De verflauwing der grenzen - pagina 34
Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit
32
mij kalme zielsruste; en wat gaf het mij? Een gevoel van krachteloosheid en loomheid. Toen heb ik mij tot Herbart gewend en de veerkracht wedergevonden, die mij begon te begeven" 132). En dit versta ik, want als de grens tusschen God en de wereld wegvalt, en ge dies in de heilige Drievuldigheid niet meer de volheid van het rijkste persoonlijk leven kunt aanbidden, wordt hiermee vanzelfde veerkracht van uw eigen persoonlijk bestaan geknakt. Alleen wie met God als met zijn heiligen Vriend kan omgaan, verdiept de trekken van zijn eigen wezen, en Herbart heeft het zoo schoon gezegd: „Dieses Freundes nicht mehr zu bedürfen, hiesse einer Einsamkeit vertraut sein, wie sie nur der Egoïsmus mitten in der Gesellschaft einführt, um die Wohnungen der Mensche zur Wüste zu macben" 133). Er kan zich geen krachtig karakter vormen, waar de graveerstift, die de lijnen in het erts moest drijven, uit de hand wordt gelegd voor den doezelaar, die alle lijnen oplost. Karakter eischt beslistheid van overtuiging, gepaard aan energie van den wil; een besef van roeping, met het geloof dat ge in die roeping slagen zult, verbonden; en nu, juist deze factoren onzer persoonlijkheid beginnen hun dienst te weigeren, waar alle vastheid van lijnen in onze levensopvatting wegsmelt, en ge in geen waarheid die g e kent, in geen wet die uw wil regeert en in geen God die u roept en voor die roeping alle banen effent, meer gelooft. Onder den weg waarop ge loopt borrelt al meer het kwelwater op en de piasregen giet zijn stroomen neder, om den eerst zoo vasten kiezelbodem los te weeken tot één modderbrij, waarin het loopen waggelen wordt en glijden. Vandaar die klacht, nooit algemeener dan in onze dagen, over schaarschte aan karakter, aan de indrukwekkende persoonlijkheid, aan den man van ijzeren wil. In trouwe, ge behoeft geen laudatoi^- temporis acti te zijn, om als g e de koppen van nu, met de koppen van Rembrandt's doek, vergelijkt, bedroefd te staan over onze fletsheid, ons gemis aan kracht van uitdrukking, onze minderheid in manlijke kracht. Neen, ik zie niet laatdunkend op het Agnosticisme neer, en als ik Tyndall vol eerbied hoor uitroepen: „Staande voor de macht die uit het heelal op mij aandringt, durf ik niet anders dan
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1892
Rectorale redes | 104 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1892
Rectorale redes | 104 Pagina's