GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Synodale Encycliek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Synodale Encycliek.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Generale Synode van Leeuwarden heeft naar aanleiding van de klachten, die bij haar waren ingekomen over verschillende afwijkingen en misstanden, zoowel wat de leer als het leven aangaat, gemeend tot de Kerkeraden het volgende ernstige woord te moeten richten:

Aan de Kerkeraden van de Gereformeerde Kerken in Nederland.

Weleerwaarde en Eerwaarde Broeders!

De Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, op 24 Augustus 1920 en volgende dagen te Leeuwarden vergaderd, heeft zich geroepen geacht, zich met een woord van getuigenis en tevens van broederlijke waarschuwing en opwekking te wenden tot U als opzieners der gemeente.

Het valt toch niet te ontkennen, of ook de Gereformeerde Kerken staan heden ten dage in bijzondere mate bloot aan eene menigte gevaren, die zoowel de zuiverheid harer belijdenis als de reinheid van haren wandel ernstig bedreigen. De Synode rekent zich gelukkig, te mogen weten, dat — gelijk ook uit de bij haar ingekomen voorstellen duidelijk bleek — er in de Kerken leeft eene werkzame begeerte om tegen deze gevaren in de kracht des Heeren te waken en te strijden. Maar ze acht zich toch door deze wetenschap niet ontslagen van de roeping om ook van hare zijde al .datgene te doen, wat in jhaar vermogen is om dezen ijver aan te vuren en ook voor de toekomst levendig te houden.

Verdubbeling van waakzaamheid is zeker dringend noodig.

Aan alle zijden toch is waar te nemen eene verdwazing en verwildering der geesten. Dit vervult ons met vrees en deernis niet alleen •voor hen, die buiten zijn, maar ook voor diegenen uit ons eigen midden, vooral ook onder het opkomend geslacht, die voor dezen ongoddelijken en verderfelijken tijdgeest dreigen te bezwijken.

Er zijn er, die worden medegevoerd door de leeringen van het ongeloof, dat het Woord des Heeren driestweg verwerpt, en allerlei menschelijke wijsheid, die dwaasheid is bij God, daarvoor in de plaats stelt. De droeve ervaring, dat in de lijen der bestrijders van Gods Woord soms worden aangetroffen kinderen des verbonds, in den kring onzer Gereformeerde Kerken opgegroeid, mag wel tot ernst en waakzaamheid stemmen.

Nog verleiderlijker voor velen zijn blijkbaar die richtingen van onzen tijd, die eenerzijds we het besliste en consequente ongeloof niet aanvaarden, maar anderzijds weigeren, hunne kracht alleen te zoeken in de onvoorwaardelijke erkenning van het Woord des Heeren en de daarin ons ohtslotene kennisse Gods in he aangezicht van Jezus Christus. Immers stelt men daarnaast of daarboven een ander gezag in geestelijke dingen, dat wezenlijk berust in den mensch, zoo niet in zijne rede, dan in zijn gevoel of in zijne geestelijke ervaring. In verband hiermede verkondigt men dan leeringen, die in meer dan één opzicht zijn eene vermenging van de dwaasheid des kruises met de wijsheid der wereld, waarbij ook dé grondwaarheden van ons Christelijk geloof worden verzwakt of prijsgegeven en soms onder een schijn van vroomheid en een zeer Christelijken naam aanvaard wordt de leiding van den geest, die uit deze wereld is. Het principiëele onderscheid tusschen de algemeene en de bijzondere, alleen zaligmakende openbaring Gods wordt weggedoezeld; de belijdenis aangaande Jezus Christus als den eeniggeborenen Zone Gods en zelf God, te prijzen in der eeuwigheid, blijft niet gehandhaafd; de leer der Schrift aangaande de verlossing, die in Christus Jezus is, wordt van haar kracht beroofd; geen enkele van de ons geopenbaarde Goddelijke verborgenheden blijft onaangetast; en in verband met dat alles wordt ook voor de praktijk van het leven het Woord des Heeren als on feilbaar, richtsnoer losgelaten en aan den geest dezer eeuw een al te slappie tegenstand geboden. Terwijl men nu in onze kringen eertijds vaststond in de ~ overtuiging, dat de oude beproefde waarheid niet mocht worden ingeruild voor deze vindingen van den menschelijken geest, schijnt er thans bij sommigen eene andere gedachte post te vatten, en begint meer dan één het oor te neigen naar leeringen, die toch blijkens Schrift en ervaring niet anders kunnen brengen dan verslapping des geloofs, verwarring van den geest, verlies van den vrede des harten, en een wandelen op paden, die steeds verder afvoeren van God en van Zijn Woord.

