GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De zonde tegen den Heiligen Geest.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zonde tegen den Heiligen Geest.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Uit het woord van onzen Heere Jezus Christus in Matth. 12:31 en 32 (= Marcus 3:28—30 eii Lukas' 12:10j bleek ons, wat we te verstaaii heb ben onder d e zonde tegen den Heiligen iGeest, die geen hope op vergeving laat noch in déze noch in de' toekomende eeuw.

Het is niet, gelijk we zagen, élke zonde tegen den Heiligen Geest; want als de zonde bij uitnemendheid tegen dezen derden Pjersoon des goddelijken. Wezens, wordt ze door Jezus van aUe andere uitdrukkelijk onderscheiden.

Het is evenmin het atheïstisch loochenen van het bestaan des Geestes, want .niemand neemt er hoon-en smaadredenen op tegen een, die VOOÏ hem niet bestaat.

Maar het is, bij overtuiging van Zijn bestaan en van Zijn goddelijke Majesteit, een welbewust en moedwillig smaden 'en lasteren van den Geest der heerlijkheid.

We zoeken nu een antwoord op de vraag, wat de reden mag zijn, dat er juist van déze zonde, naar Jezus' woord, geen vergeving is.

„Wie eenig woord (van lastering) zal gesproken hebben tegen den Zoon des menschen", zal, naar Jezus uitdrukkelijk verzekert — bij' berouw en bekeering — nog vergeving ontvangen. En evenzoo snijdt de Schrift nergens alle hoop op vergeving af voor wie zich schuldig maakte aan godslastering in 't gemeen, al moest hij ook naar Leviticus 24 onder Israël met den dood wordeii gestraft. .Er moet dus wel een reden voor zijn, dat, met uitzondering van alle andere, ènfcel en alléén de lastering van den Heiligen Geest onherroepelijk brengt onder het vonnis der verdoemenis.

En al noemt de Schrift zelve die reden nu niet met iLame, ze wijst ons toch wèl den weg, waarin we, bij eerbiedig nadenken, het antwoord op dit „waarom"? kunnen vinden.

Natuurlijk kan het niet liggen in een onderscheid vaai goddelijke. Majesteit, dat er 'tusschen de drie' Persoiaen in het heilige Wezen onzes Gods zou bestaan. Als ééns AViezens en oneindig volmaakt, zijn Vader, Zoon en Heilige Geest van dezelfde Majesteit, en moet 'daarom ook, zoolang we denken aan God in en op zichzelf, d.w.z. buiten zijn betrekking tot 'de wereld, elk vergrijp aan één der drie Perscmen, ons in gelijke mate voor Hem schul-'dig stellen.

De verklaring moet derhalve elders te zoeken zijn. Ze moet liggen in het oilderscheid tusschen 'de relatie, tusschen de betrekking, waarin de Heere onze God zich als Vader, als Zoon en als Heilige Geest tot ons stelt.

Want zulk een onderscheid is-'er metterdaad. Reeds in de schepping, en daarom in de gemeene geiaade, is het er.

De A^ader, als 'de grond , en oorzaak aller dingen, schept; de Zoon, als het Woord en de Wijsheid IGods, schikt en ordent het geschapene; en ide Heilige Geest, als 'de adem Gods, deelt het leven en de bezieling mee. — Reeds in de schepping, en bijgevolg óók in de onderhouding, nadert God Zijn schepsel 'dus het dichtst in den Heiligen Geest.

In het werk 'des Geestes was er eens in 'de schepping en is er nog voortdurend in - de onderhouding en regeering 'de meest rechtstreeksche aanraking tusschen God en Zijn creatuur.

En zoo is het nu ook in 'de herschepping, in 'de bizondere genade.

Van den Vader is de aanbiddelijke Raad .Gods' tot onze verlossing, en de beschikking van al wat tot Zijn verwerkelijking behoort; ook de zalving en de overgave Zijns Zoons tot onzen Middelaar. In 'dit alles is de liefde Gods. Djoch kómen doet deze liefde eerst tot ons in den Zoon, die als Middelaar in 'de wereld komt, ons vleesch en bloed aanneemt, onder ons „woont", ingaat in ons leven, onzen vloek en onze ellende op zich .neemt, in Zijn doo'd en opstanding gemeenschap met ons maakt, en straks, als hun verheerlijkt. Hoofd in den hemel, Gods verkorenen als Zijn geestelijk lichaam aan' zich verbindt.

