GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Privaat of communaal bezit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Privaat of communaal bezit.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Socialisatie of Bedrijfsorganisatie.

XVI.

Na het onderzoek van de gegevens uit liet O. ï. is een aanvang geraaalct met de bespreking van het N. T. Ons bleek, dat lo. door Christus geen enkele uitspraak is gedaan, die kiest 'tusscben privaat-en communaal bezit, 2o. de gemeenschap der goederen in do Jeruzalemsohe gemeente niets anders dan een liefde — een barmhartigheidsgemeenschap is geweest, en geen enkel argument oplevert voelden zuiver oommunalen bezitsvomi.

Over het verdere gedeelte van het Nieuwe Testament kan ik kort zijn.

Wanneer wij de brieven der apostelen nalezen, treft ons allexeexst, dat in de oude chxistelijk'e kexk weinig xijken gevonden wexden. Zelfs van de groote gemeente te Corinthe, die toch ook' kooplieden onder haar leden telde, zegt de apostel Paulus zijn bekende woorden: iet vele wijzen naar het vleesch, niet vele machtigen, niet vele edelen, en telkens wordt gewag gemlaakt van de armioede dex kerken (b-.v. 2 Cox. 8:2). Dit moet in het oog worden gehouden, om uitdrukkingen als bovenstaande te verklaren. Deze qualificatie is dus geen verooxdeeling van den rijkdom. Evenmin spreekt er een proletarische toon in, alsof de apostel de armen tegen de rijken wilde opzetten, doch zij constateert alleen een feit, en doet dit om de gemeente te leeren alleen in den Heere te roemen. Bovendien kwamen er, al was hun aantal gering, in de eerste kexken overal rijken en aanzienlijken voor. Ik wijs slechts naar de bovengenoemde gemeente van Corinthe, waartoe o.a. behoorden C r i s-pus (1 Cor. 1:14); Sosthenes (1 Cox. 1:1b); E r a s t u s, de rentmieester der stad, (Rom. 16:23), en Gajus (Rom. 16:23). Voorts zij herinnerd aan Lydia in Filippi, aan de - Trouwen der aanzienlijken in Thessalonika (Hand. 17: 4), aan den hoofdmian Cornelius, en aan F i l e m o n uit Colosse, wiens weggeloopen slaaf , 0 n e s i m' u s door Paulus aan zijn heer wordt teruggezonden. Doch tegen die aanzienlijkten en rijken wordt niet getoornd. Zij worden niet vermaand hun i-ijkdom los te laten. Hun eigendomsrecht wordt stilzwijgejid erkend, en het is er verre vandaan, dat Paulus tegenover hen eenige antithetische houding zon hebben ingenom'en. Zelfs hoort ge het scïierpe wee over de rijken, dat Jakobus doet hooren, in zijn brieven niet, en wacht de apostel zich er voor, dat hij door eenzijdig-sociale prediking een deel, dat hij in de cultuurwereld juist moest trekken, van zich zou vervreemden. Hij spreekt zich over de sociale vragen in dien zin niet uit, en onthoudt zich van elke miaatschappelijke theorie.

De apostel brengt het evangelie van Christus.

D. i. hij beziet de dingen dezer wereld in het licht der eeuwigheid.

Hij beschouwt alles van religieus-ethisch standpunt.

In dezen zin hebhen we ook' die teksten op te vatten, waarin de apostel van de g e 1 ij k' h e i d spreekt. Hier valt niet te denken aan gelijkheid op sociaal terrein. Hier bedoelt Paulus allerminst gelijkheid van bezit, mlaar hier wordt alleen gepredikt de gelijkheid in religieusen zin, in Christus Jezus. En nu oefent deze gelijkheid wel invloed op de maatschappelijke verhoudingen. Ik herinner slechts aan de gescMedenis van Filemon en Onesimus, en wijs er op, dat deze belijdenis de slavernij in den wortel heeft aangetast, doch op zichzelve bevat deze waarheid geen sociologische stellingen, en is hieruit Voor het bezit niets af te leiden. Wie hij den apostel een oplossing' zoekt van maatschappelij'ke vragen, komt teleurgesteld uit 1).

Niet anders staat het mfet den brief van Jakobus;

Deze schijnt den rijkdom op zichzelf aan te vallen.

Scherp keert hij zich tegen de rijken van zijn dagen.

Eerst veroordeelt hij de aanneming des persoons, dat n.l. in de vergadering der gemfeente de rijken betere plaatsen verkrijgen dan de armen (Jakobus 2:1—8); 'dan toornt hij tegen de liefdelooslxeid van de gegoeden (2:15—20); voorts striemt hij de hoovaardigheid der rijken (4:13 e.v.), en eindelijk' klinkt het in bijzonder scherpen toon in hfdst. 5:1—6: el aan nu, gij rijken! .vd'ent en huilt over uwe ellendiglheden, die over a komen.

Uw rijkdom is verrot, en uwe kleederen '.djn van de motten gegeten geworden;

Uw goud en zilver is vei'rO'..«: t; en hun roest zal u zijn tot eene getuigenis, en zal uw vleesch als een vuur verteren; gij hebt schatten vergaderd in de laatste dagen.

Ziet; de loon der werklieden, die uwe landen gemaaid hebben, w^elke van u verkort is, roept; en het geschrei dergenen, die geoogst hebben, is gekomen tot in de ooren van den Heere Sabaöth

Gij hebt lekkerlijk geleefd op de aarde, en wellusten gevolgd; gij hebt uwe harten gevoed als in eenen dag der slachting.

