GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

De valsche kerk, wier beeld we teekenden, , moet van de schijnkerk wel onderscheiden worden.

Reeds de naam duidt dit aan, want onze taal maakt tusschen schijn en valsch onderscheid, en al drukken •• beiden verwante begrippen uit, er is toch wel degelijk een verschil van beteekenis. Men spreekt b.v. wel van valsch haar en valsche tanden, maar niet van schijnbaar en schijntanden; gelijk men omgekeerd niet zegt: een valsche doode, een valsch lichaam en een valsche gestalte der maan, maar een schijn-doode, een schijnlichaam, een schijn-gestalte der maan. Vraagt men nu, waarin het onderscheid dan bestaat, zoo wijzen de aangegeven voorbeelden dit van zelf uit. Schijn staat tegenover werkelijkheid, valsch tegenover echt. Schijn wil zeggen, - dat het werkelijke, wat wij waarnemen, niet met het innerlijke overeen komt; bij valsch is altoos de bedoeling om door opzettelijke nabootsing van het echte ons te misleiden. Wanneer wij-door den schijn ons laten verleiden, om iets voor werkelijkheid te houden wat er niet is, dan zijn wij zelf daarvan de schuld; maar bij het valsche, dat voor echt wil doorgaan, worden wij door een ander opzettelijk misleid. Valsche diamanten zijn diamanten, die nagemaakt zijn om voor echte diamanten door te gaan, maar schijndiamant zou een stof wezen, die op een diamant leek zonder het werkelijk te zijn. Daarom kan men niet spreken van een valschen doode, maar moet men van een schijndoode spreken, omdat de kataleptische toestand, waarin zulk een persoon verkeert, en die op ons den indruk maSkt, dat hij dood is, geen opzettelijke nabootsing is, maar van zelf is oiitstaan. Terwijl men omgekeerd, wanneer iemand een pruik draagt, niet spreekt van schijnbaar, maar van valsch haar, omdat deze pruik den indruk wil geven, alsof iemand nog zijn natuurlijk haar bezit.

Een tweede onderscheid is, dat het valsche gradaties toelaat, zoodat men van iets dat min of meer vervalscht is spreken kan, tervvijl dit bij schijn niet het geval is, want de tegenstelling tusschen schijn en werkelijkheid is absoluut en laat geen gradaties toe. Bij het valsche of vervalschte kan er altoos nog een deel van het echte onder doorloopen, zooals vervalscht meel voor een deel uit echt meel kan bestaan, maar dat bijv. met krijt is vermengd, en valsch goud nog voor een zeker percentage goud kan bevatten. Maar bij een schijn-ding heeft men met niets van het werkelijke ding te doen. Een valsche gulden kan voor een goed deel uit zilver bestaan, maar een schijn-gulden is een stuk bordpapier, met wat zilverpapier omwikkeld en met een stempel er opgedrukt, zooals men voor aardigheid wel eens aan kinderen geeft om mee te spelen. Een valsch licht is een werkelijk licht, maar dat door de vermenging van dag-en kunstHcht de dingen ons iu verkeerde kleur en schaduw doet zien en ons daardoor misleidt; maar een schijn-licht is geen licht, maar een blinkend voorwerp, dat uit de verte gezien op ons den indruk maakt van een licht te zijn. Toen Jacob Lea huwde, in plaats van Rachel, die hem beloofd was, en Lea zich als Rachel voordeed, - was Lea de valsche bruid, maar een schijn-bruid was Lea zeker niet, want ze was een werkelijke vrouw en ze is toch wettig met Jacob getrouwd. Wel loopen in het spraakgebruik beide woorden soms min of meer dooreen, zooals men iemand, die voor heilig zich uitgeeft, maar het niet is, een schijnheilige noemt, maar wanneer de taal beide onderscheidt, dan ziet valsch op de opzettelijke nabootsing van het echte met het doel om ons te misleiden, "terwijl schijn alleen zeggen wil, dai er een uitwendige vorm is, maar waaraan het wezen der zaak ontbreekt.

