GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onder de voorteekenen van

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onder de voorteekenen van

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 7 Juni 1918.

Onder de voorteekenen van zijn wederkomst ten gerichte heeft Christus zelf opgenoemd, dat er een algemeene wereldkrijg zou ontstaan, vi^ant dat het ééne volk tegen het andere zou opstaan en het ééne koninkrijk tegen het andere en dat er zouden komenhongersnooden en pestilentiën en aardbevingen in verscheidene plaatsen (Matth. 24 : 7). Wel heeft Christus uitdrukkelijk gezegd, dat wanneer deze rampen over de menschheid werden uitgestort, „nog het einde niet is", en dit alles, hoe verschrikkelijk ook, maar „een beginsel der smarten zou zijn" (Matth. 24 : 6 en 8), maar zooals de barensweeeii aan de geboorte voorafgaan, zoo zouden ook deze teekenen aankondigen, dat de komst van Christus aanstaande was.

Oorlog, hongersnood en pestilentie zijn in de Schrift altoos de strafgerichten Gods over de zonjie. Zoo wordt in Lev. .26 gedreigd, dat wanneer Israël niet wandelen zal naar de inzettingen des Heeren, God over hen het zwaard van den oorlog zal brengen en hen zal overgeven in de handen hunner vijanden; dat Hij de pest in het midden van hen zal zenden en dat Hij den staf des broods zal breken. En evenzoo in De^ut. 32, waar sprake is van de pijlen, die God in zijn verbolgenheid zal verschieten op zijn tegenstanders, en als deze pijlen worden opgenoemd, ' gesproken wordt van een uitgeteerd worden door den honger, een opgegeten worden door den karbonkel, een beroofd worden door het zwaard. Ook als David gezondigd heeft door in hoogmoed Israël te tellen, en Gad, de ziener, hem het oordeel Gods komt verkondigen over zijn zonde, wordt aan David de keuze gelaten tusschen deze drie: een hongersnood van zeven jaar in het land, drie maanden te moeten vluchten voor het zwaard van zijne vijanden of een pestilentie van drie dagen (II Sam. 22).

En zooals in de geschiedenis van Israël die sombere trits van oorlog, hongersnood en pestilentie steeds optrad als boden van Gods wraakgericht over de zonde van zijn volk, zoo wordt ook in de Apocalyptische vizioenen zoowel van den profeet Zacharia als van den Apostel Johannes naar dit drietal rampen verwezen als de schrikkelijke machten, waardoor God bij het eindgericht de volkeren, die tegen Hem opstonden, straffen zal. Beiden, Zacharia en Johannes, doen dit in den symbolischen vorm van paarden voor strijdwagens gespannen of waarop ruiters zitten en die uittrekken om de aarde te verwoesten, terwijl de kleur van deze paarden op den oorlog, den hongersnood en de pestilentie wijst. Het zijn de Apocalypische ruiters, die Zacharia zag in zijn nachtgezichten, die uitgaan van tusschen de koperen bergen van Gods woonstede om de aarde te tuchtigen en die ook Johannes op Patmos aanschouwde, toen het Lam het boek met de zeven regelen ontsloot. Wat bij Zacharia echter alleen zinnebeeldig door de kleuren der paarden werd aangeduid, wordt door Johannes in zijn aangrijpende schildering, die een Albrecht Dürer tot zijn prachtige conceptie van deze Apocalyptische ruiters inspireerde, nader verklaard. Voorop gaat het witte paard en, hij, die daarop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven en hij ging uit, opdat hij overwon. Wit is de kleur der overwinning. Daarna volgt het roode paard — rood is de kleur van het bloed — en hem, die op dit paard zat, werd een groot zwaard gegeven om den vrede van de aarde te nemen, zoodat zij elkander zouden dooden. Beeldt zoo het tweede paard den oorlog af, het derde paard, dat zwart is, is een symbool van den hongersnood; in de handen van hem, die op dit paard zit, wordt een weegschaal gegeven en de beteekenis van deze weegschaal wordt aldus verklaard, dat de levensmiddelen zoo schaarsch zullen worden, dat een maatje tarwe voor een penning en drie maten gerst voor een penning zouden verkocht worden. En dan wordt de rij gesloten door het vierde paard, dat vaal is, de kleur van den dood, en waarop dan ook als ruiter de dood zit, die macht heeft om tot het vierde deel van de bewoners der aarde te dooden met het zwaard, met den honger en met de pest. De hagelvlekkige paarden, die bij Zacharia in de vierde plaats genoemd werden, doen door hun kleur nog duidelijker uitkomen, dat hierbij bepaaldelijk gedacht is aan die schrikkelijke pestziekten, waardoor het lichaam der aldus aangetasten met bont gekleurde builen en plekken werd overdekt.

