GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE RUIMSTE SAMENWERKING.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE RUIMSTE SAMENWERKING.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Relatief isolement zij het wachtwoord v.a, n ons, Gereformeeden.

In onze zelfstandigheid hebben wij een heilig goed te zien.

Onze eigen wereld-en levensbeschouwing hebben wij praktijk te doen worden.

Als werkelijke eenheid kunnen wij' ons slechts openbaren met hen, die deze zelfde beschouwing zijn toegedaan.

Deze beschouwing toch is niet maar een theorie, maar diepgewortelde O'Vertuiging.

Zij werkt vormend zelfs op ons geweten.

Omdat onze wereld-en levensbeschouwing op zichzelf staat, moeten ook wij op onszelf staan.

Maar dit snijdt allerminst den p.as tot samenwerking af.

Aan het slot va, n ons vorig hoofdartikel wezen wij reeds daarop.

Thans willen wij dit wat na.der uitwerken. Het relatief isolement vormt voor samenwerking geen belemmering.

Integendeel.

Op den grondslag van het relatief isolement is juist een samenwerking mogelijk, zoo ruim als slechts denkbaar is.

Er is geen andere houding te no em en, die zulke talrijke samenwerkingsmogelijkheden opent dan juist die van het relatief isolement.

Houdt men van een paradO'X, dan kan het ook zoo uitgedrukt: onze „bekrompenheid" is onze ruimheid.

Het valt niet moeilijk de waarheid daarvan in te zien.

Acht iemand gezamenlijke actie slechts mogelijk, wanneer men een eenheid vormt, dan ziet hij zich tot taak aangewezen verzamelen te blazen tot hen, met wie hij zich zoo-'n beetje één voelt.

Zoo’n beetje!

Want moest hij zich bepaJen tot hen, die geheel één met hem zijn, dan zou hij alleen zijn eigen groep overhouden.

Daarmee was gezamenlijke actie ten doo'de opgeschreven.

Hij moet alzoo een beetje schipperen.

Die eenheidsopenbaring wordt sukkelen.

Elke partij of richting of strooming, of hoe men die ook noemen wil, moet water in zijn wijn doen.

Moet van zijn zelfstandigheid wat prij'sgeven.

Moet van zijn overtuiging iets opofferen.

Anders komt de werkelijkheid aaji het licht.

Anders wordt in plaats van de kunstmatige een­ heid de reëele vei-deeldheid openbaar.

Anders wordt het vechten in eigen kamp.

Men is dus wel gedwongen een taktiek van wegmoffelen te volgen.

De scherpe puntjes moeten er af.

Een deel der beginselen dient begraven.

En zeker, daaraan went men.

Men krijgt er langzamerhand routine in zóó te spreken of te schrijven, dat men de andere richtingen niet te zeer van zich af stoot.

Maar.... ten koste van eigen karakter.

Ten koste van de volle waarheid.

Ten koste juist van de kernprincipes.

Zulk een eenheid maakt oo'k onvrij.

Men kan zich niet uitspreken, niet uitleven.

Men voelt zich knusjes onder elkaar, maar brengt geen groot werk, geen echt eigen werk tot stand.

Daarover laten de eenheidsketenen niet genO'Cg beweging over.

Men zal gezamenlijk — laten we maar vveev zeggen: Ethischen en Gereformeerden, want dat is op 't oogenblik toch het aktueele punt — een blad uitgeven. Wat moeten schrijvers van beide richtingen van hun eigenlijke beschouwing niet veel laten vallen om een der richtingen niet tegen zich in het harna, s te jagen. Hoe moeten, ofschoon de schrijvers nog zoO' hun best doen om geen aa.iistoot te geven, de lezers sO'Uis artikelen slikken, die hun eigenlijk bitter zijn. Men voelt zich ahneer tot do praktijk gedreven om O'liderwerpen te kiezen, die niet diep gaan, die niet het ha, rt raken, die aan den omtrek liggen. Deze kunnen op zichzell' wel aantrekkelijkheid hebben en smakelijk worden opgedischt. Maar wie op een dieet van kerstkransjes wordt gezet, ligt spoedig bleek en onpasselijk op de sofa.

