GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een wenk.

De vrijmoedig© ^en goedmoedige kritikus. Ds. Datema schrijft aan zijn vriend Sufridus iets over ons blad. Men vindt het in zijn lijforgaan „Het Kferkblad" voor Haarlem enz.

Ja, da.t moei ik ook nog even zeggen: het wordt taiet „De Reformatie", het jonge en mooie tijdschrift toch wel wat heel erg, en zelfs vermoeiend met al die vervolgstukken. Je kunt het niet brjboudea. Schier van alle rubrieken is het: IV, VIII, XVI ' enz. Me dunkt, dit moest alzoo niet geschieden. Broeders, mannen-broeders, vraagt niet te veel van ons geheugen: we kunnen niet bijblqVen. TJ levert . fijn werk; maar we kunnen niet tegelgk uit 5 a 10 kopjes tegelijk koffie en thee drinken. Dan wordt het op den duur koud.

Met deze kritiek hebben we ongetwijfeld te reke^ nen. Ik hoop haar dan ook op de eerstkomende redactievergadering ter Sprake te brengen. Eigenlijk nam de redactie reeds maatregelen door bij het verschijnen van ons blad de wenschelijkheid uit te spreken, dat bij' vervolgartikelen steeds de korfce inlioud van de vorige stukken er boven zal worden aangegeven. Hield men zich daaraan algemeen, zoo zou men het den lezers zeer vergemakktelijken. Mag ik den schiijvers nog eens aan dezen redactie-wensch herinneren? Ook verdient het overweging, al schrijft men weken achtereen over hetzelfde onderwerp, dit in zelfstandige artikelen te doen. Ds. Datema heeft gelijk, dat veel vervolgd stukken vermoeien. En alles moet gedaan om „De Reformatie" frisch te houden.

„Ik houd niet van stiekem”.

En om te to on en, Idat ik niet aan konsekwentieidrijVerij doe, geef ik al daidelijk ©en vervolg|stof. Maar eene, waarbij van het geheugen onzer lezers niet te veel wordt gevergd. Wie herinnert zich niet de beruchte „Veertiende" uit „Bergopwaarts". Ds. Netelenbos schreef eens: „Ik houd niet van stiekem". En ik ben het daarin volmaakt met hem eens. Maar no. 14 houdt er zooveel te meer van. Dat maakt© de verontwaardiging van Dr. de Moor gaande. Hij' plaatste in de „Utrechtsche Kerkbode" het volgende krajsse stuk:

Welnu, aangenomen, dat duis een onzer collega's dit stuk heeft geschreven, moeten we daarover enkele opmerkingen ten beste geven.

iDe eerste is, dat men zich niet behoeft te verwonderen wanneer een geest van wantrouwen in onze Kerken zich gaat meester maken van de predikanten en gemeenteleden. Dat is dan niet te wijten aan degenen, die de belijdenis willen handhaven, maar alleen aan menschen als deze „veertiende", die de oorzaak zijn, dat het vertrouwen gaat wankelen.

Er zijn dus .verraders onder ons.

Geniepigen, die in „Bergopwaarts", bij de vijanden van al wat Gereformeerd is, onze Kerken gaan bekladden, en den moed missen om een openbare aclio te voeren.

Stiekemers, die beproeven een ander STTOOIT Ie spaiinen (we meenen Dr. Geelkerken genoeg, te kennen om te weten, dat hij feestelijk vooir de eer zal bedanken!), en als het goed gaat heel wat drukte .aulleni hebben, doch als het mis gaat (zooals met Yii] grooie zekerheid is te voorzien) zich schuil houden. ' ^,

Maai' is hei te verwonderen, dat er'wantrouwen ontstaat pok bij de gemeenteleden, als zij kunnen denken: is welÜcht die „veertiende" onze dominé? Niet alleen om de treurige beweringen in dit stuk, doch vooral om het karakterlooze, dat eruit spreekt, moet het hevige verontwaaxdi^g wekken.

Onze tweede opmerking is, dat dit stuk op ergerlijke wijze de hoogste dingen misbruikt. Er is niemand onder ons, die „gelooft in het Calvinisme, in do Geref. K.erken, in de veronderstelde wedergeboorte en in alles, wat men ons tegenwoordig opdischt als zuiver naar de Gereformeerde „beginselen'" ". Het is de dwaasheid gekroond, zoo iets neer te schrijven.

