PINKSTEREN.

Uwe Jongelingen.

Gods Geesl wordt uitgestort op' alle vlöesch.

Zon'en eïi docliteren, jongelingeia en oiiden, Idiemsitkn& cliten eïi diens Lmaaigdeh, Joden en Heidenen ontvangen de stroomen des G-eestes, en „het zal zijn, dat een iegelijk, die den naam des' Heeren zal aanroepen, zalig zal woïden”.

Zoo universeel mogelijk.

Niemand wordt builangesloten.

En toioh is het öpimer^elijk, dat in het Evangtelie van jPimifslteirein: e jonge mtenschen zulk een voorname plaats'ionemfen. Röeds in de belofte van den Geesteszegen wordt aain hen bijzondere aandacht gewijd. Wanneer b.v. de dichtet van' Een lijiden& pisalm ten slotte de verheerlijking van Iden Man van Smaitteln bezingt, en jubelt oveï het hedl des {Jeestes, dat over .de wereld, zal uitstroomen, ziet hij in dat heil met namei de jotiigeren 'deelen, want: Het zaad zal Hem dienen; het zal den Heere aangeschreven woiiden lot in geslachten" (Psalm 22:31).

Eenzelfden juichtoolh beluistert gfe in Jesaja's troostboek.

Als dit Evaiigelie van jden ouden 'dag het uitzicht opent van 'de bedeeling des Geestes, roept het uit: Want Ik zal water gieten op. de dorstigen, pn stroomen op het droge", en dan volgt er, alsof dit een bijzondere zegen van den Trooster is, „Ik zal Mijn Geest op' uw zaad gieten, 'en Mijn zegen op uw nakomelingen" (Jesaja 44:3). En wanneer deze ztelMe heilsheraut voor de vei^druk'te en ongetroostej door onweder voortgedreven Sioniete de deuren oipjenwerpt van de blijde toekomst, die haar wacht, zegt hij haar met nadruk: Alle uw kinderen zullen van den Heiere geleerd, en de vrede uwer kinderen, Zial g'root zijn" (Jesaja 54:13).

Met die VTeugde-bood, schap' voor de kinderen stemt ook Jeremia in.

Hij mag voor Israël de heerlijldheid van het Nieuwe Verbond ontvouwien. God zal Zijn wet an het binnenste van Zijn volk geven. Zijn heiligheden zullen in alle harten geschreven staan, en dan 'klinkt het weer, alsof de pïrofeiet ons waarschuwen wü de jongeren 'niieit te vergeten: Zij zullen Mij allen kteinnen van hun kleinste )af tot hun grootste toe" (Jeremia 31:34).

Vooral Joel ziet de jonge nitenscheti in het volle licht staan.

Hij sohoiuwt .schooner dan iemand anders jde dagen van deia Geesteszegen.

Hij hoort het zingend geklater eü het blijde ruischen van de Pinksterstroomien, en als hij zijh zienersblik richt op „alle vleesch", waarop' de Geest woirdt uitgestort, ' zijn het eerst de jongeren, die zijn oog, ontmoet, want: Uwe zonen en uwe docht e ren zulleji profeteer en, en uwe jongelingen zullen gezichten zien" (Joel 2:28).

En die belofte gaat in vervulling.

Op den dag van he!t PinlksLerfeest wordt deze ptofetie werkelijkheid.

„Dit is het, v/at gesproken is", en , , u komt de belofte toe en uw kinderen", en als onze verhoogde Koning Zijn gaven neerzendt, is Hem! in der waarheid uit de baarmoèdier van den daigeraad ide dauw Zijner jeugd", (Psalm 110:3).

In dien zegen verheft zich de nieuwe bedoeling boven jie oude.

Onder , het verbond der schaiduwen heerschte Üe bevoorrechting, en de begrenzing, en al deelden de ikinderen in de weldaiden des Verbonds, |zij misten veel. Voor hun geestelijke opvoeding buitön het gezin werd weinig zorg gedragen. Slechts' .een enkele jongerei als Samuel treedt meer ia het licht. De Levieten moesten den leeftijd van 25 of 30 jaar bereilct hebben. Eien leeraaï trad pas op zijh dertigste jaar in het publiek' o|p; . Zelfs van Jezus' jongelingsjarelu weten we heel weinig, en van een jeugd-leven als Chris'tuis' kerk thans mag kennen, is in Israël geen sprake.

Doch als Gods Geiest komt, wordt het anderis.

De zonen ^eln. dochters staan in den Pi'ni'sterzegen voorop.

