GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. JONKVR. H. A. RAPPABD. GOEDE MANIERBN. Vierde herziene en veelvermeerrierde druk. Firma S. Visser Azn. Haarlem 1920.

Toen dit werkje, voor nu tien jaar, in len druk verscheen, heb ik het met genoegen gelezen en hier hartelij k aanbevolen en het is mij een genoegen er nog eens weer de aandacht op te vestigen.

De ondertitel: »Wat men doen en laten moet in het dagelijksch leven, " wijst er met dat > moet' op, er had ook wel kunnen staan tbehoort", dat betoon van beleefdheid plicht is.

De moeieUjkheid zit 'm maar, op welke wijze of manier die plicht dient betoond. «Manier", placht mijn oude schoolmeester te zeggen, > is wijze van doen, van handelen" en, in dit genre van zeggen voortgaande, zou er nog aan zijn toetevocgen: in ons woord «manier, " zit tmanus", het woord, door de Romeinen gebruikt voor thand" en, let er nu eens op noe ons woord ihandelmg" afgeleid is van »hand."

Maar jawel, daarmee zijn we geen stap verder, wam wij staan dan wcer voor de viaag, nat men doen en laten moet om met z'n handeUngen beleefdheid te betoonen.

Ook djit nu moet men geleerd hebben om het te weten.

Het hangt toch zoo af van in tijd en op plaats geldende beieefdheidsvormen en men dient of zeif in een milieu te hebben geleefd en te nebben ondervonden of beleefd welke de daar geldende vormen 2iJQ, 6f moet dat van'n ander tiebben gehoord of gezien om dit te weten. -

Jaren geleden giug ik op 'n Zaterdagavond met een kennis 'n Synagoge binnen Ik zei hem nog: „denk er om je hoed optetiouden".

Stoorde er zich niet aan en zette 'm met zekere plechtigheid van gebaren af.

En daar hadt je 't nu.

Twee, drie JODEN verzochten hem heel-beleefd z'a hoed öptezetten. Maar bij, komend üit óns milieu, weigerde en met 'a zoet-lijuije werkte ik hem snel de Synagoge uit. Onder de Grieken waren de CYNICI befaamd doordat zij maling badden aan beieefdheidsvormen. Zij waren ongegeneerd als de honden en doordat een heel toevallige omstandigheid, die , met dit onvormeUjk of oiifatsoenlijk-doen niets had uit te staan den naam aan faun sekte had gegeven, scholden Aiheensche straatjongens ze „honden".

In dat maling-hebben van die CYNICI zat 'n beginsel. Men moest „natuurlijk" doen en 'n doen overeenkomstig die m^r , , ingestelde" vormen, maakte je maar onnaiuurJijk, onwaar.

Er is echter ook 'u cynisme waar géén beginsel achter zit en dat maling beeft aan de beieefdheidsvormen, doordat het ze niet geleerd heeit of ook te traag of te koppig was om ze te leeren.

Betooning van beleefdheid door goede manieren is echter plicht, en ook in deze betooning is vaak een zonde van bediiji en van nalatigheid. Ia het Evangelie lezen wij, dat de Faiüeër SiMON, in het milieu waar JEZUS en hij verkeerde, zich als gastheer tegenover den Heer aan zulk 'n zonde van nalatigheid had schuldig gemaakt (Lukas 7).

De beginsellooze CYNIKUS tracht zijn schuldige onwetendheid op het stuk van goede manieren te bedekken met, als bij tot de „latellectueelen" behoort, want ook daar heb je ze onder, te vertellen, dat Goethe in de FAUST zegt, „de Duitscher liegt wanneer hij beleefd wordt".

Heelemaal juist is het niet, want er staat:

En Deutschen lügi man, wenn man höflich ist'\ maar, dat doet er niet toe, zoo'n luiclleciueei ml er maar mee zeggen, dat hij niet anders wil schijnen dan bij is en hij daarom dan ook liever den indruk maakte van onder de KAFFERS dan onder de DUITSCHSRS te hebben verkeerd. Want als de KAFFERS, beeft ook hij manieren; zij het dan ook met ön^e manieren. Met die Duiische omgangsvormen, hetzij in 't voorbijgaan gezegd. Slaat bet nog niet zoo kwaad. Zekere VBIJHSER V. KNIGGB schreef ervan in zijn leerzaam boekje : OVER DEN OMGANG MET MENSCHEN en wanneer een Duitscher ztca aan ongcmanierdheid schuldig maakt, dan zegt een, die het goed met 'm meent: ', Je moet onzen KNIGGE eens lezen !"

Ja, het is met beleetdheidsbetoon als met schaatsen en fietsen, je moet er den slag van beet hebben en daartoe is oefening noodig.