Maar het is gruweligk, na zoo'n karakterloos stuk, waarin men zijn broederen aldus bekladt, in Faxizeeuwsche verheffing te durven zeggen:

„Ik geloot in Jezus Christus, Gods ééngeboren Zoon, onzen Heer.

Ik geloof in den Heiligen Geest."

Deze woorden zijn te heilig om ze op zulk oen manier, in een zoodanige tegenstelling, te gebruiken.

En ik vrees zeer, of de schrijver wel Iets verstaat van wat hij dab"in zegt.

Als hij ben. •waarlij^i kende, zou liij Aan zoo' vuil Inimien optreden 7. Zou hij dan zulke • levensbeluigingen knnnen neerhalen in den strgd met zijn broederen als een wapen om hen te priemen? Zou' hij dan uit dat geloof niet veeleer de kracht putten om, evenals Paulus, in li e ij aangezicht te weerstaan degenen, die naar zgn oordeel te bestraffen wiaren?

Onze derde opmerking is, dat Dr. Geelkerken en Ds. Brussaaid, flie hun goeden naam in een kerkelijke procedure tegen Ds. Van der Menlen meenen t© moeten verdedigen, het wel zeer zullen betreuren, dal zij tegen dezen „veertiende" niet eveneens een klacht kunnen indienen. Want deze zegt niet moer of minder, dan dat zij een eerlijke poging hebber, aangewend om Ds. Netelenbos te redden, en spreekt van een streven van Geelkerken, dat als het bestond niet onbedenkelijk zou zijn.

Wie de stukken las, weet, dat Brussaard-en Geelkerken niet hebben getracht, Netelenbos te redden, maar alleen zijn opgekomen voor de zuiverheid der kerkelijke procedure.

Intusschen blijkt het , nu, welk een indruk hun optreden gemaakt heeft, en zou het, dunkt ons, niet kwaad zijn, wanneer zij openlijk dezen „veertiende" eens vertelden, dat zij van zijn minne manieren niet gediend zijn en zijn voorstelling, der zaken beslist afkeuren.

Slij dunkt-zij kunnen, als zij tegen Van der Meailen prócedeeren, jtiet niet laten, dien Veertiende publiek te verloochenen en tegen diens doen te waarschuwen.

De M.

Letterkundige kritiek.

Kan men tegenover het stiekeme bijna niet te kras optreden, aan den anderen kant mag men niet toegeven aan den krilischen hartstocht, die thans overal en ook wel in onze kringen hier en daar rondwaart. In de „Gereformeerde Kerkbode" voor Rotterdam wijst Ds. Landwehr hierop.

Er wordt, en zeer terecht, in onzen tijd veel geklaagd OY& T de litteratuur, met name de bellelristische Er verschijnen boeken, die voor geloof en zeden hoogstschadelijk, ja verderfelijk zijn, en ' toch worden vele van deze boeken gelezen m kringen, waar men zoO' iets niet zou verwacht hebben. Velen lezen niet, maar verslinden boeken. Als het maar boeit, neen, zoo-w'as het vroeger, tegenwoordig moet men zeggen: als liet maar prikkelt, dan is het mooi.

Tegenover dien stortvloed van verkeerde lectuur staat onze Christelijke lectuur tamelijk arm. Man ji& n met bcllelristische gaven bezitten wij niet vele. Er wordt wel Christelijke lectuur aangebodsn, maar die is doorgaans niet hoogstaand uit een oogpunt van kunst.

Nu komt de vraag, welke wij onlangs deden, ' op den voorgrond: moet men al zulke lectuur, omdat zij niet geheel aan de eischen voldoet, aan den kant werpen?

Er is'tweeërlei gebied, het gebied van het kennen en van het kunnen.

Handelt men op beide terreinen met denzelfJen maatstaf? O.i. niet. Op het göbied van het fcennein' verschijnt heel wat, dat geen lOO procent is, maar nochtans zeer bruikbaar mag geacht wo; rden. Werpt men dat alles weg?

