GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Met geweld verhinderde vergaderingen.

Director Winkler zou vanwege den «Duitschen Bond voor Christelijk-Evangelisch onderwijs in huis en school» in een kerk te Laubau over de opvoeding in de kerk en school spreken. Uit het naburig Gorlitz kwamen Spartacisten en dreigden de vergadering te zullen verstoren, door den spreker met revolvers van den kansel te drijven en handgranaten in de kerk te werpen. Deze waarschuwing kwam een paar dagen te voren. Men stoorde er zich niet aan, en besloot de vergadering te laten doorgaan, want men dacht, dat men op deze wijze de vrijheid niet zou aanranden en indien dit wel het geval zou zijn, dat men dan op de politie kon rekenen.

Het bleek echter, dat men vast besloten had met geweld de samenkomst te verstoren, want de chef van politie toonde den predikant van Laubau de bewijzen van den ernst der bedreiging en verklaarde tevens, dat de politie niet in staat zou zijn de gemeente en den spreker te beschermen. Men stelde nog een onderzoek in bij den soldatenraad, maar ook die verklaarde tegenover het roekeloos plan machteloos te zijn. De kerkeraad besloot de vergadermg niet te doen doorgaan.

Iets dergelijks heeft in Gerthe, district Bochum, plaats gehad. Daar zou de rector van een der scholen in Bochum in de kerk spreken over «de godsdienst in de school». De voorzitter van den arbeiders-en soldatenraad, een leeraar aan die school, verbood de samenkomst, omdat het onderwerp over de verhouding van Kerk en Staat handelde en de vergadering daarom een poUtiek karakter had. Hij verklaarde de vergadering niet te laten houden, en om zijn woord kracht bij te zetten toonde hij een besluit door den arbeiders-en soldatenraad genomen.

De haat tegen het evangelie komt daarin sterk uit; godsdienstige samenkomsten worden verhinderd en met moord en vervolging worden gedreigd die van, godsdienst in staat en kerk durven spreken. En dan durven de socialisten nog zeggen, dat zij in den godsdienst ieder vrij laten, omdat die privaatzaak is.

Engeland. Het verdwijnen van den Engelschen Zondag. De Duitsche Zendelingen verdedigd.

Het Engelsche volk kon er nog vijf jaren geleden trots op zijn dat het zijn Zondag bezat. Nergens ter wereld was men er zoo op gezet om 's Heeren dag zoo stipt te houden als in Engeland. Met moeite kon het er door gehaald dat op den eersten dag der week enkele musea zouden toegankelijk zijn voor het pubUek. Maar in de vijf oorlogsjaren is dit geheel veranderd. Eenige weken geleden werd een «Society» gesticht, om het organiseeren van verschillende spelen op Zondag ie bevorderen, terwijl een nieuw Zondagsblad voor kinderen werd opgericht. Door de mannen van de sport en door de uitgevers van bladen schijnt men een «run» op wat er van den Engelschen Zondag overbleef, te willen doen. Er wordt geschimpt op den somberen «Puriteinschen» Zonda: g, en men eischt, dat de mannen die van het front terugkeeren een nieuwen Zondag zullen hebben om de spelen voort te zetten, waaraan zij in den oorlog gewoon werden. Het lijkt wel of men alleen door de gedachte bezield wordt dat het spelen het voornaamste is in het leven. Men denkt niet aan den dienst van God of aan de . hulp die menschen behoeven. Dat op die manier de Zondagsscholen groote schade zullen lijden en dat een frivool leven daardoor wordt bevorderd, er wordt niet mede gerekend. Dat Engeland door het verlies van zooveel honderdduizenden mannen verzwakt is, lijdt geen twijfel. Maar dat het zich nog meer gaat verzwakken door den dag des Heeren te wijden aan het spel en alles wat daarmede in verband staat, behoeft geen betoog.

Wij lazen een artikel van den predikant J. H. Maclean van Madras over de Duitsche Zending in Engelsch-Indië. Daarin wordt er aan herinnerd «dat de eerste Duitsche zendelingen in 1705, 87 jaar voor dat William Carey aldaar zijn arbeid aanving, in Britsch Indië voet aan wal zetten. Al is het dat zij (volgens Maclean) een fout begingen, doordat zij de cadeelen van het kasten-wezen te hoog aansloegen, dan moet toch erkend, dat zij aan den arbeid togen toen men van uit Engeland nog niets deed. Later heeft de Bazelsche Zendingsvereeniging aan de Engelsche Zendinggenootschappen groote diensten bewezen, door ernstige en goed onderlegde arbeidskrachten te leveren.

De Engelsche en de Duitsche Zending hebben daarna groote kracht ontwikkeld, ieder grootendeels arbeidend op eigen terrein, en ieder eigen wegen bewandelend. Doch toen men een vierde van een eeuw geleden op het terrein der Zending saamwerking zocht, kwamen Duitsche en Engelsche Zendelingen steeds nader tot elkander — trots enkele verschillen in leer en practijk — tot Augustus 1914.

Wat daarna geschied is, kan verschillend worden beoordeeld. Sommigen zijn van oordeel geweest, dat de Duitsche zendelingen, wat zij ook vóór den oorlog mogen geweest zijn, op zulke wijze dachten en spraken, dat het noodzakelijk was ze onmiddellijk te verwijderen. Anderen zijn van een tegenovergestelde meening ; zij houden het er voor, dat dooi: hen weg te zenden de Engelsche regeering zich schuldig gemaakt heeft door het doen van grievend onrecht, en daardoor toonde zich niet te bekommeren om het werk van Christus. Ruim gelegenheid gehad hebbende te vernemen wat het beste en wat het slechtste geweest is wat men van die Duitsche zendelingen gezegd heeft, ben ik overtuigd, zoo betoogt Ds. Maclean, dat de waarheid in het midden ligt. De positie der Duitsche zendelingen was zeer moeilijk, en sommigen van hen waren onbescheiden. Daarom besloot het Gouvernement, als voorzorgsmaatregel, hen van hunne stations te verwijderen.

De Duitsche zendelingen waren diep gegriefd dat zij hun werk moesten verlaten, maar sommigen van hen kwamen er toe aan te nemen, dat de maatregel die de regeering noodzakelijk achtte, de beste oplossing was van een moeilijk probleem. In elk geval, zij zijn heen gegaan, en het zal hun niet toegestaan worden weder te keeren dan «na een periode welke hierna zal vastgesteld worden.»

Hiermede is dit merkwaardig hoofdstuk geëindigd en het is nu onze taak te zeggen wat ' een volgend hoofdstuk zal opleveren.

Beter konden de Duitsche zendelingen, die zoo meedoogenloos van hnnne posten verdreven werden, niet verdedigd worden, dan door het woord van dezen predikant. Hij heeft alles wat ten nadeele en ten voordeele van de Duitsche zendelingen gezegd is, naarstiglijk onderzocht en komt tot de conclusie — dat enkele (some) hunner onbescheiden zijn geweest! Waarin die onbescheidenheid bestaan heeft, wordt niet aangetoond. Ook niet of die van zoodanigen aard was, dat men ze daarom niet langer dulden kon. Wij zijn van oordeel dat de Engelsche machthebbers onverantwoordelijk hebben gehandeld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's