GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over zielkunde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over zielkunde.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wilhelm Wundt.

II.

Wanneer we pogen, te doen zien, welke onze principiëele bezwaren zijn 'tegen het stelsel van Wundt, dan is het noodig, allereerst op het w ij s g e e r i g standpunt van Wundt wat dieper in te gaan. Gelijk ik in een vorig artikel i) reeds opmerkte, komt Wundt met zichzelf in tegenspraak, wanneer hij 'enkel de gegevens der wetenschap als uitgangspunt voor zijn filosofie aanyaardt, maar van d'anderen kant toch weer het bestaan van een psychofi sisch parallelisme aanneemt, zoodat hij zegt, dat er verband (parallelle) beslaat tusschen gebeurtenissen in onze ziel en de waarneembare feiten in ons lichaam. De idee toch, die de leverantie van deze eenheidsband is Opgedragen, is niet aan „de wetenschap", in den zin van Wundt, ontleend.

Maar voor een principiëele beoordeeling van het standpunt van Wundt is het noodig, dat we pogen na te gaan, hoe Wundt aan de gedachte van deze eenheid komt. Wetenschappelijk gezien, moge zijn standpunt zich ter dege leenen voor „immanente" critiek, ook principieel hebben we, gezien den oorsprong van deze opvatting, onz's ernstige bezwaren.

Immers de idee, waaraan Wundt zijn psychofisisch parallelisme ontleend, is de idee van de „zedelijke cultuur". En alle kennis, en alle leven heeft voor "V^undt dit ééne doel, het dienen van de geestelijk-zedelijke-cultuur. D© cultuur is de diepste zin, de groote beduidenis van Éille historie. 2)

Voor we nu echter kunnen zien, hoe Wundt tot dit standpunt komt, moeten we 'trachten hem op het wijsgeerig pad te Volgen.

De wijsbegeerte — zoO' zegt hij, gelijk we zagen, — mag niet speculeeren, maar moet zuiver wetenschappelijk, concrete gegevens van de wetenschap verwerken. Daarom moet ze allereerst kenleer zijn. En op de vraag, hoe dan ons weten ontstaat, antwoordt Wundt, dat het vanzelf ontstaat door de werkelijkheid buiten ons, die van ons denken onafhankelijk is. ^) Daarbij accepteert hij het bestaan van de wereld, van de oneindige ruimte en de oaieindige tijd, de onbegrensde stof en de wet van de absolute causaliteit, als ideeën, die met ons denken gegeven zijn.

Wat is nu echter ons ik? Wel, zegt Wundt, ons ik is zuivere wil. Ons denken en gevoielen wordt uit onzen wil geboren. En in aansluiting daaraan leert hij dan ook, dat de werkelijkheid in den diepsten grond geestelijk is, dat het zijn dus evenals de wensch teruggevoerd kan wóirden tot de wi 1. Dat hier verwantschap is tusschen Schopenhauer, V. Hartman enW^undt, staat vast, maar dit aan te wijzen, valt buiten ons bestek*). Vanwege dit principieel standpunt wordt W: undt voluntarist genoemd (voluntas = wil.).

Deze voluntaristische opvatting verwerkt Wundt nu in m o n i s t i s c h e n zin (monisme = leer van het ééne principe). Het stoffelijke, dat de natuurwetenschap ontdekt en bearbeidt, vat hij op' als iets geestelijks, als wil. Gaarne erkent Wundt dat hij hier inderdaad aan spieculatie doet, en, als gezegd, daarmee is Wundt's standpunt, vanaf zijn standpunt geoordeeld.

Het verwondert ons niet, dat Wundt de religie opvat als z e d e 1 ij k h e i d. Vandaar dan ook, dat hij de religie weinig de eer geeft, die haar toekomt, en liever spreekt over de ethiek (zedeleer.).

Wundt's ethiek is cultuur-ethiek.

De cultuur is het hoogste zedelijke goed. 'Niet het geluk van den enkeling, niet een hemel, niet de Naam Van God, niet een 'God, maar de cultuur is de draagster van de hoogste waarde, de beste goederen.s)

En wat is dan „goed"? Wel alles, wat de cultuur dient en verder brengt. En hoe zijn deze waarden dan ontstaan? En het antwoord luidt: in den loop van een historischen ontwikkelingsgang. En het einde van deze zedelijke ontwikkeling is een zalige wereld, waarin het einde is het geluk van allen, omdat in harmonische eenheid één wilsgemeenschap der menschheid is gevonden. Dat is de ware humaniteit. En zóó moet de .menschheid aan de menschheid den weg bereiden. Toch is het ideale nooit volmaakt bereikbaar. Maar al meer nadert men de grens.6)

Deze wilsgemeenschap der menschheid is — daar immers de menschheid zelf ook weer vergankelijk is — slechts een stuk van een mystieke zedelijke wereldorde. En in die zedelijke wereldorde rust' de harmonie van stof en geest. Van het zichtbare en het onzichtbare leven. Daarin rust ook de parallelle tusschen lichaam en ziel7).

