GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geestelijke behoeften en stoffelijke nooden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke behoeften en stoffelijke nooden.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

In het voorlaatste hoofdstuk-van het Spreukenboek zijn de woorden opgenomen van Agur, dei» zoon van Jaké, en onder zijn spreuken komt ook een gebed voor, dat voor de broodvraag eu de verviiUing der stoffelijke nooden van het grootste belang is. Agur begeert hier twee dingen van God, en deze twee zijn van zoo hoog gewicht, dat hij aan zijn smeeking de bade laat voorafgaan: „Onthoud ze mij niet, eer ik sterve". Het eerste, wat hij vraagt, is, dat de Heere leugentaal ea ijdelheid verre van hem doe, en het tweede is cie bede om zijn dagelijksch brood, welke hij in ontroerende soberheid uitdrukt in de eenvoudige woorden: „Armoede of rijkdom geef mij niet; v^aia mij met het brood mijns bescheiden deels"

Dit laatste wordt dikwerf verkeerd verstaan. Men vat het woord-beschei den veelal op in den zin van beperkt en gering, van klein en sober, en zegt dan: Agur smeekte God slechts om een gering deel, doch tegenwoordig jagen allen naar hooge inkomsten en ruime loonen", miaar hoeveel waai'? er ook in dit laatste moge schuilen, rnen mag uit Agurs gebed allerminst de conclusie trekken, dat het streven naar levensverruiming en lolsverheffing met de bede om het dagelijksch brooid in strijd zou zijn. Het woord bescheiden heeft hier een gansch andere beteekenis. Het wil hiei' zeggen: escheiden in den zin van best.-md, van hetgeen God voor ons bestemd en hepi^ald heeft, zooals we ook lezen in Job 23:12: de redenen Zijns monds heb ik meer dan mijn bescheiden deel weggelegd", waarbij de kautteekening ook opmerkt: et dagelijksch gezet en verordend onderhoud mijns liohaams; zooveel daartoe noodig of door God bescheiden is. Dezoifds uitdrukking bescheiden deel komt ook vour m Genesis 47:22, waar gesproken wordt van hei bescheiden deel der priesters-van Farao in Egypte, en niemand, zal durven beweren, dalt hier hat bescheiden in den zin van sober en beperkt moeit verklaard worden.

Agur bidt dus van God dat deel wat de Almachtige voor hem bestemd of bescheiden en in Zijn voorzienigheid voor hem-weggelegd heef', en 700 opgevat komt deze uitdrukking overeen met de woorden van het Onze Vatder: ons dagelijksch brood. Het gaat hier om hetgeen voor ons toereikend en voldoende is, en onze stoffelijke nooden kan vervullen, in onderwerping natuurlijk aan het bestel des Heeren, waarvan de bidider gelooft, dat het een vaderlijk en zorgend bestel is. Daarom vraagt Agur niet om rijkdom', want alle weelde is toegift en allerminst noodzakelijk. Daarom begeert hij allerminst arm'oede, want gebrek en ontbering zijn in strijid met ©en menschw-s.ardig bestaan als beelddrager Gods, maar smeekt Hij den Schepper van hemel en aarde', dat Deze hem V o e d e, en voeden is wel nidt o v e r v o e d e n, doch evenmin ondervoeden, maar voeden, d.i. genoeg, voldoende geven miet het brood zijns bescheiden deels.

Waartoe zendt hij deze bede op? Zijn er niet andere en gewichtige nooden, wier vervulling van hoogere levenswaarde zijn? Deed deze man niet beter te vraigen om geesteliiken zegen, dan alleen stoffelijke welvaart af te bid-.len, eer hij sterft? Is zulk een gebedsleven niet ongeestelijk en verraa; dt het niet droeve geslotenheid voor het gcestelijk-eeuwige? Neen, want hier wordt niet om brood gevraagd om daJt brood alleen. Hier \^'ordt niet gebeden om bewaring voor de armorde oni slechts zonder zorgen het leven te kunnen dooihuppelen, maar Agur heeft in zijn gebed de hoogste geestelijke belangen op het oog. Hij smeekt om gevoed te worden en om zijn bescheiden deel, opdat hij geestelijk van God niet afwijke, en „opdat ik, zat zijnde, U niet verloochene en zegge: Wie is de Heere? of dat ik, verarmld zijnde, dan niet slele en den naam-mijns Gods aantaste".

