GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Sociale Vrede.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sociale Vrede.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de eerste twee artikelen is betoogd, dat èa uit het begrip maatschappij, èn uit het begrip vrede voortvloeit, dat de sociale vrede bestaat in de harmonische ontwikkeling van alle geledingen. In het derde artikel is gehandeld over het onderscheid tusschen de sociale ongelijkheid en de sociale quaestie. Het vierde artikel gaf het standpunt weer van Rousseau; het vijfde van M a r x; 'het zesde de christelijke, de calvinistische beschouwing .yan de ongelijkheid, terwü'l het zevende de oorzaak van den onvrede en de disharmonie besprak.

VIII.

Zijn er ook bijzondere oorzaken voor den socialen onvrede dezer dagen?

Op die vraag gaf ik in het vorig artikel dit antwoord, dat een viervoudige reden kan worden aangewezen, die de verwarring van beden verklaart, of althans meer begrijpelijk maakt. Als eerste oorzaaikf noemde ik het feit, dat de vragen van het stoffelijk goed te weinig bezien zijn uit principieel standpunt, en dit niet geringe verwijt eischt nadere verklaring. Wat bedoel ik hiermee? Ligt hierin een beschuldiging aan het adres van onze sociale organisaties? Is deze a, anklacht gericht tegen hen, die in den politiekea en maatschappelijken strijd vooraanstaan ? Wil ik critiek oefenen op onze arbeiders, en meezingen in het koor, dat over hen het vonnis van „vermaterialiseering" velt? Allerminst, want ik heb niemand op ïhet oog, en boven deze woorden plaatste ik geen adres, dan het algemeene, waarin allen, die van christelijkje belijdenis zijn, hun naam hebben te lezen.

Dit moest ik even op den voorgrond plaatsen.

Omdat in de adresseering van deze' aanklacih't zooveel onbillijkiheid en onrecht, zooveel overdrij'ving en onjuistheid wordt gepleegd. Er zijn er, die de organisaties aanwijzen als de schuldigen, die het stoffelijke boven het geestelijke stellen, en vergeten, dat, wanneer er overtreden is, door de enkelingen, die zich lieten leiden door winstbejag en begeerte naar steeds ruimer stoffelijk! bestaan, veel 'krasser gezondigd is. Anderen verwijten onze voormannen, dat zij te karig principiëele voorlichting gaven, en te weinig beginselvyerk leverden, en zien over het hoofd, dat, indien degenen, die volgen, hun oogen openen, er licht genoeg is, om den weg te onderkennen. Ook heeft menigeen den staf gebroken over onze werklieden, als zouden zij geheel en al opgaan in de stoffelijke dingen van arbeid en loon, maar er niet aan gedacht, dat de verstoffelijking evenzeer op de werkgevers en middenstanders haar

droeven invloed geoefend heeft. Wij moeten ons voor eenzijdigheid en onware verwijten wachten, en in onze beschuldiging met onszelf beginnen. üe geest, die Israel's profeten bezielde, moet onze harten beheerschen, en in navolging van hen, die zich altoos solidair met Israël wisten, moeten wij belijden: wij hebben gezondigd.

Hoe dan?

Laat ik. enkele dingen mogen noemen.

Wat heeft in de jaren, die achter ons liggen, •Jde geldjacht en oorlogswinst aan veler geestelijk leven onberekenbare schade toegebracht, en de e c h t-christelijke waardeering van het stoffelijk goed op den achtergrond gedrongen! Hoe is door de ongekende weelde en plotselinge levensverruimind het goud der godsvrucht verdonk'erd, en dies ook de godvruchtige gedraging tegenover de aardsche dingen naar beneden gedrukt! Hoe hebben de vragen van arbeid en loon, van bedrijf en onderneming bij menigeen de geestelijk'e belangen in een lioek geduwd, zoodat ten opzichte van het tijdelijke leven niet meer gevraagd' werd naar Gods wil, maar naar eigen belang! En gevolg van die overheersching van het materiëele, besliste in vele gevallen niet meer, wat eens als principe aanvaard werd, maar wat de practijk op dat oogenblik cischle, en de sociale omstandigheden wenschelijk maalcten. Wij hebben, en laten wij' .het eerlijk bekennen, gedurende de jaren 1914—1920 in de wereld' van zaken en geldverdienen, van bedrijf en van winst, van arbeidsplicht en loonvraag, van onderling vertrouwen en waardeeren, niet altoos geleefd, zooals wij moesten wandelen, en er is veel, wat ook de christenen aanklaagt voor het aangezicht Gods.

Dit moeten wij belijden.

Belijden ook als oorzaak van den socialen onvrede.

Belijden als onze schuld aan de ellende van deze tijden, en in plaats, van op de vraag: om wiens wil ons dit kwaad overkomt, hoogmoedig te wijzen na.aa-de wereld en het revolutionaire kwaad, hebben wij onszelf te onderzoeken, of niet, evenals bij Jona, om ons, of mede om ons, de stormen van verwarring over het leven loeien. ISladere aanwijzing van den schuldige kan ik niet geven. Ieder, patroon en arbeider, werkgevers-OTganisalies en vakvereenigingen moeten zichzelf toetsen aan het recht des Heeren, en deze zelfbeproeving is m.i. een allereerste eisch om uit den Onvrede weer tot den vrede te geraken. Er is alleen harmonie mogelijk', wanneer het stoffelijk leven bezien wordt bij het licht van Gods Woord; wanneer in dat leven wo^rdt gewandeld naai' Zijn ordinantiën, en de weg tot die verlossing loopt door de kennis der ellende. God wil, daJ wij onze zonde op sociaal terrein zien. Onze zonde van kapitaaljacht en geldzucht. Onze zonde van arbeidsontrouw en ontevredenheid. Onze zonde van gebrek aan christelijke praktijk en liefde tot Gods recht, en zonder die aanschouwing komen wij nooit tot reformatie.