Gij hebt veroordeeld, gij hebt gedood den rechtvaardigen; en hij wederstaat u niet.

Klinkt hier niet een proletarische toon? Toornt Jakobus hier niet tegen bezit?

Geeft hij hier niet een sociaal program?

Allerminst, want hij keert zich hier niet tegen ' de rijken in het algemeen, doch tegen die rijken, die geen goede, geen waardige rijken zijn, m'aar wier leven opgaat in winstbejag en mammondienst. Hij kondigt het wee aan over hen, die hun rijkdom op zondige en onrechtvaardige wijze verworven hebhen, eri als ge het beeld, dat Ja!kobus van die kapitalisten teekent, nader beziet, wordt u terstond duidelijk, dat hij geen algemeene disqualificatie van alle rijken bedoelt, doch een bijzonder soo-rt op het oog' heeft. Dat beeld vertoont n.l. vier trekken, en wel lo. de onbarmhartigheid der zelfzucht (vs 1—3); '2o. het verkorte loon der werklieden (vs 4); 3o. het weelderig vleeschelijlc' leven (vs 5), en 4o. de Igewetenlooze onderdruïcking van dan rechtvaardige (vs 6). Deze trekken vindt ge niet bij alle rijken. Wel wordt zulks door het socialisme beweerd, en wel zeggen de aanhangers van den klassenstrijd, dat alle rijkdom op deze onrechtvaardige manier is verworven, maar wie aldus generaliseert, bewijst onmiddellijk de zwakte van eigen standpunt. Al is er veel rijkdom, waaraan onrecht kleeft, en al is er veel bezit, dat in den diepsten grond diefstal kan genoemd woeden, het gaat niet aan, en is zelfs ongeooTloofd om. over alle bezit en rijkdom deze veroordeeling uit te spreken. De Schrift zelve leert ons wel andere dingen.

Daarom mag Jakobus' brief niet misbruikt als wapen tegen den eigendom.

Hij bindt alleen den strijd aan tegen zondig-verkregen bezit.

Hij wijst slechts op de gevaren, die aan den rijkdom verbonden zijn.

Doch hij keurt met geen enkel woord het hebben van aardsch goed, of het privaat-bezit af, en van een sociale quaestie is in zijn brief geen sprake. Wel geeft hij in algem'eenen zin een sociaal beginsel aan, maar dat principe is precies hetzelfde, als we in heel de Heilige Schrift vinden, n.l. het beginsel van, recht en gerechtigheid; van de liefde, die de vervulling der wet is, doch meer biedt de broeder des Heeren niet. En nu stem' ik toe, dit grondprincipe is voor de maatschappelijke verhoudingen overheerschend, en wanneer dit in practijk wordt gebracht, zal de Heere ons liet goede doen zien, maar dit beslist niet inzake privaatof communaal bezit. Ook het verdere giedeelte van het Nieuwe Testament geeft dus geen beslissing, en we lezen geen enkelen tekst, die ons zegt: privaat-bezit is verkeerd, of communaal bezit is ten allen tijde ongeoorloofd; of die voor ons uitmaakt, wat de oorspronkelijke Scheppingsordinantie is: óf privaat-óf communaal-eigendom. De Schrift beziet de bezitsquastie' in religieus-ethisc'hen zin, en zegt ons alleen, dat wij, bij welken bezitsvorm ook, het aardsclhe goed gebruiken moeten als rentmeesters Gods en tot Zijn eer.

Hiermede is het onderzoek van het Nieuwe Testament ten einde.

Deze bespreking kon veel korter zijn, dan die van het Oude Testament, omdat bij de eerste de Mozaïsche wetgeving onze aandacht, vroeg, doch het resultaat is vrijwel gelijk. Ook in het Nieuwe TestaaTuent vinden we geen sociale theorie, die ons de lijnen aangeeft voor de bezitsquaestie, en uitmaakt, wat het met name ten opzichte van gronden productiemiddelen, moet zijn: rivaat-of communaal bezit. Het W. T. 'komt alleen op tegen bet zondige gebruik van den eigendom' in het algemeen, en ijvert evenals het O. T. voor de harmonie van individu en gemeenschap. Meerdere conclusies 'kminen m.i. niet getrokken worden. Wie de Schrift zoo gebruikt, dat hij door een enkelen tekst, b.v. Matth. 20:15: f is het - m'ij niet geoorloofd te doen met het mijne, wat ik wil? het privaat-bezit bewezen en onschendbaar aeht, of in de sobere teekfening' uit Hand. 2: n zij hadden alle di'ngen 'genieën, het communisme als het eenig goede en ware ziet gepredikt, misbruikt Gods 'Woord. Wij hebben te letten op den ga.nschen gedachtengang en het karakter der Schrift, en dan kan ma. in betrekking tot het onderwerp, dat ons nu bezig houdt, niet meer uit het Woord „gehaald", dan de slatsom waartoe wij kwamen.

Thans moet het gansche resultaat bezien.

En dan volgt de toepassing voor de bezitsvraag.

Daarover hoop ik in de slotartikelen te handelen.


¹) Vgl. 'Van Leeuwen a.w. blz. 66 e. v.

¹) Vgl. Van Leeuwen a.vy. blz. 62 e.v., J. C. Sikkel, Daders des ' Woords, blz. 250 e. v.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Privaat of communaal bezit.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1923

De Reformatie | 8 Pagina's