Zegt men: het is geen 100 procent, en daarom weg ermee! Geenszins! Men w§st op fouten, tracht de schryvers op den goeden weg te leiden bouwt op .en bereikt' dikwerf zeer schoone resultaten.

Is bet gebied van de kunst nu zoo gansch andjrs? Moet daar alles eerst tot de volmaaktheid naderen, om aanbevolen te worden? Is dat niet metan met twoe maten?

Dat men zonder - "onderscheid des piersoons critiseert, dat men fouten aanwgst, het is allesi uilnemend: maar men moet niet een' veniietigingssysteem er OJJ nahouden, waardoor men ontlnikende talenten begraaft en de ontwikkeling der Christelijke lectuur tegenhoudt.

Dat noemen wij onverstandig en onbillijk tevens.

Daarenboven worden wij zoO' al arpier aan .Christelijke lectuur, die wij zoozeer van noocCe hebben.

De vernietigende 'kritiek, die men soms in onzie bladen kan lezen, is een alleszins verkla^baile reactie tegen het zoetsappige gerecea& eer, het allösmaar-raak-iaanbevelen, milis het van een chrisfelijken schrijver of uitgever komt, dat in een vorige periode in zwang was. Een recensent moet waar blijven. Reactie in deze kan gezond werken. Toch gaat men thaais in reactie weleens te ver. Niet alleen ontmoedigt men zóó hen, die nog slechts matigen woeker van hun 'talent hebben verkregen, gelijk Ds. L. terecht opmierkt, maar de vraag komt op: wat blij'ft er voor ons volk te lezen over? Drijft men het niet in de armen der ongeloovige literatuur? Daarom doet men goed te onderscheiden tusschen lectuur en literatuur. Een boek kan als lectuur uitnemend zij'n, maar als literatuur van geringe waarde. Ook geve raen er zich rekenschap van ho© men schuilend© letterkundig© gaven het best kan opwekken. Dat kan niet door steeds maar prijzen en sparen. Evenmin echter door een soort „vemietigiingssyssteem" toe te pasisien.

Rudolf Steiner.

Onze kriti-sche zin vindt overigens werk genoeg. Telkens komen wij' met nieuwe geesitesstroomingen in aanraking. Zoo zal straks een man, met wienl door enkelen in hoogere standen woitdt gedweeptj in ons land lozingen houden. Aan een aandachtig auditorium zal het hem wel niet ontbreikJen, Nu ligt het in onzie voorloopige bedoeling later eien artilcel aan hem te wijden. Of er uitvoering aan kan worden gegeven moeten wiji van de omstajadigheden laJten afhangen. Indertijd wildeW we ook' iets over Ctomenius schrijven. We liielden het in d© pen, omidatt andere onderwerpen beslag op ons legden. Laten we daarom ter orienteering thans een artikel over ^Steiner uit „De Hervorming" onzen lezers vast mogen voorleggen. Steiners stelsel heet d© anthropoBofie. D© redactie van „De Hervoiming" verklaart in een noot:

Wij deelen degenen, die van de Ainthro-posofie nog niet vernamen, mede, dat zij in wezen theosofisch, is wel echter een eigen karakter heeft door primair een ander voorw^p in oogenschouw te nemen: den menscli (antbropos), omtrent wien zij wgisheid verkondigi, terwijl de theosofie, in haar begripsbepaling God, het Goddelijke (Theos) voorop stelt. Steiner bedoelt in zijn geestes-wetonschap' de krachten in den mensch, ook mystieke en owculte, te besiudeeren — een der programpunten ook .van do theosofie, en geeft in de laatste jarein, bl^kena de ons verstrekte beschouwingen, zijn aandacht aan , opvo: eding & a sociale wedergeboorte.