Het tweede antwoord, dat ik gal', komt hierop neer, dat in de ontwikkeling op' sociaal terrein in de laatste jaren, niet altoos de gewenschte evenwichtigheid is betracht. Ik schreef daarover reeds vroeger, en herhaal even de toen gemaakte opmerkingen. De eerste was:

„De verwaring vindt haar oorzaak ook hierin, dat de laatste zes jaren ©en radical© breuk hebben geslagen» met het verleden. Tussohen den toestand in het begin van 1914 en dien van nii ligt, ja in Avorkelijkheid een korte spanne tijds van pas een halve decennic, maai-als we op de groote veranderingen, die plaats vonden, letten, is het alsof we tientallen van jaren verder zijn.

En .... die sprong is te groot geweest.

Die overganjg uit een wereld, waarin op sociaal ten'cin zich wel de vragen vermenigyuldigden, doch de geleidelijkheid nog den scepter voerde, in een tijd vol onzekeirheid en m'utatie hebben wij niet kunnen verdragen, en door die breuk is het leven veel to veel geschokt. Wij zijn uit onze kracht gegroeid. Wij hebben ons evenwicht verloren. De harmonische, evenredige ontwikkeling van alle geledingen in het maatschappelijk geheel, en dat is toch de waarachtige sociale bloei, is onmogelijk geworden, en nu kermt en jammert de wereld van disharmonie.

Laat-ik ©en voorbeeld mogen noemen.

De achturige arbeidsdag is voor sommige bedrijven beslist noodzaketijk, en er zijn tal van werkzaamheden, die om nog korter werkduur vragen, maar voor heel het bedrijfsleven is hij toch geen vereischte. Alle arbeid is in dit keurslijf van ©en bepaald aantal uren niet te dringen, en al moet de Overheid waken voor verkeerd© exploitatie van de arbeidskrachten, de toepassing van één regel vooï alle bedrijven, zal, waar de arbeid zoo gevarieerd is, op schade voor het economische leven in zijn geheel uitloopen. En gesteld, dat deze acht-urige werkdag over de gansch© linie een oniafwijsbare eisch was, dan kan het maatschappelijk organisme er toch niet tegen, dal met een groeten sprong deze sociale begeerte realiteit wordt.

Hier had de geleidelijkheid worden. nioeten betracht

Zoo'n vaart is niet bij te houden, en al is het uu waar, dat alle verhoudingen radicaal zijn omgekeerd, en we, bij zooveel verEmderingen, wel moes-ten meespringen, toch is aan deze sprongen en j schokken de groote beroering en onrast dezer dagen in niet geringe mate te danken."

En de tweede:

„Het iigt niet in mijn bedoeling critiek te oefenen op do sociale bemoeiingen van dit ministerie, of de noodzakelijkheid van sociale hervormingen te betwisten, want het werd meer dan tijd, dat de regeering ingreep. Het maatschappelijk evenwichï was verstoord, en als de schaal nu naar den anderen kant dooisla.a.t, is deze overdrijving voor oen groot deel to verklaren 'uit de onrechtvaardig© arbeidstoestanden van een - vroeger tijdvial; ; . Er moest verbetering komen, doch deze „reformatie" is m.i. te ]"uw en te ha, astig geschied. Het was een jacht om sociaal het snelst vooruit te komen. We konden onszelf niet bijhouden, en de eisch der geleidelijkheid werd teveel uit het oog verloren. Maar van deze overijling mag, niet alleen den betrokken minister een verwijt gemaakt. Het komt mij voor, dat, indien er van schuld spraice is, de particulieren veel schuldiger staan, , en menigeen, die toen, ongetwijfeld uit nobele motieven en met ©en wai-m. hart, den weg der vooruitstrevirrg insnelde, nu, bij kalme bezinning en nuchtere beschouwing, gaarne op z'n schreden terugkeert.

Men noeme dit niet enkel reactie.

Zeker, er schuilt reactie onder.

Er zijn christenen, die na de Nov©mber-dagen • van 1918 door ©en bevlieging van sociaal gevoel aangetast werden, en ons verbaasden door hun plotselinge bekeeiing, doch wier liefde al lang weer bekoeld, en in kil-conservatisme teruggeslagen is. Zij kennen niets dan critiek op de tegenwoordig: Q sociale maatregelen, on hunkeren naar den ouden tijd, toen van den arbeid gehaald kon worden, wat er te halen viel, en met den werknemer ai heel weinig gerekend werd. Doch er zijn ook anderen. Er zijn ook velen, die met waarachtigen ernst streven naar sociale verbetering, ©n alle krachten willen inspannen om den socialen vrede te bevorderen, maar thans zich ©ven ernstig af-Aaagen, of de economische toestand zulk een sprong kan verdragen, als in de vorige jaren gewaagd is. Die stemmen mag men niet als reactionair afwijzen. We hebben er naar te luisteren, en met hen ons t© zetten tot zelfcritiek."

Met opzet her'h, aal ik deze dingen letterlijk.

Om n.l. te laten zien, d!at, wat ik nu niet een m.eening is, die zich vormde onder den druk van de tegenwoordige bezuinigingsnoodzaali en bezuinigingspolitiek, maar reeds in 1920 werd gepubliceerd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Sociale Vrede.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's