Men zal gezamenlijk een vereeniging oprichten, zeg, tot evangelisatie. M, aar zellis O'Ver het begrip „evangeliseeren" kunnen zij het niet eens worden. Men wil „Christus" bekend maken aan hen, die niet van Hem weten. Goed. Maar over het plaatsbekleedend lijden van Christus kan een Ethische nooit spreken, dat hel den GerefO'i'meerde bevredigt. En nu kan men niet besluiten: we zullen dan over die afwijking in het plaatsbekleedend lijden maar heenstappen, '-'ioch dat ka, n de Gereformeerde, als hij goed staa, t, nooit. Dat is juist het kardinale punt in de Christus-prediking. Dan komt vanzelf a, a, n de orde het groote middel van Evangelisatie: de bijbel. Maar een Ethische kan den bijbel nimmer aanprijzen als een Gereformeerde. Hij moet tegenover de Schrift zekere reserves maken. Hij kan er niet met die vastheid over spreken als wij. En dat tegenover menschen, die juist vastheid noodig hebben. Hoe moet dat, van ons standpunt uit geoordeeld, niet verlammend werken! Dan komt men voor de vrafl, g te staan: hoe zal men. die menschen toespreken. De leer der algemeene verzoening, die in den een of anderen vorm door de meeste Ethischen wordt aangehangen, doet hen roepen tot elk willekeurig gehoor: Christus stierf voor u allen. En de 'Gerefo'rmeerde evangelisatie-arbeider gaat tegen da, t alles — zij het niet opzettelijk, niet polemisch — krachtens zij'n overtuiging in! Wat moet de** resultante van zulk een tweelijnige evangelisatie zijn? Als de een breekt en de ander bouwt, wat komt er dain to^t stand?

Precies hetzelfde geldt van een gezamenlijke jeugdbeweging. Hoe beschouwt men de jeugd? Dat is al de eerste kwestie, welke verschil geeft Van Ethische zijde wil men er niet van hooren, dat 'God bij de uitwerking van het besluit der verkiezing een verbondslijn volgt. Wat invloed kunnen wij van hen verwachten op onze jeugd? Dat deze tot twijfel gebracht w^ordt aan de Schrift, dat het beeld van den Christus der Schriften bij hen verbleekt en een zeker door ervaring gevormd Christus-beeld er voor in de plaats komt. Dat zijn nog maar enkele dingen. Pteaktisch zal men liever wat aa, n den buitenkant blijven. Maar daaruit dreigt het gevaa, r, dat onze jonge menschen ook meer aan den buitenkant gaan leven. De teere kwesties omzeilt men door frasen. De fraseologie tiert nergens ZOO' we, lig als juist op dezen kunstmatig tot een eenheid saamgeploegden , akker. „Eén in Jezus Christus" is een veelgeliefde uitdrukking. Maar wie Jezus Christus is, daarover is men het juist niet eens, hoewel dat angstvallig moet worden verzwegen.

Zoo zouden we kunnen voortgaan.

Zulke gezamenlijke akties, waarvan schijheenheid het fundament is, zijn een gevaa, r voor onze zelfstandigheid, voor onze ontwikkeling, voor onze oprechiheid, voo'r den geestelijken groei van onze jeugd.

Doch dat is het eenige niet.

Als het-zoo’n-beetje-met-elkander-een-eenheid zijn het fundament moet wezen van samenwerking, dan is de mogelijkheid van samenwerking al zeer gering.

Met wien kan de rechtsch-Ethische b.v. zich zoO''n beetje één voelen?

Met den moderne niet, al neemt hij ook resultaten van zijn schriftonderzoek over; met den Roomsche niet, al kan hij dezen in de politiek nog niet missen; met den atheïst nog minder.

Hij moet zich daarom voor een voorna.am stuk zijns levens aan de passiviteit overgeven.

Voor de grootste kultuurvra.agstukken schikt hij zich maar waf de wereld beslist, tenzij nog zekere Duriteinsche zede in hem nawerkt.

Maar waar deze zede hoe langer hoe meer uitslijt, staat hij tamelijk receptief tegenover de moderne kuituur.

Haar excessen zal hij afketiren, maar overigens eet liij de kultuurvruchten, welke hem worden aangeboden.

Hij voelt geen eigen kultuurroeping.

De eenheid als grondslag begeeft hem hier. V'oor aktiviteit is er hier geen plaats.

Hij laat zich eenvoudig meedrij'ven met den stroom.

Hij, die zich op den bo'dem van het relatief isolement geplaatst heeft, staat er heel anders voor.

Van uit zijn zelfstandigheid ka, n hij' niet lijdelijk blijven.

Hij moet werken.

Hij moet tegenwerken al wat. op grond van Gods Woord als kwaad moet beschouwd.