Wie evenwel deze uiteenzetting heeft gevolgd, zal ook verstaan, waarom voor ons de zielkunde van Wundt, ondanks de vel© verdiensten van den geleerden vorscher op experimenteel terrein, toch niet is te aanvaarden.

Nu bedenke men wel, dat we het hier niet hebben over Wundt's ethiek, nóch over zijn wijsbegeerte als zoodanig.

Spraken we daarover, dan zouden we onderscheiden opmerkingen moeten maken.

Immers Wundt's „Kulturethiek" heeft alleen maar een doel in dit leven. En onze ziel Vraagt naar de eeuwige goederen. Het ideale goed — het dienen van de Cultuur, voldoet niet aan de behoeften van het arme menschenhart.

Daarbij komt, dat een „cultuurgoed" op zichzelf nimmer normen geeft. Vriendschap, b.v. is een kostelijk „kultuurgoed". Maar de èhristen beantwoordt de vraag of vriendschap] een „goed" is, met de wedervraag, of die Vriendschapi ons neerhaalt of optrekt.

Nimmer kan ik me bovendien deze „zedelijk© goederen" denken zonder „de menschheid". En Wundt erkent het, de menschheid gaat, voorbij Maar wat is dan dat „zedelijk goed”?

Consequent doorgedacht, zou Wunidt hebba moeten toegeven, dat er een persoonlijk God be staat. Al zou dat nog niet volgen uit zijn accep. teeren van een „wereldwil", de j, grond van allé werkelijkheid" — dit kan ook pantheïstisch on. gevat — het moet toch wel Volgen uit zijn accep' teeren van een zedelijk© wereldwil, een zedelijtj wereldorde, , want het zedelijke is ons alleen bekenii als iets persoonlijks, en zóó ook alléén kutme^ we 't ons denken. Maar Wundt weigert deze consequentie te aanvaarden 8)

De ziel is voor Wundt iets anders dan vooi den geloovigen christen.

Van een onafhankelijke bestaansvorm van 4 ziel, zooals de Schrift ons die leert, in den hemel b.v., kan bij Wundt geen s_pirake zijn. De geest is aan de stof gebonden. En wanneer de dood intreedt, is het ondenkbaar, dat de ziel zelfstandig als eenheid, als ik, zou voortbestaan.

Daarmee is de onsterfelijkheid der ziel onlkend.

En afgedacht van het feit, dat de wetenschap waaraan Wundt zijn gegevens ontleenen wU, nm mer een zuivere wil kan ontdekken, trekt ook bel voluntarisme ons levensgebouw scheef.

Wat men ook eenzijdig vooropzet, het willen (yj. luntarisme) of het denken (intellectualisme, ratio nalisme) of het gevoelen (sensualisme), steeds weer doet men geweld aan de geheimenissen van dal wonderlijke, dat de ziel Van den mensch heet.

Uitdrukkelijk zegt Wundt dan ook, dat de ziel geen zelfstandig bestaan heeft, maar dat zij slechts een „hulpbegrip" van de psychologie js. Onontbeerlijk ja, inzooverre we nu eenmaal ©en begrip noodig hebben, dat de totaliteit yan de psychische ervaringen van het individueele bewustzijn omschrijft. 3)

Maar, zoo zegt hij, de leer omtrent de ziel aJs „zelfstandigheid", is zoowel in materialistischen m als in spiritialistischen of „dogmathischen" zin, verwerkelijk; veeleer is het wezen van de ziel, volgens hem, de onmiddellijke werkelijkheid van de feiten zelf. 1°)

Maar hiermee ontkent Wiundt het onafhanfo lijke bestaan van de ziel als zelfstandigheid.

En is zijn zielkunde toch een zielkunde zónder ziel.

Het geheele zielsbegrip wordt vervluchtigd.

De ziel is bij Wundt slechts een phoenomeeii van onderscheiden handelingen.

Maar met het lichaam sterft ze.

En hier heeft de mensch sleöhts de troost vas twijfelachtig gehalte, dat hij' zijn nageslacht door de cultuur mêe te dragen in haar gang naar omhoog.


1) Zie „de Ref." van 13 NoFemtier j.l.

2) W. 'Wundt, EiuL. i. d. Philosophies, 29 v.v., Ethik5 85 v.T.

3) W. Wundt, Einl. 2, 75 v.v, , Logik* 404 v.v.

4) W. Wundt, Einl. 236, 31'4, 325, 394.

5) W. Wundt, a.w. 33, 3 v.v., 63, Ethik^ 87 v.v. 6) W. Wundt, Ethik, 87 v.v.

7) W. W, undt, Grundrisz der Psydhologie14 V.

8) cf. H. Hofer, Weltauschauungen, 376, v.v.

9) W. Wundt, Grundrisz, 18. 10) W. Wundt, Grundrisz, 383.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over zielkunde.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1925

De Reformatie | 8 Pagina's