingegaan, omdat het, niet alleen voor Paulus, maar - even goed voor de bekeeringsgeschiedenis van andere-beroemde mannen uit de Christelijke Kerk van hoog belang is en tegelijk licht kan verspreiden over hetgeen we niet zoo zelden waarnemen bij de kinderen des verbonds.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 december 1916

De Heraut | 4 Pagina's

De kinderen des Verbonds.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 december 1916

De Heraut | 4 Pagina's