In hoeverre de vervulling van deze profetie reeds in onze dagen aanschouwd wordt, valt niet met zekerheid uit te maken. Oorlog, hongersnood en pestilentie staan niet los naast elkaar, maar hangen nauw saarh en komen daarom telkens vereenigd in de geschiedenis voor. Door den oorlog worden de akkers verwoest, kan de landman niet rustig den akker bezaaien en dreigt daarom altoos gebrek aan brood. En als de honger onder het volk woedt, dan komen van zelf allerlei schrikkelijke ziekten onder de bevolking voor, die gemeenlijk een zeer verderfelijk karakter dragen, als de. pestilentie zich verspreiden en duizenden slachtoffers vergen. Het feit, dat ook thans deze drie: het roode paard van den oorlog, het zwarte paard van. den hongersnood en het vale paard van de pestilentie weer gezamenlijk optreden, behoeft daarom op zich zelf niet te verwonderen. Zoo was het steeds en zoo zal het ook in de toekomst wezen.

Maar wat wel de vraag doet opkomen, of ditmaal het optreden van deze drie verdervende machten niet een bijzondere beteekenis heeft, is de gansch buitengewone wijze, waarop ze zich openbaren. Deze oorlog is niet meer beperkt tot een enkel volk of een groep van natiën, maar omvat heel de wereld, en het woord van Christus, dat het eene volk tegen het andere en het eene koninkrijk tegen het andere zal opstaan, d. w. z. dat alle volkeren en koninkrijken in dien strijd zullen betrokken worden, is nimmer zoo vervuld geworden als in onze dagen. Een banger en ontzettender krijg, dan dien we thans beleven, is nauwelijks denkbaar. En zoo is het ook met den hongersnood. Het zijn niet meer enkele landen, die zuchten onder het gebrek aan voedingsmiddelen, maar de nood grijpt al verder om zich heen, en wanneer deze oorlog nog tot het volgende jaar zich uitstrekt, zal er een zoo groot tekort aan levensmiddelen komen, dat de honger overal knagen zal in het ingewand. En daarbij komt, dat reeds nu als gevolg van deze slechte voeding zich in enkele landen de krankheden waarvoor men vreesde, beginnen te openbaren. In Spanje deed een eheimzinnige ziekte reeds haar intrede en eeft heel het volk aangegrepen. Diezelfde rankheid heeft zich nu ook reeds in Zweden ertoond en maakte ook daar reeds tal van lachtoffers. Als met een reuzensprong heeft eze geheimzinnige ziekte zich zoo van het uiden van Europa naar het hooge Noorden erplaatst, zonder dat van een overdragen an besmetting hier sprake kan wezen. En al draagt deze geheimzinnige ziekte, die zoo lotseling opkwam, aanvankelijk nog geen al e ontrustend karakter, doordat ze alleen oor zwakkere personen doodelijk blijkt te zijn, toch kan, wanneer ze haar tocht door Europa voortzet, haar aard ook ernstiger worden en zij als een pestilentie onder de olkeren gaan woeden. De weerstandskracht is afgenomen. Ook onder ons volk doet nu reeds de ondervoeding zich op bedenkelijke wijze gevoelen en is zoo de bodem bereid, waarop zulk een krankheid welig zou kunnen tieren.

