GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De taak der Natuurwetenschap. (II.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De taak der Natuurwetenschap. (II.)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Denkers van alle tijden, die een geestelijke achtergrond der dingen aannamen, wezen steeds op de harmonie en doelmatigheid der levende natuur. Schopenhauers , , Wille", Van Hatmajm's „ünbewuste" en Bergson's „Elan .Vital", de hoeksteenen varv hun systemen, zijh begrippen welke ontstaan zijn uit het denkted beschouwen van de verschijnselen des levens. De biologische feiten behooren dus tot ide grondslagen van alle hypotihesen, welke op den mensch naar verstand en hart beslag hebben gelegd, welk© zijn gedragslijn hebben bepaald, zijn oordeel en zijne waardeering, zooiwel als zijne moïeele normen.

Het leven der mieren b.v. vereenigt in zich de schoonste en de hoogste harmonische samenhang, die de levende natuur vertoont. Geen wonder, |dat vanaf de grijze oudhte-id juist deze zichtbare verschijnselen dtei uitdrukking w'erden geacht van onzichtbare krachten en wetten, die hier ten duidelijkste geopenbaard, overal waar leven m hunne werkzaamheden ontvouwen. Wees niet reeds Salomo op de wijsheid der mieren en wel op het zeer bijzondere van hunne wijsheid, n.l. om zonder overste, ambtman, noch heerscher hun brood te bereiden in den zomer pn hun spijte te vergaderen in den oogst.

Hier scheen de wijsheid, waarvan de geheele natuur getuigde, ten duidelijkste zich te openbaren. Söheen het niet aan zoovele anderen in de oudheid en later tijd, alsof in de mieren een redelijk gedrag, leen verstandig handelen optrad, zooals dit alleen bij den mensch aanwezig js en daarmede eenzelfde aard van psychische verschijnselen bij dier en mensch bestond en de mieren schenen te getuigen, dat de mensch door zijn verstand zidh niet verhief boven de dierenwereld en zelfs in vele opzichten daarbij achterstond ?

Maar ook de moderne wetenschap, met name de mechanistisohe levensbeschouwing, vond in de verschijnselen van het mierenleven een toets voor zijn consequente door-denlkbaailieid, om, zooals wiij later gelegenheid zullen hebben nader uiteen te zetten, daarbij te toonen tot welk een volkomen mislukking ook hier het materialisme voeren moè'st.

De zoogenaamde moderne wetenschap heeft ons behalve een grenlielooze wanorde in de feiten nog iets anders nagelaten, namelijk een woord van bijna hypnotische kracht^ ^„evolutie". Dit woord zou de sleutel zijn tot alle geheimen, zou de oplossing geven van alle vraagstukken, omidat het de wording ontsluieren zou. L'evolution c'est la revolution sans avoir rr(air). Geen principieel verschil tusschen dood en leven, tusscheli dier en mensch, tusschen stof en geest, geen qualiteilien, alleen quantitaiten, , geen zijn, alleen worden, alles vloeiend (panta rei) - geen God^ alleen evolutie. Diepere bezi, iming leerde, dat waai^ werkelijk evolutie, dat is ontwikkeling, ontplooiing als verschijnsel is waar te nemen of vermoedelijk: heeft plaats gehad, de vraagstukken pasi begimien, de onzienlijke dingen en krachten nog moeten worden gezocht, die dit zienlijke hebben gewekt. Zelfs als evolutie in zijn eenvoudigste vorm! optreedt en in knop of kiem het wordende jn miniatuurvorm is gepraëfomieerd, dan nog zijn daar krachten en werkingen noodig, idie wasdom, die ide ontplooiing geven.

Zoo is thans met name de wording van het levende een vraagstuk xn de jvetenschap, dat meer dan ooit om «oplossing, althans om verheldering roept. Zal dit mogelijk zijn? Al is de naïeve opvatting wel algemeen verlaten, als veroverde in den loop der tijden de wetenschap het onbekende terrein stuk voor stuk, als ware de wetenschap alleen eene hoeveelhiejd ervaring, Jaiemand heeft er nog aan gewanhoopt, da|; oofc' mettertijd het levensraadsel opgelost ^al worden., Daar is echter ©en Fransch wijsgeer in onzen tijd, Henri Bergson, die meent dat het verstand echter nooit het leven zal kunnen begrijpen. Het verstand Js aangelegd, volgens Bergson, op het doode, pp het verdeelen en nimmer kan men ^e beweging, de wording zelf begrijpen, al plaatst men nog zooveel beelden naast elkander. Wie een groote stad, wil „kennen", kan niet volstaan met het , bez, ien van de stad van vele zijden. Nog zooveel plaatjes kunnen niet vervangen den indruk van hem, die eenmaal „erin" was, die het leven meeleefde. Zoo is ook alleen het leven door het leven te verstaan. Niet het verstand, maar de , intuïtie zou het wezen van het leven kimnen ontsluieren. Het is hier niet de plaats om de leer van Bergson critisch , te beschouwen, waar het alleen de bedoeling is den inidruk' te wekken, dat niet alleen velen meenden, dat achter de zienlijke dingen geen onzienlijke bestaan of , de onzienlijke te vens onkenbaar zijn, maar dat ook de meening is uitgesproken, da.t andere functies van den geest, dan die welke in de wetenischap werkzaam zijn, de geheimen der levende natuur ontsluieren moeten. Dat het vinden yian nieuwe hypothesen inderdaad niet alleen een verstandelijke fimctie is, is zeker; het js gebonden aan pnze geheel© persoonlijkheid en mij dunkt, dat ieder die het terrein der levensversclüjhselen nauwgezet doorzoekt, hetzelfde moet ervaren als Samuel Buttler, die in /ulke schoone bewoordingen de ontdekking en OEctwikkeling van zijn psychische beschouwing van het leven beschrijft., „Ik geef toe, ', zoo zegt , Bultler, „dat • toen ik voor mijn onderwerp ging v, ^erken, ik er niet ernstig in geloofde. Ik zag als het ware een steen op den grond liggen met een aantrëkkelijken glans; deze opnemende, draaide ik hem voor mijn genoegen! pm en zag, hoe meer J.k hem beschouwde, de jsteen steeds schitterender worden. Tenslotte werd' ik er zoo door geboeid, dat ik aan mijn verbeelding den vrijen teugel liet. Het aanzicht der wei'eld veranderde, de steen, welke ik gedachteloos opgenomen had, bleek een talisman van onschatbare waarde te zijn en opende een deur, ^waaiidoor heen ik een blik wierp op eene vreemde en belangwekkende verandering".

Maar A^ergeten wij ook niet, dat hel onzienUjke in de wetenschap alleen aan het zienlijke kan nagespeurd woriden en de feiten in het leven van de natuur ons voor alles moeten leiden. Ongestraft zal de denker over de natuur zich niet van het zelf waarnemen en beproe^'en van zijn object kunnen onthouden. Immers, de werkelijkheid heeft zich tot dusverre aan de naar hare wetten zoekende wetenschap altijd nog verhevener en rijker onthuld als de uiterste inspanning van mylhische fantasie en metaphysische speculatie haar wist uit te beelden, schreef eens dezelfde groote geleerde, die zoo terecht de groote taak der wetenschap zag in de „Künstlerische Auseinandersetzung der Tatsachen".

F. J. J. B.'

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

De taak der Natuurwetenschap. (II.)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's