En nu het stuk van doctoranda E. Vredde:

Na een welhaast 40-jarige werkzaamheid op de meest vorschallende gebieden van het geesitesleven, begint Dr. BudoU Steiner ook buiten de grenzen der midds, neuropeesche landen een bekendheid te verwerven, die gaandeweg de aandacht van steeds breeder kringen op hem vestigt. Voor yelen .staat bij als de vertegenwoordiger van een geestesrichting, die do strigd met het materialisme op elk gebied heeft aangebonden, strijd niet alleen in den negatieven zin van kritiek, maar bovenal in oipbouwenden zin. Als schepper niet alleen van de antlnoposopihiscbe Geesteswetenschap (in onze taal •zou men er, in overeenstemming met het woord „natuurkunde" misschien beter „geesteskunde''' voor kunnen zeggen), maar ook van een nieuwe richting in kunst, van een sociale leer, van een paedagogie als uitvloeisel xdt de anthroposophie gesproten, staat hij in zijn levenswerk als een waarlijk ' monumentale gestalte voor ons. In korte trekken zal dit hier geschetst worden.

In Oostenrijk uit eenvoudige ouders geboren, beizocht hij de H. B. S. en daarna de Technische Hooigeschool te Wöenen, bestudeerde hoofdzakelijk de natuurwetenscha, ppen en tevens aan de niversiteit do werken van Goethe onder Jeiding v, an den uitnemenden Goethekenner Schröer. Dit werd de aanleiding dat hij reeds spoedig belast werd met liet uilgeven van Goethe's natuurwetenscliappelgkó geschriften van Kürschner's „National-Litteratur", die hij van een, uit wetenschappelijk oogpunt hoogst belangrijke inleiding voorzag. Op dezen grondslag is ook al zijn later wetenscha, ppelijk werk gebouwd. Hij promoveerde eerst later op een philosophische •dissertatie (in 1892 verschenen als „Wiahrheit und ^VisBens(•halt") waarin hij zijn kennis-theoretisdhi Btandpunt scherp uiteenzet; afwijzing van de pihiloeophie van Eant met zijn onbereikbaar „Ding an eich", met zijn scheiding van „practische en

theoreüsche Vernunft", die de kloof tuSscbeii geloof en weten onoverbrugbaar maakt. Verder ujitfewerkt heeft hij deze leer in zijn in 1894 verjachenen „Philisophie der Freiheit", dat tevens g, ezegd kan w< jrden de kerd te bevatten van de sociale leer, die Sleiner onmiddellijk na het einde van den oodog als „Drieledige indeeling van het sociale Organisme" in zijn boek „De Kern van het sociale Vraagstuk" ontwikkelde.

In 1890 werd hij naar ^SCeimar geroepen aan het toen juist geopend© Goethe-Sciiiller archief waar hij tet 1896 aan de groote uitgave van Goetlie's werken medewerkte. In „Grundlinien einer ï^rkenntnjsthfoci'ie der Goetheschier Weltanschauim|" / (1886) SM in „G^ethes Weltanschauung" (1897) zijn • de vrucJiten van zijn Goethestudie neergelegd. Van zijn \rcegste jeugd af en vooral na het verlaten , vBiU! Weimar trachtte hij in verschillende krinigön zijn geestelijkwetenschappelijke wereldbeschouwing ingang te doen vinden. Als redacteur van verschillende tijdschriften, als leeraar aan een door arbeiders opgerichte volksuniversiteit, als spreker en schrijvei deèlrle hij van zijn veelzijdige kennis mede. De wereld toiondo zich nog weinig geneigd, naar hem te luisteren. Slechts onder een groepje van Iheosofen vond hij een aandachtig en gewilhg gehoor. Uit dien tijd dateeren zijn „Dóe Mystik im Aufgang des neuzeitlichen Geisteslebens" (1901) en „Das Christentum .als mystische Tatsache" (1902) Met deze kleine groep als kern, die schijnbaar ver afstOiud'van Steiner's hoog stijgend we-Èenschappelijk en philosopjhisch streven, wist iiij • in 20 jaren, van ongiehoordeii arbeid de anthropoEopbischgeesteswetenscbappielijke beweging in het leven te roepen, die zich reeds vóór den oorlog over de geheele beschaafde wereld uitstrekte en die zich nu gereed maakt, met de vruchten van deze studie voor de wereld te verschenen. Van Steiner's hand verschenen in deze jaren talrijke gescbriflen, to veel om op te noemen, (o.a. „Theosopbie", „Gehcimwissenschaft", „Die Ratsel der Philosophie", , , Vom' Meiischenratsel", , .Von Seelenratseln".) I/i Domach bij Bazel werd sinds 1913 een „Vrije Hoogeschool voor Geesteswetenschap" .opgericht, waarin onlangs — hoeweH het gebouw nog niet geheel gereed en feitelijk nog; niet geopend is — in een cursus van 3 weken, voordrachten werden gehouden over de meest vdTschillende gebieden van wetenschap van het standpunt der. G6estes\T? e!enschap. Vele honderden bezoekers van slleilei landen en talen — daaronder een zeer groot aantal studenten — woonden dezen cursus bij, waaraan zich kunstopvoeringen („eurhythmie"), besprekingen op paedagogi& ch en sociaal gebied aansloten, enz. De geheel nieuw|e stijl, waarin dit gebouwi opgetrokken is en die tevens een uitcij'ukking van deze wereldbeschouwing zelf in kunstvormen wil zijn, zonder symboliek oif allegoaia, maakte op alle bezoekers een diepen indruk. De •• groolsche veeteijdigheid, waarmee deze beweging in de wtreld treedt, belet onmiddellijk ieder sectarische neiging. De internationale beweging voor „drieledige indeeling van het sociale organisme", waarvan de associatieve stichtingen op economisch gebied „der Kommende Tog" in Stuttgart, „Futurum" in Doifnach een practisch resultaat zijn, trekt in verschillende landen van Europa steeds meer opmerkzaamheid.