Maar hij moet en hij' kan ook samenwerken met al, wat naar dienzelfden maatstaf gemeten als een goede aktie dient te worden aangemerkt.

Hij kan in zijn samenwerking met den Roomsche misschien verder gaan da, n ieder ander. In het dogma va, n de Schrift, va, n de Triniteit, van de Schepping, om deze drie slechts te releveeren, staat hij den Roomsche nader dan den meesten Ethischen. Hij denkt er niet over met de Roomschen één aktie te voeren. Hij zou voor samensmelting van zijn Universiteit met die der RoO'mschen tot geen prijs te vinden zijti. Met hen één blad uit te geven, één apologetisch congres te houden, hij denkt eir niet aan. Hoogstens ka, n hij gelijk O'p politiek gebied, zich met hen coaliseeren. Do'Ch met dezen één partij vormen, het ko'Uit niet in hem O'P'. Maar hij aanvaardt dankbaar Roomsche prestaties O'p die punten, welke hij met hen gemeen heeft. En indien Roomsche geleerden het willen — en zoo zijn er — kunnen zij' van den arbeid onzer geleerden profiteeren. Dat is een O'ngedwO'Ugen samenwerking, ma, ar dan toch samenwerking.

De Gereformeerde kan, om het nog krasser voor te stellen, samenwerken met den Mohammeda.an, zoo het er op aankwam. Wanneer de gele rassen tot ontwaking kwamen en het heidendom na.ar het Westen trok om het monotheïsme uit te roeien, dan zouden we met het oog op' dat gevaar kunnen samenwerken met den Turk, omdat ook het Mohammedanisme monotheïstisch is. Ma, ar natuurlijk zouden we nooit een 'fusie van alle monotheïsten voorstaan.

Hoeveel te meer kunnen we dan-samenwerken met de Ethischen? Er zijn aanra, kingspunten tusschen hen en ons te over. Doch we kunnen niet met hen in één organisch verbond treden. Dat is " de zaak, jvaar het hier om draait. Wij kunnen niet met hen in één kerk leven. Wij kunnen niet met hen één Universiteit hebben. Hoe gelukkig, dat zij dit indertijd zelf hebben afgesla, ge'n! We zijn er hun nog altijd erkentelijk voor. We kunnen niet met hen in één organisatie evaingeliseeren, de jeugd bewerken. Reider zelfstandigheid moet blijven gewaarborgd. Wij wenschen niet aan hun zelfstandigheid te tornen. Laten zij het aan de onze niet doen. Maar de gelegenheden tot O'ngedwongen samenwerking zijn zeer vele.

Heusch, de bekrompenheid van den Gereformeerde, die in het relatief isolement zijn kracht zoekt, valt nog al mee.

Er leeft geen mensch ter wereld, met wien hij op zeker oogenblik niet zou kunnen samenwerken.

Als er naast hem een bolsjewiek woent en van

den bolsjewiek wordt plotseling een kind ziek, dan zal hij, ^1 is het te middernacht, gaiaxne naar den dokter snellen en met den Russischen enthoesiast samenwerken om, zooveel a, ls in zijn vermogen is, het herstel van den kleine te bevorderen. Naastenliefde vordert dit.

Bij het bouwen van zij'n kerken, scholen, huizen, •^versmaadt hij de hulp van de Hirams niet, alleen hij bepaalt in volkomen zelfstandigheid, wijl gebonden aan het Woord van God, de grond trekken van het bestek.

Hij erkent een neutrale zone, waa, r hij en andersdenkenden elkander ontmoeten. "Anders zon hij uit de wereld moeten gaan. En dat mag hij niet. Dat wil hij niet. De geloovige kan daaxop samenwerken met den ongeloovigen arbeider. Onze Heiland teekent van het laatst der dagen: twee zullen arbeiden op het veld, de een zal aangenomen, de ander zal verlaten worden; twee vronwen zullen malen in een molen, de een zal aangenomen, de ander zal verlaten worden. In het sociale leven vooral is een breede neutrale zone. Daarop kan de G-ereformeerde samenwerken als de beste. Alleen hij behoort ook daar zijh zelfstandigheid te bewaren en zich instrument Gods te weten. Al doet hij dan uiterlijk hetzelfde als iemand, die in de belangrijkste levensvragen tegenover hem staat, innerhjk doet hij niet hetzelfde. Doch zoodra het op sociaal terrein op organisatie aankomt, dan moet daar aangestuurd wo> rden op een oi: ganisatie, die geheel in de lijn ligt van zij'n wereld-en levensbeschouwing.