Eene andere openbaring van de geestesver-p warring onzer dagen valt op te merken in den a bloei van een groot aantal sekten en richtingen, v ten deele reeds lang bestaande, ten deele in den z nieuweren tijd opgekomen, die eene machtige m propaganda; drijven en onder ons niet altijd l gesloten deuren vinden.

Hierby is er nadruk op te leggen, dat het l in vele dezer hedendaagsche dwalingen gaat d om de fundamenten van ons Christelijk geloof. Er hebben in de Cbristelijke Kerk steeds bestaan en bestaan ook thans nog richtingen, die wel op sommige punten de leer der i waarheid niet recht verstaan, maar toch met ons wenschen te buigen voor het Goddelijk gezag der Heilige Schrift en aan de Christelijke leer in alle hoofdzaken van harte vasthouden. Natuurlijk heeft ook tegenover dergelijke afwijkingen de Kerk des Heeren steeds haar waarschuwend woord te , doen uitgaan. Wat echter het gevaar in onze dagen zoo groot maakt, is dit, dat allerlei beginselen, opkomend uit het natuurlijk hart, en dé ons geopenbaarde waarheid Gods in haar hartader aantastend, luide worden verkondigd, zij het ook vaak onder allerlei schoonklinkende namen. Daarom is de strijd, dien de Kerk des Heeren hiertegen heeft aan te binden, gelijk te stellen met de worsteling, die ze in de eerste eeuwen had te voeren tegen richtingen als het Gnosticisme en het Manicheïsme, die de levens-en wereldbeschouwing van het natuurlijk menschenhart trachtten te doen zegevieren over die van het Christendom en die haar aanhangers in het wezen der zaak tot het Heidendom terugvoerden. Zoo zijn — om slechts deze voorbeelden te noemen — stelsels als de Theosophie en het Spiritisme niet anders dan herleving van aloude Heidensche wijsheid, Heidensche mystiek en Heidensche praktijken. Toch vinden ze blijkbaar een vruchtbaren bodem onder het tegenwoordige geslacht, dat weer, zooals meermalen, van ongeloof tot bijgeloof vervalt en voor het lediggelaten hart bevrediging zoekt in datgene wat of een looze schijn is, óf anders berust op rechtstreeksche verbinding met de machten der duisternis. Zoo bedreigt ook ons hier een ernstig gevaar, wanneer we niet standhouden in de vastheid van des Heeren Woord.

Daarnaast wordt, om weer tot dit enkele voorbeeld ons te beperken, in het Mormonisme nog steeds krachtig gepropageerd eene omverwerping van de Christelijke moraal, wiartegen niet ijverig genoeg kan worden gewaakt. Immers wordt door deze en dergelijke propagandisten ook onder leden onzer Gereformeerde Kerken onverpoosd gewerkt. Velen hunner dienen zich aan onder een schoenen schijn. Niet ongaarne beroepen" ze zich op enkele woorden uit de Heilige Schrift, immers vertoont ook de Satan zich menigmaal als een engel des lichts; en zoo trachten ze de eenvoudigen van hun geloof te berooven. Ook hier is ernstige reden om te waken en te bidden, opdat er niet velen worden verleid.

