GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ook iets over „het huisbezoek”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ook iets over „het huisbezoek”

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

In 'n vijftal artikelen, in de maand April geplaatst over het huisbezoek, werd de aandacht gevestigd op het ambtelijk werk, en het vertrouwelijk karakter, dat dit bezoek moest kenmerken.

De schrijver toonde aan, dat de opzieners een breeder taak hadden, en er niet mee afwaren door te zeggen. dat alleen „de geestelijke nood" door hen besproken moest worden.

Zelfs gaf hij aan, hoe in het maatschappelijk leven raad, steun en voorlichting gevraagd werd, en dat men „de Kerk" niet ten onrechte in gebreke stelt, wanneer .zij haar sociale roeping prijs gaf.

Meer dan in „sociale prediking" ligt, dunkt mij', in het huisbezoek een sociale roeping voor de Kerk.

De Kerk? Wie, wat is dat?

De vraag „wat doet de Kerk? " noemde de schrijver (aie „Ref." '28 April) een ontzettende vraag. En hij beantwoordde die met: Welnu, gij, ambtsdrager, vertegenwoordigt de Kerk. Tot u .ziet men op om hulp, om raad, om troost, om bemoediging.

In datzelfde artikel betoogde de schrijver, dat een opziener dan ook kennis moest nemen en hebben van alles wat op dit ten-ein dienstig was, om in levende verbinding te blijven met de leden der gemeente.

'Mag ik naast het toen naar voren gebrachte, de sociale roeping der ambtsdragers, ook nog op een ander element wijzen, dat voor een opziener onmisbaar is? Ik bedoel het zielkundig element.

De taak van een ouderling is om . den geestelijken welstand der gemeente na te gaan. Hoe moet dit gebeuren?

Kan men dadelijk spreken over de bevindingen des geloofs? Is dat het aanknoopingspunt, of moet eerst over andere dingen gehandeld worden?

Een br.-opziener heeft, als hij pas in het ambt komt, of in een nieuwe wijk is, allicht een ouderen br., die reeds gediend heeft of langer in de Wijk werkzaam is, tot zijn hulp. Deze is zijn raadsman. Van hem wordt hij ingelicht over personen, , zaken en toestanden, die izich in een gezin, in de wijk, voordoen. Weg-wijs gemaakt. Tbch moet hij leeren uit eigen oogen , zien. 't Kan .zijn, dat een bepaald geval, anders belicht, eene andere gedaante vertoont. Zoo komt het dus op eigen waarneming aan; toetsing aan eigen ervaring en door wrijving van gedachten, het juiste inzicht. Wat is daarv.oor noodig?

Dat men iets verstaat van het zieleleven niet alleen, doch ook, naast Bijbelkennis, kennis der geloofsleer, iets weet van de menschelijke ziel.

Men spreekt tegenwoordig ook in onzen kring van psycholo; gie, en bedoelt dan dat deel der wijsbegeerte, hetwelk over den aard en de eigenschappen der menschelijke ziel handelt. En to'ch — ook die z.g. zielkunde is maar een onderdeel der anthropologie of menschenkunde.

Wie nu — wat we oudtijds eenvoudig menschenkennis noemden — de onderscheiden karakters heeft leeren verstaan, doch bovenal wie ingeleid is in zelfkennis, wie de worstehng der ziel kent, de hang naar de wereld, den strijd tegen en in het eigenlievende hart, de zucht naar den hemel, en dan op huisbezoek gaat, die zal aansluiting vinden. Diens oor en oog zijn open. Hoort en beluistert vaak reeds in den toon, en het schuchter „niet durven", en ziet ook in het oog het wel gaarne willen. Hij hoort reeds in het „komt

U maar binnen" of het bezoek welkom is, dan wel, dat men stilletjes achter de deur tot de hüisgenooten •zegt: „nöLi ja, het zijn de ouderlingen maar", en u met eenig misnoegen een plaats aan tafel gunt. Die menschenkenhis komt in het huisbezoek zoo goed te pas. Leert ons iets van de onderscheiden stemmingen des gemoeds, het persoonlijk karakter kennen en den .aanval wagen.

Ge ontmoet een izellgenoegzaam mensch.-

Zijn tong ratelt door; en duidelijk laat hij uitkomen, dat de gemeente zich vergist heeft, door hem "géén opziener te maken, doch ü. Hij is niet persoonlijk, weineen; het was maar bij wijze van spreken. Doch zijn woord was in Uw .ziel als een prikkel en nagel, die pijn veroorzaakte, omdat — ge belijden moet: het is waar, lOok ik ben een onwaai-dige. En des ondanks: toch geloof ik, dat mijn Heiland mij vertrouwd en geroepen heeft.

Hoe moet nu «co iemand behandeld worden? Met een woord van .zachtmoedigheid of berisping? Luistert hij naar het Woord van God? Of is .zijn zelfingenomenheid vrucht van laatdunkendheid en .zijn z'n woorden daar 'uiting van? Is het een karaktertrek van hem zich op den voorgrond te plaatsen? Gebeurt dit ono.pzettelijk of lag in zijn woorden een speldeprik, een bedoeling verborgen? Hoe is .zijn verhouding tot de .zijnen? Hoe het godsdienstig leven in het gezin, de opvoeding der kinderen? Allemaal zaken, waarop bij dit karakter gelet moet worden, .en die een vin, gerwijzing zijn ook voor het te geven antwo-ord.

Zeker — gemeenteleden kunnen hard zijn in hun oordeel; scherp in hun woord.

Wanneer ge onlinoet in der waarheid, vrome geloovigen, doch die hun bevinding op den voorgrond plaatsen, en gij een meer Bijbelsch standpunt inneemt, dan wel krachtens belijdenis en leer er teg; enover staat, dan .aoU het ook u kunnen gebeuren, dat u toegevoegd wordt: gij staat nog buiten, gij hebt geen deel aan den Christus! iWat moet dan üw antwoord zijn? Welke de houding die een opziener dan heeft aan te nemen?

Dat zijn vragien die het ziellcundig probleem raken, omdat .zij opkomen uit het innerlijke wezen en geestesleven van hem, die het antwoord ontving en tevens den sleutel tot het hart van den ander u in handen geven. Hier dient ook gelet op leeftijd van' dengene die het woord sprak, en gedacht aan het Paulinisch woord tot Timotheüs: Bestrai een ouden man niet hardelijk enz. , \

Twee g; evallen werden hier genoemd, die zich niet nader laten o.msciarijven, en waarvan het antwoord alleen persoonlijk gegeven kan worden naar het ontvangen inizicht, naar het eigen karakter voorschrijft, doch nooit O'p hoogen en boOiZen toon; altoos moet een opziener trachten in stem en gebaar, in volmaakte .zelfbeheersching en liefde uitdrukking te geven aan het leedwezen oiver het snijdende woord en het uitgesproken wantrouwen.

Bij den izelfingenoniene moet gewezen worden op het woord van Paul us, dat de een den ander uitnemender achte dan zichzelf; bij den zelfgenoegzame in bevinding dat het hem niet gegeven is te oordeelen, doch dat Eén dit doen zal, en ook hem voor zijn booze woord en wantrouwen .zal doen komen in het gericht. Bij beiden moet, naar ieders behoefte, het Woord des "Heeren worden toegepast: bestraf en vermaan deaulken in liefde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 augustus 1922

De Reformatie | 4 Pagina's

Ook iets over „het huisbezoek”

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 augustus 1922

De Reformatie | 4 Pagina's