Uit dit alles volgt, dat de samenwerking voor den Gereformeerde even ruim en variëerend is als het leven zelf.

Soms kan de samenwerking meer blijvend, soms ook geheel momenteel zijn. En daartusschen in liggen tal van andere vormen.

We kiezen weer een voorbeeld.

Op politiek gebied werken wij samen in een koalitie. Die koalitie is iets zeer natuurlijks. Zij is aangegaan tusschen de partijen, die de christelijke beginselen geldig verklaren ook voor het staatsieven. Zij rust in de antithese. Zijl stelt daarom tot een meer blijvende samenwerking in staat.

Maar neem nu eens voor een oogenblik aian, dat Troelstra's toeleg gelukte om de Roomsche arbeiders naar de S. D. A. B. te trekken of dat Dr Nolens' slag om den arm ernstiger blijkt, dan ze ons nu lijkt en dat werkelijk de koalitie wordt verbroken, dan zouden we dit zeer betreuren, maar tot politieke onmacht zouden we iriet vervallen.

Een koalitie met andere dan de tegenwoordige Rechtsche Partijen'kunnen we niet aangaan.

Maar wel kunnen we steun verleenen aan een voorstel, van welke partij ook aflcomstig, dat ons sympathiek is of initiatief nemen tot een voorslag en daarvoor anderen zoeken te winnen.

Dat wordt dan zuivere zakenpolitiek, in tegenstelling met de beginselpolitiek.

Deze zakenpolitiek zal uiteraard slechts samenwerking vragen voor den tijd, dat zeker desideratum in de wet is opgenomen.

Daarna is het samengaan weer afgeloopen.

Zulk een samenwerking wordt door ons allerminst begeerd.

De politieke samenwerking, nu gevoerd, is beter.

Maar als de laatste ophield, zonden we volstrekt niet van alle samenwerking behoeven af te zien.

Men ziet, dat de meest onderscheiden kombinalies van samenwerking mogelijk zijh.

Niet alleen het politieke terrein, maar ook andere levensgebieden leenen er zich toe.

Gezonde samenwerking — we herinnerden er reeds aan in ons vorig artikel — vraagt vast accoord.

Wanneer in één en hetzelfde bedrijf meerdere werkgevers zijn, dan gaan zijl een vennootschap aan en ieders rechten zijn daarin omschreven en valt de samenwerking niet mee, dan kunnen zij de vennootschap ontbinden.

Zoo moeten ook wij bij samenwerking onze wenschen en rechten omschrijven.

Er moet een basis zijn.

Die basis mag op geen enkel punt ingaan tegen ons beginsel.

En dan behoort het niet te zijn een samenwerking in eenheidsverband, maar in groepsverband.

Als Gereformeerde, Calvinistische groep dienen we zelfstandig te blijven.

Omdat hebben. we — ik herhaal het — iets eigens

En dat eigene hebben we onszelf niet aangematigd, want dan zouden we het moeten prijsgeven .

Maar we hebben het, naar wij vast gelooven, van God ontvangen.

Dat pand hebben we te bewaren. Met die gaven liebben we te woekeren. Die wereld-en levensbeschouwing hebben we te ontwikkelen en daarvoor anderen te winnen.

Samenwerken is nog geen samenleven.

Samenleven doen wij in ons eigen huis.

Onder ons, GerefoTmeerden.

Dat Gereformeerde huis is ons kasteel.

Daarin trekken we ons gedurig terug om kra, cliten te verzamelen, ook voor samenwerken.

Daarin hebben wij onze plaatsen van gebed en van onderzoek.

Daar overdenken we rustig, wat God van ons eischt.

Daar stellen we ons voor Christus en zeggen: spreek Heere, want Uw knecht hoort.

Daar maken we ons plan de campagne op en werken het tot in onderdeelen uit.

Daar trachten we tot steeds hoioger beginselbe^ wustheid en steeds hechter beginselvastheid te komen.

Daar betuigen we onze liefde tot 's Heeren, geboden en smeeken, dat we in geen enkele wending van ons leven daarvan mogen afdwalen.

En nooit mogen we ons Gereformeerde huis verlaten om te gaan saamwonen met lieden van andere richting in een schepping van revolutiebouw.

Tot de ruimste samenwerking bereid. zijn we

Maar alleen op .grond van relatief isolement!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

DE RUIMSTE SAMENWERKING.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's