Het kon niet uitblijven, of de verwerping van Gods Woord moest leiden tot het opstellen van allerlei ongeloofstheorieën, waarin de ordeningen, door God blijkens Schrift en historie voor het menschefijk leven gesteld, worden geloochend en bestreden. Ook de jammer van den wereldoorlog en zijne gevolgen heeft niet tot bekeering geleid en werd veeleer aanleiding, dat velen zich nog driester tegen de Goddelijke ordinantiën hebben gekant. Allerlei anti-Goddelijke stelsels, die reeds lang de fundamenten der menschelijke samenleving trachtten omver te werpen, hebben nu in zoo breeden kring aanhangers gevonden, dat niet zonder grond velen beducht zijn voor een teloor gaan van alle staatkundige orde, van een geregeld maatschappelijk samenleven, ja zelfs van het kostelij, k kleinood des huwelijks. En bij die verderfelijke strekking bevatten deze theorieën zooveel aanlokkelijks voor het natuurlijk hart, dat zelfs belijders van den Christus voor haar ontzettende gevolgen niet altijd een geopend oog blijken te hebben.

Zooals leer en leven ten a)len tijde nauw verbonden zijn "geweest, gaat ook thans met het bovenstaande .in breede kringen gepaard eene levenspraktijk, die aan alle hooger ideaal is gespeend, en waarin Goddelijke en menschelijke wetten met voeten worden getreden. En ook hier — misschien zelfs hier het allermeest — wordt openbaar, dat de belijders van den Christus zich niet onbesmet hebben bewaard van de wereld. Wel mag dankbaar worden erkend, dat nog op velerlei wijze door de Christenen wordt gevoerd een verblijdende strijd tegen den geest dezer eeuw. Maar daarnaast is zooveel, dat tot droefheid stemt. Niet alleen bij diegenen onder ons, die schijnen te wankelen op het stuk der Belijdenis, maar ook bij velen, die zeggen, vast te houden aan de zuivere leer, valt op te merken eene inzinking der levenspraktijk, en eene wereldgelijkvormigheid, die met zorg moet vervullen.

Wij zeggen dit niet om aan te bevelen eene „doöpersche mijding", die terecht door onze Kerken steeds is veroordeeld; noch om der gemeente lasten op te leggen te zwaar om te dragen, of geboden voor te houden, welke niet t op het Woord des Heeren zijn gegrond. De gaven, door God geschonken in het rijk der natuur, en in de ontwikkeling van menschelijke wetenschap en kunst geboden, zal ook de Christen dankbaar waardeeren en gebruiken, zoolang dit waarlijk kan geschieden tot Gods eer, en tot stichting van den naaste. Wat God in Zijn Woord van ons eischt, is niet, dat we uit deze wereld zullen gaan, maar dat we onszelven onbesmet zullen bewaren van de wereld en van den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid. Maar wanneer we aan dezen eisch de levensopenbaring onzer Kerken toetsen, wie zou dan durven zeggen, dat onze trouw hier niet meermalen heeft gefaald ? Reeds dikwijls, en zeker niet zonder grond, is er geconstateerd eene verachtering in de genade, eene gemis aan krachtig geloofsleven, aan verborgen omgang met God en den Heere Jezus Christus, aan ware verbrokenheid des harten, aan een geloovig aangrijpen der beloften Gods in Christus, aan een leven bij het Woord des Heeren, aan teerheid der conscienlie bij het verkeeren in het midden der wereld. Als rechtstreeksch gevolg hiervan openbaart zich eene steeds meer om zich grijpende wereldge­ ­lijkvormigheid, een opgaan in de dingen dezes levens, een dienen van den Mammon, waardoor omtijds de handel en wandel der Christenen — en denke slechts aan alles wat de oorlogsjaren aven te aanschouwen — nauwelijks of in het eheel niet meer van dien der wereld is te nderscheiden. Dit jagen naar het aardsche is ede oorzaak, dat bij hoog en laag de rechte erhoudingen in het maatschappelijk leven zoo einig worden verstaan, en dat ook vele hristenen eene prooi dreigen te worden van ovenbedoelde stelsels, • die het op omverwering der maatschappelijke orde hebben gemunt. Veel meer nog ware er te noemen. Zelfs oet helaas ! worden gevreesd, of niet sommien onzer zich bezondigen aan de schandelijke raktijken van het zoogenaamde Neomalthusinisme, welke toch inhouden niet alleen eene erachting en verwerping van den huwelijksegen en eene ondermijning der volkskracht, maar ook een opzettelijk vergrijp aan het heerijk werk des Scheppers en aan de heiligste ordeningen, door Hem voor het natuurlijke leven gesteld, eene opening van den weg voor de ongebondenheid en eene weerhouding der uitbreiding van Christus' kerk in den weg des verbonds.

