GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

"Zie, ik sterf".

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Zie, ik sterf".

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarna zeide Israël tot Jozef: ie, ik sterf; maar God zal met ulieden wezen, en Hij zal u wederbrengen in het land uwer vaderen. . Gen. 48 : 21.

In de geschiedverhalen van het oude Israel spreekt het ons zoo toe, dat ons ook een blik op het sterfbed der patria'-chen gegund wordt. We ontvangen niet slechts de korte mededeeling, dat hun leven afliep, en dat ze tenslotte sterven, maar dat sterven zelf zien we, als voor oogen, geleidelijk en bijna bezield toegaan.

Tot in lengte van dagen strekte zich hun leven hier op aarde uit, inaar naderde tenslotte ook van dit lange leven het einde, dan ontvangen we den indruk, dat ze dit einde met helder bewustzijn tegengingen, door geen angst voor den dood werden aangegrepen, en als met zielsbegeerte naar Hooger de poorte naderden, waardoor hun de toegang tot nog rijker leven zou ontsloten worden.

En meer nog dan die kalmte van geest treft 't ons dan telkens weer, hoe ze dat sterven zelf doorleefden, als iets dat niet over hen heen sloop en hen wegnam, maar als van oogenblik tot oogenblik zich rekenschap gaven, wat dat sterven voor hen zelf en voor hun achterblijvende nakomelingschap was.

Men ziet er uit, hoe lichamelijk sterk van aanleg deze geestelijke helden uit den patriarchentijd waren. Ze versuften bij het sterven niet onder het aangrijpende van hun krankheid.

Veeleer was het, of ze stierven zonder^ dat ernstige krankheid hun bewustzijn verdonkerde.

Ze zijn niet bedwelmd of in hun bewustzijn verzwakt. Tot het laatste toe leven ze klaar en helder in alles mede. Het is of ze zelfs, hoe meer het sterven naderde, met te voller bewustzijn in wat na hun dood komen zou inleefden.

Het was een sterven in helder besef vaü wat hun overkwam. Niet dan een langzame afneming en inzinking van krachten, en nu juist in die stervensure een krachtig inleven - in wat God met hen voorhad en wat hun nakomelingschap te wachteii stond.

Thans is dit vaak zoo geheel anders, en zulks niet enkel bij de jongeren, die voor hun gevoel te vroeg uit dit leven worden weggeroepen, , en lichter dan men denkt in een morren op huii doodsbed overslaan, maar vaak evenzoo bij de ouden van dagen, die de zeventig of tachtig jaren bereiken mochten.

Ook bij deze meer bejaarden toch komt toch maar..al te dikwijls een angstig opzien tegen het sterven voor, maar veel meer zelfs nog een verdonkering van het bewustzijn. In den regel ligt dat dan aan de ziekte die hen"aangreep, 'tzij door de bange pijnen die hun 't bewustzijn verdonkerden, 'tzij door de gedachtenloosheid waarin ze reeds dagen voor hun sterven verzonken.

In de dagen der patriarchen was de lichamelijke stevigheid, als we 't zoo mogen uitdrukken, nog zooveel sterker. De krankheden waren veel minder. Op hun ouden dag, als 't sterven naderde, waren ze dientengevolge nog veel krachtiger in hun gestel.. En telkens ziet men, hoe ze niet wegkwijnen door een langdurig ziekteproces, maar te midden van een nog krachtig leven het einde voelen naderen.

Dit maakte dan dat ze den sinds lang ingewachtéfi dood, niet alleen met moed en hope, maar ook met klare helderheid in 't zelfbesef tegengingen, breedvoerig met de hunnen over hun naderend sterven spraken, en het komen van den dood als inwachtten. Ja veelal het afscheid van de hunnen niet met een half onbewust vaarwel, noch met een schier gedachtelpozen kus, maar met heldere bespreking van wat te komen stond, inwachtten.