De wijsgeer Kant, van huis uit 'n burgerjongen, zijn vader was een zadelmakerij e, was een man van bijzonder goede manieren en hij had di te pakken gekregen door zijn verkeer als gouverneur in 'n aristocratische familie. Het ging hem ook heel zijn volgend leven, met zijn, zooals FREULE RAFPARD zou zeggen: „door goeden smaak veitijnd" verkeer onder de menschen, best af, zoo heel vanzelf, — als een geoefend scbaatsentijder op de ijsbaan.

Nu is het niet ieder, die het noodig heeft, gegund in zoo'n omgeving, als waarin KANT geschoold werd, te verkeeren. Maar in dat geval kan ik zeer beslist de lezing aanraden van FREULE RAPPARD'S: GOEDE MANIEKEN.

2. H. BAKELS. WIJ KETTERS, Haarlem — J. W. Boissevain & Co. 1920.

De lezing vaa dit boekje, waarvoor de exdomicée BAKELS bij een firma van een zoo distinctieven naam, tot^ mijn verwondering, een uitgever vond, moet ik ten sterkste ontraden.

Het schrijven van dit werkje getuigt, om het op z'n zachtst te zeggen, niet bepaald van goede manieren.

Het motto: > Wij hebben noodig u te bevrijpen van den last van het verleden" doet denken aan de Duitsche Aufkl^rung der'18e eeuw, een tiü vrijwel verlaten standpunt.

" Wat de schrijver zou willen is niet meer of minder dan: > de tegenwoordige vormen van het Christendom helpen dood maken." Maar naar hij zelf verzekert, zal hij dat toch niet kunnen.

Krankzinnigen hebben zoo nu en dan «vrije momenten" in hun ontredderd bewustzijn. Dat: > de vormen van het christendom, neen niet den doodsteek te geven, want dat vermocht ik toch niet (zulke vormen zijn taai!)", herinnert mij aan die zooeven genoemde «vrije momenten".

Maar dan komt en volgt weer door heel het boekje heen, al dat «stootende en stuitende dingen" schrijven, al die woorden «van scherpheid en bitterheid, van platheid en onhebbelijkheid waarin de algemeene christelijke beschouwingen over God en Jezus en Bijbel worden gehoord, " — zooals de schrijver in zijn voorrede het zelf qualificeert.

Op de laatste bladzijde van dit stuitend geschrifije lees ik, onder het opschrift TROOST, een berichtje waarin staat: «Bij het gereed maken van de copij voor de drukpers, liet ik de ergste hoofdstukken maar weg" en dit indiceert weer een zekere bezinning. Maar ik moet er toch bij zeggen, dat het dan terstond weer mis is. Na toch vermeld te hebben, dat Mevrouw BAKELS «van de aldus verslapte copij nog eenige hoofdstukken schrapte", is het slot: «Wat u hier derhalve werd aangeboden, is tot tweemaal toe verslapte grog en heel mak."

Het beeld is even onsmakelijk als onjuist het getuigt bovendien van gemis aan kritiek op eigen werk. Den inhoud van dit boekje zou 'n evenwichtig mensch eer beelden met „brandend als vitriool", en „wild als 'n dolle hond".

Het werkje is „Opgedragen aan alle Gereformeerde Jongelui", een dedicatie waaraan de auteur en uitgever, naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, niet veel genoegen zullen beleven.

Mocht een onzer medische Studenten, die in de Psychiatrie wil doorgaan, êr voor zijn studie belang in stellen, dan kan hij het van me krijgen.

3. P. STEGENGA, Predikant te Amsterdam. Da LEVENSVRAGEN EN HET. LICHT GODS. Amsterdam, Firma B. v. d. Lmd (P. v. d. Kamp) 1920.

Ds. STEGENOA biedt hier zijn in druk vastgelegde „voordrachten tot dieper inzicht in de christelijke wereldbeschouwing", die hij den vorigen winter in AMSTERDAM heeft gehouden. Gehouden „voor een gehoor vaa naar waarheid zoekenden, naar verdieping van inzicht."

Di eerste gaat over: Gods bestaan. Materialisme, Atheïsme en Pantheï: > me; de tweede o ^er: Gods wezen. God is geest, Gods persoonlijkheid; de derde over: Jezus Curistus, zijn prae-ex'Stentie, goddelijkheid en menschwording, jeugd en ontwikkeling van zija Messiasbewusizijn; de vierde over: verzoeking, middelaarswerk, drievoudig ambt; ea de laatste is betiteld: Het zoeken naar persoonlijken vrede met de eeuwigheid.

Met de uitgave van dit vijftal heeft Ds. STEGENGA zijn hoorders zeker een dienst gedaan, en ook bij hen, die, onder christenen en niet-christenen behooren tot wat men de latellectueelen noemt en die zoeken om te vinden, kan de lezing aan hun vinden ten goede komen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 november 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 november 1920

De Heraut | 4 Pagina's