Wat nog tenslotte niet onvermeld mag blijven, is dit, dat sommigen begeerige blikken slaan naar velerlei, dat totdusver door de Christelijke zede buiten onze kringen was geweerd, als zijnde öf zondig in zichzelf, öf anders toch in deze zondige wereld en in zijn thans bestaanden vorm zóó nauw met het leven der zonde verbonden, dai het meedoen aan dit alles voor de Christenen terecht voor ongeoorloofd gold. In het algemeen schijnt bij velen op den voorgrond te treden de vraag, wat er voor den Christen nog mee door kan, in plaats dat ieder zich allereerst afvraagt, op welke wijze hij, door zijn doen en laten, het meest kan medewerken tot de verhooging van Gods eer, tot de verkondiging van den naam des Heilands^ tot den opbouw der gemeente en tot stichting van den naaste.

Al deze geestelijke krankheden van onzen tijd zijn ons dermate op het hart gebonden, dat wij ons geroepen achten, in den naam des Heeren een woord van broederlijke waarschuwing en opwekking te richten tot U, die als opzieners over de kudde des Heeren gesteld zijt.

Wie onzer zou durven zeggen, dat hij in zijn persoonlijk en in zijn ambtelijk leven heeft gedaan al wat hij schuldig was te doen, en dat hij in geestelijken zin vrij is van het bloed van de kinderen van onzen tijd ?

Laten wij dan, broeders ! in gebed en arbeid onzen ijver verdubbelen, opdat wij getrouw mogen zijn jn het heerlijke werk, dat wij als medearbeiders Gods mogen werken tot den opbouw Zijner gemeente en tot bestrijding van de macht der duisternis.

Vergeten wij niet het woord, door den Heere Christus tot Zijne jongeren gesproken, dat er valsche profeten zullen opstaan, die er velen zullen verleiden (Ma^th. 24 : 11). Zelfs heeft Hij hierbij gewaagd van groote teekenen en wonderheden, om indien mogelijk ook de uitverkorenen te verleiden (Matth. 24:23). Met aangrijpenden ernst getuigde Hij: gt; Ziet, Ik heb tiet u voorzegd" en Hij het er Zijn zieldoordringend ïwaakt!" op volgen. En Paulus schreef aan zijn veelgeliefden zoon: gt; Wsderleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer. Want er zal een tijd komen, dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar ketelachtig zijnde van gehoor zullen zij zich leeraars vergaderen naar hun eigen begeerlijkheden, en zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keeren tot fabelen" (2 Tim. 4 : 2—-S).

Laten wij dan, broeders! den ernst der tijden en de roepstem van des Heeren Woord verstaan.

Laten de Dienaren des Woords en ook de Ouderlingen, ijverig het Woord Gods onderzoeken, en tevens kennis nemen van degeestesstroomingen onzer dagen, opdat zij krankheid en medicijn beide mogen kennen.