Sterk gevoelt men dit vooral in Jacob's zeggen tot Jozef: »Zie, ik sterf.« Hij zegt niet: Mijn einde mocht eens naderen, het mocht zijn, dat de Heere mij wegriep. Neen, met volle klaarheid betuigt hij te gevoelen, hoe zijn sterven als 't ware reeds begon, hoe 't als ingeluid is, en hoe dit er hem toe brengt, om de toekomst van wie hij achterlaat, nog met een laatste beschikking te zegenen.

Zoo nu komt 't ook thans nog voor, doch veel minder. Ook bij het thans levende geslacht leeft nog de heugenis aan de ouden van dagen, die voor een halve eeuw of meervan ons gingen, en die sterk van gestel en aanleg, nog tot op hun sterfbed helder bleven, zelfs over hun sterven spraken, en met hun kinderen regeldenwat te regelen viel. En zoo zijn er ook nu nog sterfgevallen, waarvan men zeggen kan, dat wie heenging, tot op zijn laatsten snik nog leefde met en voor de zijnen en juichende de eeuwigheid inging. Nog altoos komt 't voor, dat aan den jongsten snik een Godverheerlijkende uiting van de ziel in dankzegging of gebed voorafging.

Alleen maar, en hiervoor zij men niet blind, die geestelijk rijke sterfbedden minderen. Ze komen nog voor, doch ze zijn zeldzaam geworden, 't Meest deert dan vaaknog de beschikking over het aardsche goed, doch dat is dan afgedaan in het reeds weggeborgen testament.

En voorts ziet men er maar al te velen heengaan, die de laatste dagen, zoo niet de laatste weken, eer ze stierven, half onbewust en versuft •wegkwijnden, en over wier lippen, eer ze heengingen, schier geen woord van hoogere bezieling uitging.

Dit nu - ligt in hoofdzaak aan tweeërlei. Ten eerste daaraan, dat onze geestelijke verzwakking ons belet, om tot in onze stervensure ons meester over ons bewustzijn te doen blijven, en ten andere daaraan, dat 't geestelijke zelfs in de stervensure door de lichamelijke zwakheid wordt teruggedrongen.

Niet 't minst schuldig hierbij zijn de meeste medicijnmeesters. Vaak toch spreken dezen, het openlijk uit, dat ze voor wien ze weten dat 't sterven ingaat, het fatale van zijn toestand opzettelijk verbergen. Ze dringen er dan ook op aan, - dat de familie evenzoo doe. En zoo wordt er dan als saamgespannen tusschen arts en familieleden, om den kranke te doen heengaan, zonder dat hij van zijn sterven ~ helder bewustzijn ontving.

Doel en opzet is dan, om den angst van het sterven te voorkomen, en ten slotte het bewustzijn van den kranke zóó geheel te doen verflauwen, dat hij sterft, zónder ook maar te vermoeden, dat de dood hem opwachtte.

Doch al zijn de moderne, meest ongeloovige artsen hier de hoofdschuldigen, de familie doet maar al te vaak aan dat onheilig spel mede.

Men spreekt dan met zijn kranke, alsof 't alles o nog zoo wel liep. Van een ingaan in de eeuwigheid zwijgt men. Ten slotte laat men den half stervende indommelen en constateert dan, zonder dat er eeh woord over de eeuwig-heid gesproken is, dat 't leven er uit is, en neemt zijn maatregelen voor de begrafenis.

Stel daar nu tegenover Jacob, die 't zoo Iclaar en helder, in volle bewustzijn, tot Jozefj uitspreekt: Zie ik sterft en ge gevoelt toch zelf; hoe de Satraap van Egypte veel Christenen inl ónze dagen beschaamt.

God zij lof, vooral bij teringlijders vindt ge nog heerlijkï uitzonderingen. Maar voor 't overige kan er niet genoeg op aangedrongen, om 't sterfbed weer geestelijk te bezielen.

Vooral van 't sterfbed moet leven en be> zieling uitgaan voor de toekomst die ons wacht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 september 1917

De Heraut | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 september 1917

De Heraut | 4 Pagina's