GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Tractementsverhooging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tractementsverhooging.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De voortdurend stijgende prijzen van al wat voor het levensonderhoud noodig is, maakt het van zelf noodzakelijk, dat in verhouding daarmede ook de tractementen en salarissen verhoogd worden. Feitelijk komt deze stijging van de prijzen der levensmiddelen toch daarop neer, dat de koopkracht van het geld verminderd is en een gulden thans niet meer waarde heeft dan de helft van vier jaar geleden. Het geld heeft geen constante waarde, maar daalt of rijst naar de algemeene oeconomische voorwaarden. Een predikant in de dagen onzer vaderen, die fl SOO jaarlijks inkomen had, kon daarvan leven, terwijl zelfs wanneer men vier jaar terug gaat, een tractcment van ü 1000 niet meer genoeg w^s om rond te komen. 'Gewoonlijk nu gaat deze waardevermindering van het geld langzaam, zonder plotselinge schokken, en kan daarom ook de verhooging van de tractementen allengsgeschieden. Thans is dit echter niet het geval. Heette het nog een jaar geleden, dat de prijzen der levens­

middelen 30 pCt. gestegen waren, thiins il dit zeker reeds meer dan 50 pCt. Zelfs dit zal nog wel te weinig gerekend zijn, want in sommige neutrale landen is de verhooging reeds op meer dan 100 pCt berekend. En al spreekt het wel van zelf, dat ieder thans zuinigheid heeft te betrachten, toch kan ook door de uiterste spaarzaamheid dit tekort niet aangezuiverd worden. Wie op een salaris van fl 3000 voor vier jaar werd aangesteld, moet nu feitelijk met de helft rondkomen.

Van degenen, die in den handel zijn of leven van door hen zelf bepaalde inkomsten, zooals doctoren, advokatcn enz. levert dit minder moeite op. De winkelier verhoogt den prijs zijner waren; de arbeider vraagt meer loon voor zijn werk; de doctoren en advokaten eischen meer voor hun adviezen en visites. Maar degenen, die van vaste tractementen moeten leven, die door Staïtt of gemeente, kerk of school worden uitbetaald, worden het kind van de rekening. Terwijl ze toch al in gewone tijden met een sober salaris moesten toekomen, moeten zij nu niet alleen veel hooger belasting betalen, maar ook nog door de duurdere prijr«n van levensmiddelen, kleeding, arbeid in het gezin verricht, zorgen, dat anderen aan een beter levensbestaan komen.

De arbeiders weten dan ook wel te zorgen, dat zij aan hooger loon komen. De diamantbewerkers te Amsterdam, die toch al geen karig loon ontvingen, hebben dezer dagen weten door te «tten, dat ze een duurtctoeslag kregen, die voor de minste loonen (ƒ 20 per week) 6o percent bedraagt en zelfs bij degenen, die / 60 per week loon ontvangen, nog 3J percent haalt. Zelfs indien zulk een arbeider geen andere bijverdiensten heeft, doordat meerderen in zijn gezin de kost helpen verdienen, dan heeft hij hog een inkomen van ruim 4000 gulden. Hij ontvangt dan meer dan de predikanten te Amsterdam, en een Hoogleeraar aan de Vrije Universiteit wordt op dezelfde som als aanvangsalaris beroepen. s

Natuurlijk is deze toestand op den duur niet houdbaar en moet hierin verandering komen. Wat de traktementen der Rijksambtenaren betreft, heeft dan ook reeds een algeheele revisie, plaats gevonden en zijn de salarissen allerwegen verhoogd. Evenzoo is geschied wat het leger betreft met de tractementen der officieren. Voor onze onderwijzers zal hetzelfde gebeuren, zoodra de nieuwe onderwijswet haar beslag krijgt. Zelfs werd in , '.de Nieuwe Rotterdammer Courant er reeds op aangedrongen, dat de nieuwe Minister van Onderwijs daarvoor een flinken greep zal doen in 's Lands schatkist en dat dan tevens zal gezorgd worden roor subsidie niet alleen voor de Christelijke lagere Scholen, maar evenzoo voor het Christelijk Middelbaar en Hooger Onderwijs. Zoo blijkt, dat ook reeds van liberale zijde de billijkheid erkend wordt van onzen eisch, .dat heel het Christelijk onderwijs, niet alleen de lagere, maar ook de Hoogeschool door den Staat gesteund zal worden. De Staat, die millioenen weggeeft voor het openbaar Hooger onderwijs, maakt toch een al te schriel figuur wanneer hij voor de Bijzondere Universiteiten niet meer dan een som van fl 4000 jaarlijks voor vergoeding van de bouwkosten geeft. Gelijk v/el vanzelf spreekt, zullen dan ook salarissen van de hoogleeraren verhoogd moeten worden en op hetzelfde peil worden gebracht als die aan de openbare Universiteiten. Wie aan het Christelijk onderwijs zich wijdt, mag niet achterstaan bij hen, die aan het openbaar onderwijs is aangesteld.