Als een der meest hoopvolle scheppingen van Steiner's geni-e slaat de „Waldorfschocil" in Stuttgart, die op de grondslag van een antropoisophische paeddgogie en onder zijn leiding een hoogo vlucht begint te nemen en van de practische uitvoerbaarheid van zijn denkbeelden getuigt.

Men zal begrij'peïij dat wij' niet elkte uitdrukking uit het overigens ohjeoliev© levensoverzicht voor oaze rekening nemen. Wij! waardJeeren in Steiner zijn strijd tegen het materialisme. Daaitegenover staat, 'dat wij' niet lang] zijn geest behoeven te beproeven of hij uit G-oidi is. SteJners stelsel is een godsdienst „raajde in Germany".

Besmetting in de kerk.

Bij al zijn kritiek vergate men zelfkritiek' niet. Zulke zelfkriiü'ek stelt weleens voor moeilijke ptaklische vi'agen. Toitoiogtoe was men ondter ons tamelijk wel gewoon om bijl het uitbr-ekeai van besmettelijke ziekt© zijn kinderen wel van school thuis te houden, maar men bad er geen bezwaar jn ben naar idie catecbisatie te zienden en over 'id© mógelijkbeiidi van besmetting in de kerk dacht men weinig na. Thans iis deze kwestie onder ons aan de oMe g& stelid. „De Heraut" raadt oim in zulk een geval — en wi| Sluiten ons hierbij gebeel aan — .zijn kinilETen o.-ok van de oatechisaüe thuis te houden. „Anders", zegt het blad, „staat het met heit Kerkbezoek, omdat het hier geldt een zoeken van trooBt van bemoediging en van sterking. Het wil niet, dat alle gevallen over één kam geschoren •worden. Het herinnert aan de vooi-schriften on, der Isi'aël-en eiindigt:

Natuurlijk iijn er daairom wel middelen om dit gevaar zooveel mogelijk te beperken en te voor-. komen. Docloten, die zulke besmettelijke zieken bezoeken, desinlecteeren zich voordat zij anderen bezoeken gaan. En zoo zouden ook de buisgenoo-. ten uit izlulk een hesmet gezin vooraf desinfectic-. middelen kunnen gebruiken. Ook zou men Ivunnen zorgdragen, wanneer men de Kerk wilde bezoeken, dat men niet in een volle-banik naast anderen gjng zitten, mwav een afzonderlijke plaats innam. Ook bij bet-Avondmaal was' het oudtijds ^gebruik, dat degenen, die aan een besmettelijke ziekte leden, .het Sacniment apart gebruikten. Ldchtzimiig over zulk een gevaar van besmetting heenglijden, mag men niet. Wiet alloen de hygiëne leert ons dit, maar ook hel Waord van God.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's