Op deze ernstige teekenen der tijden acht te geven is zeker des Christens plicht. Of ze beteekenen, dat het einde thans komen gaat, weten we niet. Veel van wat de Schrift voorspeld heeft, dat aan dit einde vooraf zou gaan, is nog niet vervuld. Zoo is, om slechts op dit eene te wijzeiï, de Antichrist of de mensch der zonde, waarvan de Apostel Paulus spreekt, nog i-iet op aarde gekomen en is er evenmin reeds sprake van de algemeene vervolging der Christenen, die daarmede gepaard zal gaan en die zoo schrikkelijk zal wezen, dat indien die dagen niet verkort werden, zelfs de uitverkorenen gevaar zouden loopen afvallig te worden. Zooveel van wat in het Boek der Openbaring aangaande die laatste worsteling ons voorspeld wordt, is voor ons nog een met zeven zegelen gesloten boek, waarvan we de ware beteekenis eerst verstaan zullen, gelijk Christus tot zijne discipelen zeide, wanneer de dingen, die daarin voorspeld worden, ' geschied zullen zijn.

En bovenal mag niet vergeten worden, dat naar luid van Christus' eigen woord niemand, zelfs de engelen in den hemel niet, de ure weten, wanneer de Zoon des menschen wederkomen zal. Elk pogen van den mensch om achter dit geheim te komen, gaat in tegen den wil van God, die dit geheim zelfs voor Christus op aarde verborgen heeft gehouden. De historie heeft dan ook telkens geleerd, hoe al zulke gissingen op grond van de getallen-symboliek in de Openbaring of van de aanvankelijke vervulling van enkele profetieën, steeds op teleurstelling zijn uitgeloopen en niets dan ijdele voorspellingen zijn geweest. Christus komt als een dief in den nacht en wel in die ure, waarin niemand, ook de getrouwe dienstknecht van zijn huis niet, den Meester verwacht.

Maar hoe ongeoorloofd en hoe ijdel elke voorspelling aangaande den dag en de ure van Christus' komst is, toch mag het oog daarom niet gesloten voor de ernstige beteekenis, die in deze oordeelen en gerichten als vóórteekenen van Christus' komst voor ons verborgen ligt. Christus zelf heeft gezegd: leert van den vijgeboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak teeder wordt en de bladeren uitspruiten, zoo weet gij dat de zomer nabij is. Alzoo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zien zult, zoo weet, dat het nabij is, voor de deur. In de zware oordeelen Gods, die thans over de volkeren heengaan, ligt een aankondiging en heenwijzing naar het wereldgericht, dat eenmaal komen zal. Of de ontzettende wereldoorlog, die nu reeds zoo lang aanhoudt en zoo bittere ellende over de volkeren brengt; het gebrek aan voedsel en de honger, die zich allerwege gevoelen doet, en de geheimzinnige ziekten, die reeds beginnen op te treden; de vervulling zijn van het gezicht, dat de Apostel Johannes van de Apocalyptische ruiters zag, weten we niet, maar wel zijn zij de voorboden van de oordeelen Gods, die eenmaal komen zullen en die aan de komst van Christus ten gerichte zullen voorafgaan. De kennelijke overeenkomst met hetgeen in dit vizioen ons geteekend wordt, wijst ons daarop.

A1 zou het daarom achteraf blijken, dat nog het einde niet komt; dat deze oordeelen nog slechts het begin waren van de barensweeën, waaruit een nieuwe wereld moet geboren worden en dat daarna weer een tijd van rustige ontwikkeling der menschheid volgen zal, toch neemt dit niets weg van de roepstem Gods, die daarin tot oiis komt. Die roepstem ils niet alleen om ons te verootmoedigen van wege onze zonden, die zulk een oordeel hebben noodig gemaakt, maar ook om met verhoogde spanning de wederkomst van Christus te verwachten.

Juist omdat we niet weten in welke ure de Zoon des menschen komen zal, wil Christus, dat we ons altoos bereid zullen houden om hem te ontvangen. We hebben hem te wachten: de lendenen omgord, de lampen brandende en wakende. Geldt dit steeds, het geldt bovenal in onze tijden, waarin de voorteekenen van Christus komst "worden aanschouwd. Het Maranatha: de Heere komt, krijgt daardoor dubbelen nadruk.

Zalig is die dienstknecht, welken zijn heer, komende, zal vinden alzoo doende.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juni 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Onder de voorteekenen van

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juni 1918

De Heraut | 4 Pagina's