Past men deze aldus gevonden onderscheiding nu toe op de Kerk, dan zal men ook wel verstaan, welk onderscheid er tusschen een valsche Kerk en een schijnkerk is.

In de valsche.--Kerk heeft men te doen, gelijk Dr. A. Kuyper terecht in zijn Tractaat van de Reformatie heeft opgemerkt, met een opzettelijke poging van Satan om de ware Kerk van Christus na te bootsen, doordat ook hij een Kerk wil formeeren, maar opdat daarin de Anti-christ zal worden gediend, dievie Satanische nabootsing van Christus is en daarom de „valsche Christus" heet. Nu bezit Satan geen scheppingsmacht en Satan kan geen nieuwe Kerk in het leven roepen; vandaar dat hij er telkens op loert om in een reeds bestaande Kerk van Christus in te sluipen en deze nu onder valschen schijn om te zetten in haar tegendeel. Hij breekt de bestaande Kerk niet af, maar maakt haar tot zijn instrument. Hij neemt het ambt, de sacramenten en de tucht niet weg, maar misbruikt en vervalscht ze. In deze vervalschte Kerk doet Satan zich voor niet als de VorstJ der duisternis, maar als een engel des lichts, en treden zijn dienaren op niet zooals ze werkelijk zijn in hun wolvenaard, maar-in scha'penvacht.

Deze - vervalsching der Kerk nu door Satan heeft hare gradatiën; ze kan in meerdere of mindere mate plaats vinden, evenals in Christus dageh er bezetenen waren, die één, maar ook die een legioen demonen in zich hadden. Zoolang dit vervalschingsproces plaats heeft, kan in deze Kerk nog altoos een stuk van de Kerk van Christus overblijven, zooals in het vervalschte meel ook nog echt meel kan worden gevonden. In dien zin hebben onze Vaderen niet ten onrechte van de Roomsche Kerk in hun dagen, die toen schier geheel in de banden van Satan gebonden lag en het bloed van Gods heiligen dronk gezegd, dat zij een valsche Kerk was. Al is de opvatting van Luther en anderen, dat de Paus de Anti-christ zou zijn, natuurlijk niet juist, toch werkte in deze zoo diep verdorven Kerk wel degelijk een anti-christelijke macht. Maar onze vaderen hebben tegelijk toch erkend, dat in deze Kerk nog een stuk van de Christelijke Kerk was overgebleven, zooals daaruit blijkt, dat zij den doop, in deze Kerk bediend, nog altoos als een waren Christelijken doop erkenden, en, waar de doop als - sacrament nooit mag worden losgemaakt van de genadewerking van den Heiligen Geest, daarmede ook erkenden, dat dez'e^ genadewerking in de Roomsche Kerk nog niet had opgehouden. Eerst wanneer dit vervalschingsproces geheel is afgeloopen en de absoluut-valsche Kerk zal gekomen zijn, waarin het Satanische beginsel geheel heeft doorgewerkt, zal dat anders worden; dan heeft alle genadewerking opgehouden en is al wat in de Kerk van Christus gevonden werd, in haar tegendeel omgezet.

Een geheel ander beeld biedt de schijnkerk, die, om ook hier de teekening van Dr. A. Kuyper te volgen, een formatie is, die ophield een Kerk van Christus te zijn, omdat alle leven uit haar is weggevloeid. In zulk een schijnkerk is niet mee'r, zooals in de vervalschte Kerk, een worsteling van den Geest van Christus, om tegen het bederf, dat in de Kerk binnensloop, in te gaan, maar is alle strijd opgegeven en heerscht nu de rust van den dood en de stilte van het graf. Ze is gelijk aan een uitgebrande vulkaan, of wil men, aan een lichaam, waaruit het leven is geweken. Eigenlijk moest zulk een schijnkerk evenals een lichaam dat gestorven is, tot ontbinding overgaan, uiteenvallen en tot stof wederkeeren. Dat dit niet geschiedt is alleen daaraan te danken, dat zulk een schijnkerk door uitwendige machten, zooals het Kerkverband, waarin zij zich bevindt, de hulp van den Staat of de eigendommen en fondsen, die ze bezit, haar nog een tijd lang 'm stand houdt. Maar al wordt door die yitwendige stelsels de uiteen valling en ineenstorting van zulk een Kerk nog tegen gehouden, datgene wat dan nog staande blijft en den schijn van een Kerk vertoont, is geen werkelijke Kerk meer; er ^wordt zelfs geen stuk van Christus Kerk in gevonden. Het is een genootschap van menschen, een vereeniging van personen, maar waarbij elk wezenlijk kenmerk van de Kerk van Christus ontbreekt.