De jongelingen ontvangien milde stroomen, en waarin bestaat het heil dat hun tebeurt valt? Wel zij zullen profeteeren en gezichten zien, en in dezie Oud-testamentische voxmen liggen rijke Nieuw-töstamientische schatten yerscholen.

Piofeteeren is hier het inzicht in Gods Raad.

Deze gave is , de door iden Geest gewekte kennis des Heeren.

Zij is tevens de belijdenis van den Naam van onzen God, welkfe vata. Zijh kennis een noodzaIi; elijke vrucht is, en die profetie zal hét deel der zonen en dochterea zijMi. De 'GëaslïGods zal hun oogen openen. Zij zullen de verboïgenheden Gods zien. Zij mogen Zijn Woord onderzoeken. Het licht Zijner opienbaring gaat voor hen o^p oveil heel het leven, en al blijft vooral hun kennis en hun profetie ten deele, die kenlois zal zoo rijk zij'n, dat zij niet jkunnen zwijgen, 'maar spreken moeten van de .groote wetken Gods.

Er is echter meer dan profetie.

De jongelingen zullen , gezichten zien.

Niet alleen weili't de Geest Gods op^ het teïMn van het discursieve, maar Hij stort Zijn zegeta ook , uit in dat 4'6r intaitie. Hij oefent Zijn kracht niet slechts in het bewustzijn i& n denken der jongeren, doich idringt ook' in in het innerlijk-onbte-WTiste leven, en brengt dat onder Zijn scepter. Hij vAl de jongelingen leiden op hoogten, waarop' zij niet over het goddelijke gaan theoretiseereta; en. denken len betoogen, maar het bij een flits' van het 'Geesljesiicht aanschouwen, en in het diepst van hun ziel aangegrepien woidien door de .eeuwige dingen, 'die huju harten met het heiligst idealisme vervullen.

Welk een rijke zeegen voor ohz, e jonge menschen!

Het discursieve en intuïtieve maig in den dienst des Heeren gesteld.

Denken en zien, overtuiging, en ideaal worden door den Geest behöerscht.

En daarin stelt .de Geest Gods' zich tegenovei den geest der .wereld. OoK jdieze richt zijn actie op het denkeh en spreken, op het zien en de innerlijke ontroering, maar hij komt niet mét de hemels che ding'sa. Hij itraoht het bewustzijn te vullen met de jdjexikheelden des ongeloofs. Hij toovért den jongeling het schoon der wereld, voor, en nog siteeds neemt Satan vooral dein jongen mensch op een hooig-en berg, en itoont hem' de heerlijkheiden der zonde, eai zegt: ideze zial iï u gevein, als' gij nedervallenide' mij wilt aanbidden.

Die verleiding is zooi ontz, aglijfc' gevaarlijk.

Het jonge bewustzijn is mog zoo ongevormd.

Het neemt zoo licht verkeerde dingen ih zich op.

Der jongeren denken' is te kn^eeden als was.

Die denlkwereld is gemakkelijk te veroveren.

Ook het hart laat zich ras in vervoeiing brengen.

Het jonge oog is nog zooi weinig gewend aan zelftucht.

Alles v/il het zien, 'ön vaW nabij S-cho.uwen ook', en ais ge kondt beluistei''e!a wat zich aan hun intuLtief leven opidrimigt, zoudt ge ontroeren.

Maar.., Itegenorver dit alles staat dé Geest Gods.

Hij stort Zijn zegien over de jonigeren uit.

Hij wil hun denken bestra.lfen mét Zijn licht.

Hij wil hun lippen openen door Zijn' kiracht.

Hij doet hun zielsoog heilige gezichten zien, en... .ais ik 'denk aaja al het jeugd-leven onder ons, dat zich ontplooit in heerlijkie Mei-kracht, moet vervullen, is er reden om God te danken, dat Hij de belofte va, n den Pink'sterzegen aan onze jonge menschen niet onvervuld heeft gelaten.

Wij hebben het veel over de jongeren.

Over hun strijd en vragen.

Over hun begeerten en idealeii, en er wo'ndt ook heel wait op hun rekening geschoven, waaraan onze jongeren niet debet zijn. Doch eerst dan kunnen we veel tein mist vreu, gde over de jongeren spreken, als z.ij waarlijk deel hebben aan '^en Pink'sterzegen, en dan zullen onze jongelingen en jongedochters iden Héére een toegenist volk wezen, wanneer de Geest Gods over hen uitgestort is.

Vlucht tot dien Geest, jongeren.

Smeekt om Zijn levenwekkeinde kracht.

Hij alleen kan u in 't rechte spoor leiden.

Hij geve u te profeteeren en gezichten te zien.

Dan staat het goed met onzei jonge menschen.

Maar dan ooik alleen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen