GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geschenken aan predikanten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geschenken aan predikanten.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij sommige broeders schijnt er nog altoos bezwaar tegen te bestaan, wanneer door gemeentefeden aan hun predikant een geschenk wordt gegeven, bij bijzondere diensten door hen verricht, zoo bijv. door catechisanten, wanneer hun catechetisch onderwijs voltooid is en zij nu, na belijdenis des geloofs te hebben afgelegd, tot het Avondmaal worden toegelaten, of dcor degenen, die hun huwelijk kerkelijk hebben laten bevestigen. IJet behoort, zoo zegt men, tot de ambtstaak van een predikant om dit catechetisch onderwijs te geven en deze huwelijksbevestiging te verrichten^ zoodat er geen enkele reden-is om hem voor deze diensten een extra belooning te geven. Daarbij komt, zoo voert men in de tweede plaats aan, dat Christus gezegd heeft: Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet, waarin de gedachte ligt uitgesproken, dat de geestelijke gaven, waarvan de predikant de bedienaar en uitdeeler is, uit genade hem toebetrouwd zijn, en hij daarom voor de bediening dezer gaven geen geld mag vragen. Terwijl men in de derde plaats dan er op wijst, hoe licht dit geven van geschenken kan leiden tot de zonde van Simon den Toovenaar, die de gave des Heiligen Geestes voor geld van de Apostelen wilde koopen en daarom door den Apostel Petrus gevloekt is geworden.

Nu is er zeker geen erger zonde in de Kerk denkbaar, dan het drijven van koophandel met geestelijke goederen. Het is vooral dit kwaad, dat in de Roomsche Kerk was ingeslopen, waartegen onze Vaderen zoo krachtig hebben geprotesteerd. En dit kwaad school waarlijk niet alleen daarin, dat allerlei geestelijke ambten voor geld te koop waren in Rome, maar heeft heel de Roomsche Kerk doortrokken. Voor de biecht, voor de zielsmissen, voor huwelijksbevestigingen enz. had men naar een vastgestelde taxe te betalen. Zoo werd het arme volk schier uitgemergeld en aan de rijken een voorrecht geschonken, dat lijnrecht in strijd is met het woord van Christus, dat hij gekomen was om aan de armen het Evangelie te verkondigen. Het scheen haast, alsof Christus zich vergist had, toen hij de armen zalig sprak en van de rijken zeide, dat het lichter was dat een kernel ging door het oog van een naald, dan dat een rijke zalig zou worden; want de arme had geen geld om ai deze geestelijke genaden, te koopen en de rijke kan mfet zijn welgevulden buidel aflaatbrieven koopen en zielemissen voor zijn spoedige verlossing uit het vagevuur laten lezen.

Dat de afkeer van al wat op dit voor-geld verkrijgbaar - stellen - van - geestelijke-gaven lijkt, er diep bij ons volk inzit en men daarom ook de laatste korrel van dezen zuurdeesem uit ons kerkelijk leven wil uitzuiveren, is te begrijpen. In onze Kerken werd vroeger zelfs van iederen candidaat in de Theologie den eed tegen de simonie gevergd om dit ergerlijke kwaad te keeren. En al is er thans, nu de begeving der predikantsplaatsen niet meer bij patroons staat, geen gevaar, dat een candidaat door geschenken de gunst van een patroon zal koopen, toch blijft de verleiding tot dit kwaad, zij het dan ook in anderen vorm, nog altoos bestaan. Hoe licht kan een predikant niet bijzondere geestelijke zorg gaan wijden aan een rijk gemeentelid, die nu en dan hem een vriendelijke gave toestopt, terwijl de armen verwaarloosd werden. Daarom moet tegen dit kwaad telkens weer gewaarschuwd en heeft elk predikant zich zelf wel met ernst af te vragen, of deze zonde niet binnensloop ook in zijn hart. Elk bijzonder gunstbetoon aan een rijk gemeentelid hetzij door veelvuldig huisbezoek, door afzonderlijk catechetisch onderwijs aan zijne kinderen, hetzij door hem te ontzien m het bestraffen der zonden en wat van dien aard meer voorkomt, is tegen de ordinantie Gods en kan in den grond niet anders dan als simonie worden beschouwd.