Vraagt men nu, waaraan zulk een schijnkerk gekend kan wordend dan ttiag daarop niet geantwoord worden, gelijk Prof. Fabius doet, dat zulk een Kerk geen belijdenis heeft; want een belijdenis, althans/wannéer men ffaarondér verstaat een in geschrifte uitgedrukte belijdenis, die de Kerk als zoodanig belijdt en in haatmidden handhaaft, is niet een wezenlijk kenmerk voor de Kerk van Christus. Anders zou de Christelijke Kerk in de dagen der Apostelen geen wezenlijke Kerk zijn geweest, want zulk een belijdenis had deze Kerk nog niet. In onze Confessie wordt dan ook noch in Artikel 27 waar het wezen der Kerk bepaald wordt, noch-in Artikel 29, waar over de kenmerken der ware Kerk gesproken wordt, var) zulk een belijdenis gesproken. Het is dan ook zeer wel denkbaar, dat er secten zouden zijn, die er geen bepaalde en bindende belijdenis op na houden en aan wie daarom het karaktej van een Christelijke Kerk nog niet kan ontzegd worden, gelijk omgekeerd het bezitten van zulk een belijdenis volstrekt geen waarborg . geeft, dat men met een Christelijke Kerk te doen heeft, omdat in zulk een belijdenis wel de grondwaarheden van het Christendom kunnen verloochend worden. Hoewel de Remonstranten in eigenlijken zin er geen belijdenis op na hielden, d. w. z. een belijdenis, die een bindend karakter had, en hier zelfs principieel tegen waren, hebben onze Vaderen hun daarom het karakter van een Kerk te zijn toch niet ontzegd, zooals daaruit blijkt, dat zij den doop in deze Kerk bediend voor een echten doop hebben gehouden. Gesteld daarentegen, dat de secten der Unitariërs, die de Drieëenheid en d, e Godheid van Christus loochenen, er een belijdenis op.na hielden, dan zouden zij daardoor nog geen Christelijke Kerk worden, want een' Kerk, die welbewust de grondwaarheden van ons algemeen ongetwijfeld Christelijk geloof loochent, is geen Christelijke Kerk meer. De doop van zulk een Kerk wordt dan ook niet als een Christelijke doop erkend.

Natuurlijk is hiermede allerminst bedoeld, de groote beteekenis, die zulk een belijdenis voor de Kerk heeft, te verzwakken. Al

mag de Kerk in de dagen der Apostelen nog geen belijdenisgeschrift bezeten liebben, in onze dagen is zulk een belijdenis voor de Kerk wel noodzakelijk, niet alleen om daarin haar geloof uit te spreken, ^ maar oök om het verschil tusschen haar en de andere Kerken en secten aan te geven. Een Kerk, die haar belijdenis loslaat en niet meer handhaaft, verzwakt haar levensbeginsel, wischt de grens tusschen haar en de wereld uit en stelt zich daarom aan het gevaar bloot van een schijnkerk te worden. Maar hoewel we dit alles gaarne aan Prof. Fabius toestemmen, toch mag in debelijdenis 'het wezen der Kerk niet gezocht. Waarin het wezen der Kerk dan bestaat, zullen we in een volgend artikel aangeven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1919

De Heraut | 4 Pagina's