Doch nóg 'dichter dan in 'den Zoon nadert ons de liefde Gods in den Heiligen Geest.

Hij 'dringt 'door' tot het leven onzer , ziel. Hiji komt 'tot ons in 't binnenste heiligdom van ons • innerlijk wezen. Hij klopt aan de deur van ons ha, rt. Hij arlaeidt aan.da.t hart in gemeene, zoowel als in zaligmakende-werkingen: verlichtend, overtuigend. bestraffend, verontrustend, mimend tot bekeering; en Hij doet dat bij alle menschen, doch inzonderheid bij wie er leven onder het licht der bizondere openbaring, onder 't licht.des Woords, onder de prediking des Evangelies.

Want door het Woord do'et Hij op hun zielen uitgaan werkingen, zooals aan wie het Woord niet kermen, vreemd zijn, in verlichting van 't verstand, in prikkeling van de' conscientie, in aanbeveling van de verlossing, die in Christus is'(Hebr. 6).

En dit alles ondersteunt Hij met het getuigenis, dat Hij van den Christus en Zijn Evangelie doet uitgaan in de openbaring van de verlossiijg, die in Christus is, in de Kerk 'des Heeren en bij de enkele geloovigen (Matth. 12:28).

Zoo dringt in den Heiligen 'Geest de liefde Gods nog dichter en teerder op een zondaar aan d: n. in het 'werk van den A^ader-en den Z.oon. Ja, , zoo komt het werk van Vader en Zoon in' den Heiligen Geest eerst recht - tot den mensch. Zoo komen, naar Jezus' Woord (Joh. 14:23) de 'A'ader en de Zoon zélf 'eerst tot hem.

Dichter dan zóó kunnen ze hem niet naderen. En daaruit nu verklaart het zich, dat het lasteren van den Heiligen Geest het schrikkelijkst vergrijp is waaraan we ons jegens Gods liefde kunnen schuldig maken; dat het moedwillig, in uiterst verzet afwijzen en smadelijk lasteren van den Heiligen 'Geest, .geen hope laat op ve^rgeving. , AA'aar het daartoe kwam, geraakte de vijandschaip tegen 'God tot haar uiterste boosheid, kwam ze tot aan de grens van het, duivelsche, en 'trad een verharding des harten in, die met overgave aan de verharding gestraft wordt, en daarom geen uitzicht laat op berouw en bekeering en op: vergeving der zonden. Zooals een vader en een mo'eder ten slotte een kind kunnen opgeven en het ha, rt en huis ontzeggen, als hun liefde ook in haar uiterste worsteling en haar teederst betoon weerstaan werd — zóó laat God een zondaar los, die Hem in het uiterst betoon van Zijn gemeene genade in den Heiligen 'Geest, wetens en willens, ond'er smadelijke lastering van Zijn liefde, weerstond en afwees.

We huiveren bij het indenken ervan. En wie Gods genade in den Geest tot dusver weerstond mag hier huiveren. Jezus' Woord is' een opgeheven vinger, die hem waarschuwt voor wat ook van z ij n weg het schrikkelijk einde kan zijn.

Maar, aan den anderen kant, late niemand, die er bij huivert zich door den Vorst der 'duisternis opdringen, dat over hem reeds dit onherroepelijk vonnis zou gesproken zijn. Want die het werkelijk over zich bracht draagt 'daarvan het teeken in een verharding des harten, die zich om zonde noch vergeving meer bekommert, maar, roemend in zijn zonde, met Go'ds vergeving spot.

Daarom is het ook ondenkbaar, dat, na, ar ide inzendster, wier vragen we poogden te beantwoorden, zich voorstelt, een mensch, die de zionde tegen - den Heiligen Geest bedreef, gebukt zou gaan onder het besef, dat er voor hem geen genade is, en nog minder, dat hij tot schuldbelij'denis zou komen en geen vergeving vinden.

De verharding waartoe hij kwam, sluif dit uit.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1924

De Reformatie | 4 Pagina's

De zonde tegen den Heiligen Geest.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1924

De Reformatie | 4 Pagina's