Kan voor het onderwijs de Staatssubsidie dus - helpen, om in den noodtoestand te voorzien, anders staat het met de predikanten, die leven moeten van wat de gemeente hun geeft. Ook voor hen in Staatssubsidie heil te zoeken, zouden we om meer dan eene reden bedenkelijk achten. Niet alleen zou de prikkel tot offervaardigheid dan verminderen, maar we zouden in een afhankelijkheid tegenover den Staat komen, die voor de Kerk nooit anders dan nadeel heeft gebracht. Maar waar de Staat hier geen hulp kan bieden, behooren de gemeenten zelf in te zien, dat de toestand, waarin de predikanten zich bevinden, steeds meer onhoudbaar wordt. In de Hervormde Kerk heeft men gepoogd - door het stichten van een fonds onder den titel , , Aanpakken", dat zou pogen een milliqen saam te brengen, althans eenigermate in den nood te voorzien. Veel is ook dat nog niet. De rente van dit kapitaal zou niet meer - dan veertigduizend gulden per jaar bedragen. Rekent men, dat dit over een vijfhonderd predikanten verdeeld zou worden, dan is dit nog maar f 80 per jaar voor elk dezer noodlijdende gezinnen. Bij ons is de poging om een 'dergelijk buitengewone hulp te bieden, op mislukking uitgeloopen. Aan den oproep van deputaten tot broeders, die bereid waren voor dit doel een extrabijdrage te geven, is door zoo weinigen voldaan, dat het zelfs niet mogelijk is daaruit een comité te vormen. Of de schuld hiervan niet ligt in de minder gelukkige opdracht, die de Rotterdamsche Synode aan deputaten gaf, laten we in het midden. In elk geval hebben onze Kerken er niet op te rekenen, da, t uit dit fonds haar eenige hulp zal toevloeien. De Kerkeraden zelf zullen te zorgen èebben, dat de offervaardigheid vermeerdert en dat •Ie predikantstractementen verhoogd worden.

Zelfs kan reeds nu gezegd worden, dat de 12 percent toeslag, die volgens het besluit der Rotterdamsche Synode bij het tractement behoorde gevoegd te worden, allerminst voldoende is. De Synode rekende toen nog met wat het Rijk en de Gemeente gemiddeld als duurtetoeslag gaf. Maar sindsdien is de toestand zoo veranderd, dat wanneer de Synode thans saamkwam, door haar als duurtetoeslag zeker niet minder dan 30 percent zou zijn bepaald. En als de nieuwe belastingen loskomen en de stijging der prijzen nog crescendo gaat, dan zal zelfs dit percentage onvoldoende blijken. De diamantbewerkers te . Amsterdam eischten reeds 50 percent, en onbillijk was deze eisch op zich zelf niet.

Nu is het zeker niet aangenaam voor de Kerkeraden om telkens weer bij de gemeenteleden op verhooging der bijdragen te moeten aandringen. Ook erkennen we, dat er reeds gemeenten zijn, die boven vermogen geven en bij welke de grens der offervaardigheid is bereikt. Maar dit geldt toch slechts van enkelen. Bij de overgroote meerderheid onzer Kerken is van zulk een geven boven vermogen geen sprake; veeleer omgekeerd, dat de gaven voor het huis des Heeren verre beneden het vermogen der gemeente staan. Hierin nu kan ge«n verbetering worden gebracht, wanneer de gemeente niet telkens op haar verplichting gewezen wordt om den Dienaar des Woords zonder zorge van het Evangelie te doen leren.

of het nu de roeping is van den predikant zelf, gelijk sommigen meenen, om in de bediening des Woords hierop meer den nadruk te leggen, meenen we te moeten betwijfelen. Zek«r moet de predikant den vollen last Gods uit het Woord tot de gemeente brengen en behoort tot dien last ook de verplichting om voor het onderhoud van den predikant te zorgen. Maar het voorbeeld van den Apostel, die wél dezcf verplichting aan de gemeente te Corinthe voorhield, maar zelf er roem op droeg, niets van deze gemeente te hebben aangenomen en door eigen handenarbeid in zijn levensonderhoud te hebben voorzien, maant hier toch tot voorzichtig heid. We begrijpen dan ook, dat vele predikanten uit zekere kieschheid dit onderwerp liever niet op den kansel behandelen. Het zou zoo licht den indruk kunnen maken, alsof ze dan pleitten in hun eigen belang.

Veeleer is het de roeping van de ouderlingeti om dit te doen. Bij het huisbezoek kan dit onderwerp van zelt ter sprake worden gebracht en de nalatigen in het verrullen van dqzen plicht broederlijk worden vermaand. Zulk een rechtstreekschc vermaning zal ook meer baten dan een algèmeene vermaning van den kansel.

Maar hoe men dit vraagstuk ook wil opvatten, verbetering van de predikantstractementen moet er komen. Het is niet goed voor God, wanneer de Dienaren des Woords al zuchtende en klagende hun arbeid moeten verrichten. Niet alleen hun wordt daarmede ongelijk aangedaan, maar Christus zelf, wiens dienaren zij zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Tractementsverhooging.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's