Laten wi> zorg dragen, dat in den Dienst des Woords niet alleen de waarheid worde verklaard en toegepast, maar ook, zoover dit noodig is, de dwaling — vooral in haar hedendaagschen vorm — worde ontdekt en bestraft; en dat ook in het catechistisch onderwijs het zaad der gemeente wapenen ontvange in den strijd tegen de leugen.

Laten de Ouderlingen op dezen arbeid der Dienaren in getrouwheid toezien. Maar laten zij ook bedenken, dat tot het ouderlingen-arabi mede behoort het tegenspreken der dwalenden: mmers eischt de heilige apostel, dat een opziener jvasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hij machtig zij, beide om te vermanen door de gezonde leer, en om de tegensprekers te weerleggen». (Titus 1 : 9). Laat er dan ook in dezen oefening zijn, opdat niet de zielen verward raken in de strikken der duisternis, mede door de onbekwaamheid van hen, die over haar behoorden te waken.

Laten wij in al onzen arbeid, ook in het bezoek aan de huizen, doen schijnen het licht van 's Heeren Woord tegenover de duisternis, die de volken bedekt, en de schemering, waarin velen willen wandelen; laten we alom verkondigen het heilig recht des Heeren, en de groote liefde Gods, in Christus Jezus ons bewezen. Laten we bidden en strijden, opdat het zwakke worde versterkt, het afgedwaalde worde wedergebracht, en de gemeente van onzen Heere Jezus Christus in deze duistere tijden beantwoorde aan hare heerlijke roeping, om te zijn eene stad op een berg, een licht op den kandelaar, om aan eene wereld vol zonde en ellende door belijdenis en wandel te verkondigen de deugden van Hem, die ons uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht.

Weest dan wakker, broeders! en ziet toe op het erfdeel des Heeren. Wandelt zelf in voorzichtigheid en in de vreeze Gods. Benaarstigt u, dat gij onbevlekt en onstraffelijk moogt bevonden worden. Wij reizen naar eene stad, waar heiligheid het eeuwig .sieraad zal wezen. Een iegelijk " die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelven, gelijk Hij rein is.

„Hem nu, die machtig is, u van struikelen te bewaren, en onstraffelijk te stellen voor Zijne heerlijkheid, in vreugde, den alleen. wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid! Amen!" (Judas : 24, 25.)

De Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland namens haar

Ds. J. VAN DER MUNNIK, voorzuter.

DR. J. C. DK MOOE, assessor.

Ds. A. DE GEUS, ie scriba.

DR. G. KEIZER, Ze scriba.

Opdat ook de gemeente van dit getuigenis kennis neme, verzoeken wij f, het bovenstaande Van den kansel te doen voorlezen.

Misschien is dit Synodale schrijven wat lang uitgevallen en had de indruk krachtiger kunnen wezen, wanneer het schrijven korter was geweest, maar dit neemt niet weg, dat de Synode een goed werk heeft edaan met de opzieners der gemeente te ijzen op de vele gevaren, die in onze agen het leven der gemeente bedreigen. oge dit schrijven, dat naar den wensch er Synode op den kansel aan de gemeente al worden voorgelezen, maar dat toch n de eerste plaats voor de ambtsdragers estemd is, invloed ten goede uitoefenen. et moge de kerkeraden verwakkeren m met te meer ernst den strijd aan e binden tegen de verschillende afdwalinen en zonden, waarop de Synode wees. al dit met vrucht geschieden, dan is niet lleen' scherp toezicht op de gemeenteleen gewenscht, maar dan dienen de ambtsragers zelf een goed voorbeeld te geven. n met name mag er wel eens op geween worden, dat de ouderlingen naar het Woord der Apostelen bekwaam moeten zijn, iet alleen om bij het huisbezoek stichteijk te spreken, maar ook om de dwalingen an onzen tijd te wederleggen en te weerstaan.

Dr. H. H. K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1920

De Heraut | 4 Pagina's

De Synodale Encycliek.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1920

De Heraut | 4 Pagina's