GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Logos en ratio : beider verhouding in de geschiedenis der Westersche kentheorie - pagina 75

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Logos en ratio : beider verhouding in de geschiedenis der Westersche kentheorie - pagina 75

Rede gehouden bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt in de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit te Amsterdam

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

74 Claudam nunc oculos, aures obturabo, avocabo omnes sensus, imagines etiam rerum corporalium omnes vel ex cogitatione mea delebo, vel certe, quia hoc fieri vix potest, ilias ut inanes & falsas nihili pendam, neque solum alloquendo, & penitius inspiciendo meipsum paulatim mihi magis notum & familiarem reddere conabor. Ego sum res cogitans, id est dubitans, affirmans, negans, pauca intelli gens, multa ignorans, volens, nolens, imaginans etiam & sentiens ... .. . Nunc autem ordo videtur exigere, ut prius omnes meas cogitationes in certa genera distribuam .. ... . Quaedam ex his tamquam rerum imagines sunt, quibus solis proprie convenit ideae nomen, ut cum hominem, vel Chimaeram, vel Coelum, vel Angelum, vel Deum cogito, aliae vero alias quasdam praeterea formas habent, ut cum volo, cum timeo, cum affirmo, cum nego, semper quidem aliquam rem ut subjectum meae cogitationis apprehendo, sed aliquid amplius quam istius rei similitudinem cogitatione complector & ex his aliae voluntates sive affectus, aliae autem judicia appellantur. - Zie ook Objectio V en VI ad meditation em tertiam, pg. 203 v.v., Responsio, pg. 205 V.v., en Objectio VI, pg. 206 v.v. met Responsio. 78 ) Spi no z a, Ethica 11, Propositio XL. 79) Or. A. B u c hen a u, Ueber den Begriff des Unendlichen und der intelligibeln Anschauun g bei Malebranche und die Beziehung der letzteren zum Kantischen Raumbeg riff, Kant-Studien, Bnd. XIV, Berlin Reuther & Reichard, 1'909, pg. 440-467. 86 ) Leo Schestow, Die Nacht zu Gethsemané (Pascals Philosophie). Vom Verfasser durch geseh ne Uebersetzung aus dem Russischen von Hans Ruoff, in: Ariadne, jahrbuch der Nietzsche-Gesellschaft, München, N. Gesellschaft, MCMXXV, pg. 36-109; vooral pg 52. 81) L. Schestow, a.art., pg. 36. 8 2) H. SChm a lenb a ch, Leibniz, München, Drei Maskenverlag, 1921 , pg. 31 V.V. 83) D. B a u m g a r d t, Das Möglichkeitsproblem der Kritik der reinen Vernunft, der modern en Phä nomenologie und der Gegenstandstheorie, Berlin, Reuther & Reichard, 1921 , pg. 9 en 10. 84 ) B. jan sen S. J., Leibniz erkenntnistheoretischer Realist. Grundlinien seiner Erkenntnislehre, Berlin, L. Simion Nf., 1920, pg. 8-15. 85 ) I. Kan t, a.w., vooral III, § 129. 86 ) I. Kan t, Principiorum primorum cognitionis methaphysicae nova dilucidatio etc., bij E. Cas sir e r, Immanuel Kants Werke, I, Berlin, Br. Cassirer, 87) I. Kan t, a.w., III, bij E. Cas sir e r, 11, pg. 227 V.V. 88 ) I. Kan t, Von dem ersten Grunde des Unterschiedes der Gegenden im Raume, bij E. Cas sir e r, 1I, vooral pg. 399-400. 89) I. Kan t, De mundi sensibilis atque intelligibilis forma et principiis, bij E. Cas sir e r, 11, pg. 400--436, vooral pg. 408 v. v. 90 ) E. v 0 n Ast er, Neukantianismus und Hegelianismus, Eine philosophiegeschichtliche ParaIIele, in Münchener philosophische Abhandlungen Theodor Lipps zu seinem sechzi gsten Geburstag gewidmet von früheren Schülern, Leipzig, J. A. Barth, 1911, pg. 1-25, vooral pg. 10. 91) R. Kroner, Von Kant bis Hegel, I, Tübingen, J. C. B. Mohr (Paul Siebeck), 1'921, pg. 381-392. . 92 ) R. j. Kor t m u I der, Van Kant tot Hegel, Tijdschrift voor Wijsbegeerte, 20, 2, Haa rlem, De Erven F. Bohn, April 1926, pg. 141-155; vooral pg. 147. 93) H. Ri c k e r t, Vom Anfang der Philosophie, Logos XIV, 2, 3, Tübingen, j. C. B. Mohr (P. Siebeck), 1925, pg. 121-162. 94 ) R. Kro n e r, a.w., 1I, 1924, pg. 34. 95 ) I d e m, a.w., 11, pg. 108. 9G) I d e m, a.w., 11, pg. 185. 97) K. V 0 r 1ä n der, Geschichte der Philosophie, 1I, Philosophie der Neuzeit, Leipzig, F. Meiner, 1919, pg. 304-321. 98 ) Men vergelijke R ü meI in 's rijke beschrijving van de juist dit niet begrijpende leerlingen, die elkander vroegen: "verstehst du es denn? Bewegt sich der Begriff in dir von selbst und ohne dein Z. utun?" Gustav Rümelin, Reden und Aufsätze, Tübingen 1875, pg. 48, aangehaald bij (Ueberweg-) T. K. Oe s ter rei c h, Die deutsche Philosophie des XIX jahrhunderts und der Gegenwartp Berlin, E. S. Mittler & SOhn, 1923, pg. 77.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 oktober 1926

Inaugurele redes | 79 Pagina's

Logos en ratio : beider verhouding in de geschiedenis der Westersche kentheorie - pagina 75

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 oktober 1926

Inaugurele redes | 79 Pagina's