Maar hoezeer tegen deze zonde moet gewaakt en gewaarschuwd worden, toch mag men daarom aan den anderen kant niet tot de overdrijving vervallen van de oude Anabaptisten, die juist op grond van het woord van Christus: > gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet«, tot de gevolgtrekkyiig kwamen, dat de predikanten zelfs geen salaris ontvangen mochten, maar om niet hun arbeid hadden te verrichten. Christus zelf heeft tegen deze onjuiste gevolgtrekking gewaarschuwd door terstond op dat v/oord te laten volgen: De arbeider is zijn loon waardig, en dat woord ook op zijn Apostelen en in hen op alle Dienaren des Woords toe te passen. En de Apostel Paulus, ook al heeft hij zelf om de gemeente van Corinthe niet te bezwaren, door handenarbeid zijn brood verdiend, heeft toch juist in den brief aan deze gemeente met nadruk er op gewezen, dat dit een uitzondering was en dat wie het altaar bediende, ook van het altaar leven moest. Reeds daarom kan men met een beroep op dit woord van Christus het geven van geschenken aan een predikant bij bijzondere dienstverrichtingen niet afkeuren. Wai-e het juist dat het Woord van Christus het verbood, dan zou ook het geven van een vast salaris aan den Dienaar des Woords verboden zijn. De Apostel heeft juist omgekeerd gezegd, dat wie het geestelijke gaait, recht heeft het stoffelijke te maaien. Wat Christus verbiedt, is, dat een geestelijke genade voor geld zou beschikbaar worden gesteld, niet dat een Dienaar des Woords voor zijn arbeid wordt beloond.

En nog veel minder als er bezwaar tegen bestaat, dat aan een Dienaar een vast salaris wordt uitgekeerd, opdat hij zonder zorg van het Evangelie kunne leven, bestaat er bezwaar tegen, dat de gemeenteleden bij bijzondere gelegenheden voor den dienst, door hem be-

wezen, een offer der dankbaarheid hem brengen. Van een koophandel met het geestelijke is hierbij geen sprake, omdat zulk eea gave niet geëischt, maar uit vrgwillige liefde wordt geschonken. Ea dat is in de Heilige Schrift nergens rerbodcn en ook door onze Gereformeerde Vaderen, hoe puriteinsch ze waren, nimmer afgekeurd. Niet alleen, dat de rijke vrouwen Christus dienden van hars goederen, opdat Hg daarvan leven kon, maar Maria te Bethanië brak de alabasterflesch met narduszalf gevuld en goot die uit over zijn hoofd als een teeken van _ bijzondere vereering, en al ergerde Judas zich daaraan, omdat deze zalve beter verkocht en het < 7eM aan de armen gegeven worden kon, Christus heeft het voor Maria opgenomen en haar daad van liefde en piëteit goed gekeurd. Ook de Apostel Paulas roemt het in de Thessalonicensen, dat zij vrijwülfg door een liefdegave hem hun waardeering voor zgn Apostolischen arbeid hadden getoond. En zelfs Caivijn, hoe doodeeuToudlg hq leefd^ juist om alle laster te weerspreken, alsof im door den dienst van het EiraDgelie zich zelf verrijken wüde, heeft toch geschenken van Vorsten hem geschonken, niet afgewezen, wanneer zij daardoor hnn hoogachting hem wilden toonen.

Ook het argument, dat de Dienaar des Woords voor zijn ambtelijk werk gesalarieerd wordt en hij - daarom voor hetgeen uit dezen ambtsglicht voortvloeit, zooals het geven van catechetisch oaderwijs, liet bevestigen van een huwelijk enz. reeds betaald wordt, gaat niet op. Indien een predikant voor dezen arbeid geschenken" eischt, zou dit ongeoorloofd wezen. Maar hiervan is geen sprake. Het zijn geschenken, die geheel vrijwillig worden gegeven. En waarom zou een gemeenteiid bij zulke bqzondere gelegenheden den Dienaar des Woords niet door zulk een gave van zijn dankbaarheid mogen blijk geven? In heel het maatschappelijk leven doet men dit ook aan degenen, die gesalarieerd worden. Een onderwijzer ontvangt op zijn verjaardag, of wanneer de kinderen zijn school verlaten, een geschenk van de ouders. Zou dan alleen ten opzichte van een predikant ongeoorloofd wezen, wat tegenover ieder ander wel mag? Waar nog bgkomt, dat het salaris onzer Dienaren waarlijk zoo hoog niet is, dat zij in overvloed Isunnen leven. Voor menig predikancsgezin is zulk . een extra-geschenk een zeer welkomegave om in een nood, die reeds lang gevoeld werd, te voorzien.

Hoezeer we daarom het streven waardeeren, om eiken schijn zelfs van simonie tegen te gaan, toch mag een overdreven puritanisme er niet toe verleiden, het geven van zulke geschenken als een zondige daad af te keuren.

De rok zonder naad geweven, — een bijzonder kostbaar kleedingstuk in die dagen — door de liefde van Jezus' discipelinnen aan den Meester g^chonken, heeft ook ons wat te zeggon.

Vooral in deze tijden, nu de nood des levens ook door onze predikanten zoo zwaar wordt gevoeld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Geschenken aan predikanten.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1918

De Heraut | 4 Pagina's