GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Er blijft dan eene ruste over”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Er blijft dan eene ruste over”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er blijft dan eene ruste over voor het volk van God. Hebr. 4 : 9.

Het moet voor Israël wel een heerlijk oogeiiblik zijn geweest, toen het na zijn veertigjarigen zweifiocht door de woestijn eindelijk het beloofde land binnentrok, waar het tot ruste komen zou. Nu behoefde niet meer eiken morgen de tent te worden afgebroken, de pelgrimsstat in de baud te worden genomen en de moeizame tocht door het heete woesiijazand te worden hervat. Het nomadenleven der woestijubewoners was voorbij. Een ieder kreeg nu zijn vaste woonplaats en zijn eigen akker om te bebouwen. Het eindeloos trekken en reizen had plaats gemaakt voor de kalme rust van een gezeten bevolking. Eeniegelijkga^, naar het teekenachtige woord der Schrift, onoer zijn vijgeboom en wijnstok. £n in het hart van Isiaëi moet wel de jubeltoon zijn opgerezen: Mozes heeft ons uit het dienstbuis uitgeleid, maar eerst J02ua heeft ons in de ruste ingebracht.

En toch is het tegen die gedachte dat de Apostel opkomt, wanueer hij zegt, dat er een ruste overblijft voor het volk van God. Het vleeschelijk Israel mocht meenen, dat Kanaaa, bet aardbche, de ware rust was door God beloofd, en dat Jozua in die rust hen had ingeleid, maar de Apostel wijst er op, dat dit mei juist is. Indien Jozua, of gelijk het in den üriekschen taalvorm heet Jezus, hen in de rust bad ingebracht, dan zou God, zegt de Apostel, niet zooveel jaren daaina door den mond van den Psalmdichter van een andere rust hebben gesproken, alleen weggelegd voor degenen, die naar Zijn stemme hooren. Zoo wikkelt hij uit het symbolisch kleed van Israels geschiedenis de ware Godsgedachte los. Voor Israël als volk was de rust wel in Kanaaa gekomen, maar voor het volk van God bleef de rust nog over, wachtte die nog, zou ze eerst geschonken worden, als ca den langen zwerftocht op aarde, door den doodsjordaan heen, Jezus ze inbracht in bet land der eeuwige ruste, dat niet hier op aarde, maar daarboven is.

Zoo ligt in dit woord des Apostels een rijke belofte voor de toekomst, maar ook een ernstige les voor bet beden. Indien die ruste overblijft, dan wordt ze bier op aarde nog niet gevonden. Zij is een »belofie" voor de toekomst, geen gave voor het beden. Waarom de Apostel in het oorspronkelijke deze rust dan ook een Sabbatbsrust noemt, omdat, evenals de Sabbaih onder Israel eerst kwam na zes dagen van znaren arbeid, zoo deze rust voor Gods volk eerst komt na een leven vol inspanning en strijd.

Neen, de vloek over ons menschen uitgesproken in het Paradijs: in het zweet uws aanschiJDs zult ge arbeiden, is, ook voor bet volk van God, nog niet opgeheven. Het verstaat juist dubbel, wat Christus heeft gezegd: dat de mensch te arbeid, n beeft, zoolang het dag is, want dat de nacht (des doods) komt, waarin niemand meer arbeiden kan. Van arbeidsschuwheid, van een dooibrecgen van zijn kostelijken tijd door God htm geschonken, in ledigheiden niets doen, mag bij bet echte kind van God geen sprake we^en. Hij weet dat zijn beroep, ook zijn aardsch beroep, een heilig beroep is, door zijn God hem opgedragen. Bovenal, hij staat in den beibgen dienst van zijn Koning en als mede-arbeider Gods heeft hij met alle krachten en gaven hem geschonken, te arbeiden aan de komst van Gods Koninkrijk.

Maar hoe heerlijk in dat licht bezien onze arbeidstaak ook wezen moge, toch is die arbeid een vermoeienis voor ziel en lichaam beide en blijft daarom ons verlangen naar de rust uitgaan.De rust van den slaap na den arbeid van eiken dag ; de rust van den Sabbath na een week van inspanning •, en de eeuwige rust, die aan het einde dts levens komt. En het woord van den Apostel komt daarom ons vertroosten, waar het ons verzekert, dat die eeuwige rust voor Gods vol k overblijft. Want gelijk God gerust heeft van zijoe werken, zoo zal ook hij, die in deze ruste Gods ingaat, rusten van zijnen arbeid. In he t land der ruste daarboven zal geen vermoeiend e arbeid ons meer wachten, daar houdt de stem va n den drijver op, die ons eiken morgen weer vooi dreef, daar wordt het zware juk van den arbeid van ons weggenomen. Hier op aarde zijn het de werkdagen, daar is het de Sabbath, die nooit eindigen zal; hier is het de moeite en de zorg en het verdriet; daar het eeuwig rusten aan het Vaderhart van onzen God. Zalig zijn de dooden, die in den Heere sterven, want zij rusten, zegt de Geest, van hunnen arbeid. En indien er iets ons moed geeft om eiken dag onze taak weer op te vatten, dan is het die zalige gedachte, dat er een ruste overblijft voor het volk van God.

Van die eeuwige Sabbathsruste is de Sabbath op aarde een voorsmaak en profetie. En nu wil een eigenaardig gebruik onder Israel, dat die Sabbatbsrust niet als bij ons begint op den morgen van den Sabbathdag, maar den avond van te voren. Zoodra de zon ter kimme is gedaald, ontsteekt de Joodsche vader de zevenarmige Sabbathslamp. Dm staat alle arbeid stil en is de Sabbatbsrust begonnen.

En ligt daarin geen treffend beeld van wat zoo vaak ook in het levea van Gods kind wordt gezien? Die eeuwige Sabbatbsrust toch wacht niet altoos totdat na den langen nacht van den dood de dag der opstanding zal zijn gekomen. Als de avond des levens daalt en het donker wordt, ontsteekt God de Sabbathslamp voor het brekend oog en laat die ruste nederdalen in het hart. Het zal geschieden, zegt de profeet van Israel, dat ten tijde van den avond het licht zal zijn, en bij hoe menig steribed van Gods kinderen wordt dat wonderspreukige woord niet bewaarheid. Het leven mocht strijd van buiten en aanvechting van binnen zijn geweest, maar toen het| einde kwam, was er zulk een zalige vrede, dat wie dat sterven bijwoonde, met een Bileam bad: Mijn ziel sterve den dood van zulk een rechtvaardige. Van dat sterven ging dan ook een prediking uit, hartaangrijpender en zielsontroerender dan van het leven van menig kind van God. Want bij dat leven bleven altoos nog de donkere schaduwen over van menschelijke zwakheid en zonde, en wat bij dat sterven alleen schitterde was het rijke licht van de genade Gods.

Zoo blijtt er dus een ruste voor ons over, maar vergeet het niet, dat die ruste alleen toegezegd wordt aan het volk van God. Keere daarom uw hart tot zich zelf in, waar de eeuwigheidsglansen van die ruste Gods een oogenblik bij zulk een sterfbed instraalden in uw oog, om u zelf af te vragen, of die rust ook voor u is weggelegd. Wij zien, zegt de Apostel, dat zij, aan wie bet eerst de blijde tijding van die ruste geboodschapt was, niet hebben kunnen ingaan van wege hun ongeloof. Het ongeloof sluit de poort van den hemel dicht. Daarom is het niet voldoende met een dichter van onze dagen te zuchten:

Het leven is wel veel te droef Naar mijn behoef. Dan dat ik 't meer begeere; Och dat de goede Herder kwam, Die 't arme lam Nu medenam In zijn erbarmende armen.

Zulk een verzuchting, in hoe schoone vormen ook geuit, brengt u nog geen stap verder. Ze kan niet anders dan een mystieke aandoening der ziel wezen. Wat ge noodig hebt is meer dan dat. Het is de zekerheid, dat ook gij behoort !ot dat volk van God, aan wie deze ruste is beloofd. En die zekerheid kunt ge alleen krijgen wanneer ge gelooft in Hem, die de ware Josua is en die in het land der eeuwige rust eens ook u binnenleiden zal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 december 1920

De Heraut | 4 Pagina's

„Er blijft dan eene ruste over”

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 december 1920

De Heraut | 4 Pagina's