GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Verlegenheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verlegenheid.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo ik niet had geloofd, dat ik het goede de.s Heeren zou zie» in het land der levenden, (ik ware vergaan). Psalm' 27:13.

Ik ware vergaan.

Zóó heeft lonze Statenvertaling den zin van dit Schriftwoord traohlten aan te vullen en te verduidelijkten.

En onzie psalmberijlming breidt dat nog uit en zin.gt: „Mijn God! waar was mijn hoop, mijh 'moed gebleven? Ik was veirgaan in al mijn smart en rouw".

In zfeikeren zin ïs deze invoeging jam^mler. Want de fijiie gedadhte van des dichters uitspraak is daardoor, zooal niet Verloren gegaan, dan tocili voor het minst zieer verflauwd.

Im'm'ers, van dat alles schreef de psalmist nieils.

Hij zedde niet nüeer dan: „Zopi ik niet had geloofd, dat ik' het goiede des Heeren zou zien in het land der levenden..." Zie Jojet slechts na in u, wen Mjbel.

Maar dan loopt de zin niet af, zegt ge.

Juist, dan loopt de zin niet af; en dat is nu de kenmerkende gedachte' van dit Schriftwioord, en deze gedachte is 'door die aanvulling ongetwijfeld op den achtergrond geraakt.

David begint mjet ? ; ich het geval in te denken, indien hij in dit leven eens niet geloofd 'had liet goede des Heeren te zullen zien: „Zoo ild niet had geloofd "

en dan houdt hij op; de zin breekt af; dat wil zeggen: dan weet David niet rheer.

Zoo ik niet had'géioofd Ja, wat'dart? ! De dichter blijft in ^ijn woorden steken.

Voelt ge, 'dat de eige'nlijl; 'e kraolil van dit Sohtift-WiOOTd zit in 'datgene dait verzwegen wordt? Juist dat afbreken geeft bier h'et puntige van den ain. Het tooinl de verlegenheid, het niet meer weten, het aan-het-eind-zijn van 'JDavid.

Hoe dottfcer waren ^ijne onistandigheden. Gij kunt het lezen in dezen psalm. Maar, - als in dat alles het gelóóf hem had. omtbrofeén, het gelóóf dat hij het goede des Heeren zien zou: Zoo ik niet had geloofd.... ja wat dan!?

Kennen wij deze verlegenheid?

Ze is eene der schoonste gestaMen van den Christen.

Het goede des Heeren — dat is hier de vriendelijke gunst, de genadige gezindheid Gods toil den mensch.

En te gelooven het goede des Heeren te zien — dat is vast te holuden, ook .in de. donkerste omstandigheden, dat de Heere een genadig God voor ons is en dat Hij zijne gunst over ons zal doen lichten.

En hoeve] en zijn er nu, helaas, die gansohelijk niet verlegen staan, wanneer z!ij dai geloof en dat uitzicht missen. O, als z!e geen hope meer hadden op het goiede dezer wereld — ja — dan waren ze aan het einde; rnaar de gunst Go'ds hebben ze nimimer noodig gehad en zonder het uiti^icht daarop ktainen zij het derhalve zeer wel stellen.

En ach, hoie dikwijls ontbreekt die heilige verlegenheid ooik bij den Christen. Schoon hij in de genadige gezindheid 'Gods tot hem, al zijn heil gezocht 'ën gevonden heeft — wat zijn er soms tijden en gelegenheden, waarin hij nog volstrekt niet verlegen is, als de zekerheid van die gunst des Heeren in zijne ziel ontbreekt. Omstandigheden, waaiin hij op'het punt waarop David ophoudt, liiog heel wat zou weten te spreken en in 't geheel nog niet aan het einde zon zijn. Zoo ik niet had geloofd — ja — dan stonden nog allerlei andere wegien open.

Ween, deze verlegenheid siert den Christen niet altijd.

Maar oi, hoe mint de Heere het, als Hij haar opmerkt; als Hij ^iet, dat zijn kind, wanneer het den blik op God heeft verloren, niet meer weet wat er 'nu van hem worden zal. Zulk eene gestalte is eene verheuging voor het hart Gods; immers daarin woirdt Hij igeëerd als het Hoogste Goed, waar zonder den mensch niets goeds meer overblijft. En die niensch zélf ervaart, dat zulk een toiestand zoio onschatbaar goed is voor zijne ziel; want het zei zijne voeten zoo vast op den rotssteen des heils en geeft hem de genadige gezindheid Gods ZiOOi verkwikkend te ervaren.

Noig eens, kent gij deze verlegenheid?

Gij znlt tóch uwe oiogenblikken moeten hebben, waarin dit woord u, we ziielsbelijdenis wordt; oogenblikken waarin „het goede des Heeren" u zóó noodza!kelijk is, dat ge daarziönder nergens meer licht of uitkomst aanschouwt.

Indien ge daarnevens dan nog allerlei steun en uitweg ziet, bidt den Heere dat Hij: u zóó afbreke en ontdefcke aan uwe hulpeloosheid, dat de genade Gods in Christ^gB^ieenige wordt waarin nog heil voor u ligt.

Dan is tot u gesproiken wat David op dit Schriflwoord volgen Iaat: „Wacht op den Heere, aijt sterk en Hij zal tiw hart versterken, ja wacht op den Heere".

En laat ieder die van „het goede des Heeren" alléén leerde leven en in het geloof zijne Icracht vond, zich toch gedurig dit zuivere kenmerk des gelaofs aanleggen. Zette hij ziclh telkens in stille aandacht neder, pm dit geval in te denken: Zoo ik niet had geloofd, zoo^ ik eens niet geloofde in de genade Gods — mijne ziele, wat hebt ge dan te zeggen, wat houdt ge dan over!? — opdat ge opnieuw in heilige verlegenheid komt; u weer vergewist dat er buiten de gunste Gods niets voor u overblijft, en gij in die verlegenheid bij verniieuwing uwen Go'd in de armen zinkt, met de zielskreet, waarmee 'deze psalm aanvangt: „De Heere is mijn X-icht en mijn Heil de Heere is mijn levenskracht!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1921

De Reformatie | 4 Pagina's

Verlegenheid.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1921

De Reformatie | 4 Pagina's