In dit gebed komt tot uiting het nauwe verband, d.at er bestaat tusschen de .geestelijke behoeften en do stoffelijke nooden, en deze wijze uit de verre ou^dheid grijpt met gelukkigen greep en , inet scherpen blik de eenheid tusschen ons tijdelijk en geestelijk brood. Ik ving dan ook met deze bede aan, om van den beginne het onderwerp te rechtvaardigen, dat ik in enkele artikelen wensch te behandelen en waarbij ik uitga van de grondgedachte dat er tweeërlei nood is.

Wij kennen n.l. als menschen niet één nooadrufl, doch er zijn in ons twee soorten van behoeften, omdat wij menschen tweevoudige wezens zijn. De engelen zijn slechts enkelvoudig. Zij zijn alleen geesten. Zij bezitten geen lichaam'. Zij kemien dus ook geen stoffelijke behoeften. Zij zullen dan ook niet do aarde beërven, al zullen zij' el-op wonen om de verlosten te dienen, — terwijl ter andere zijde ook de dieren enkelvoudig dooir God zijn geschapen. Deze bezitten geen ziel in den hoogsten zm .-.les woords. Hun behoelten gaan alleen uit naar de aarde. Zij zijn ten volle stof en leven voor de stof, doch de mensch is tweevoudig. Als • de Almachtige hem schept naar Zijn beeld, formeert Hij hem niet alteen mJet een licihaam, m.aar ook met een ziel, en Hij blaast zelf deni adem •des levens in Zijn neusgaten in.

Daardoor heeft de menscih een tweevoudig be-Si.aan. Hij is den hemel en de aarde verwant. Hij behoort tot de stoffelijke wereld, want hij is aaiidsch uit de aarde, en hij' komtlden hemel nabij, wau't zijn levensbeginsel is uit God zelf, en t; isschen die beide deelen van 's menschen bestaan, was oorspronkelijk heerlijke harmonie. Het lichaam was de sohoonheidsvoUe zieletempel. De ziel was de heilige heerscheres over het lichaam. Beide waren in volkomen gehoorzaamheid onderworpen aan Gods wil, en beider behoeften ontvingen haar volkomen vervulling van' Hem, Die de Vader der lichten en de Fontein van alle goed is.

Die tweevoudige behoefte heeft door den zondeval een ander karakter gekregen. Doordat de harmonie tusschen lichaam en ziel verstoord werd is ook de eenheid tusschen beider nooddruft teloor gegaan, en wat eertijds slechts behoefte was, is nood geworden. Wat de vragen van het zieleleven aangaat, dit leven kent niet atleten begeerte en verlangen naar God, gelijk het ziclh in het Paradijs tot den Heere uitstrekte, als een bloemkelk lot het zonnelicht, maar het lijdt nu zijn nood. Nood in de worsteling met zonde en ellende, met wereld en Satan; nood in den harden gang van 's levens moeiten, die de ziel beladen - met loadcn gewichten en haar neerhalen in het stof.; nood in de gedruktheid onder allerlei zorgen en beslommeringen, wanneer de ziel boven het donkereaardsche wil klapwieken tot het licht van omhoog, en nood in den dorst des harten, dat klaagt: „Gelijk een hert schreeuwt naar de. waterstroomiSn, alzoo schreeuwt mijn ziel tot U, o God".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Geestelijke behoeften en stoffelijke nooden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1922

De Reformatie | 8 Pagina's