Het „Psyebo-patbologisch elemest" in de moderne roman literatnur.
III.
Wannieer ik, ten vervolge op het vorige artikel over dit onderwerp (zie het no. van 1 Jan. j.l.), thans wijzen moet op de consequenties, die voortvloeien uit een analyse van de huwelijksverhoudingen, zooals vele moderne romans die geven, is het alweer niet m'n bedoeling daarover uit te wijden. Want vooreerst gaat het in deze artikelenserie om een constat e eren van de verschijnselen en niet om een in den breede beredeneeren, en ten tweede is een blad als het onze niet de plaats, om dergelijke onderwerpen uitvoerig te behandelen. Een eenvoudig aanwijzen is voor den gang van ons betoog voldoende.
Zoo spreekt het wel haast vaojzelf, dat bij da opvatting, die de doorsnee-moderne roman huldigt over de waarde van het huwelijk, huwelijkstrouw en huwelijksmoraal heel weinig gewicht in de schaal leggen en een schenden daarvan nauwelijks meer als een schuldige daad wordt aangerekend; dat echtscheiding niet wordt gezien als een uit droeve verwording gegroeide misstand, maar als de logische en zeer natuurlijke losmaking van een niet meer gewenschte verbinding; dat de behoefte „zich uit te leven" en het verwerkelijken van die begeerte in het levensgedrag van den enkeling, als een vanzelfsprekend individueel recht wordt aanvaard. In een der romans, die ik in 't vorige artikel noemde, wordt zelfs aan den „vriend" van een jonge vrouw, wier omstandigheden haar een gebruik maken van dat recht betwisten, dit woord in den mond gelegd: „Maar zij, het arme creatuur, dat zich minder gemakkelijk redden kan dan ik, waarom moet zij levenslang boeten missöhien, alleen voor mijn gebrek aan slagvaardigheid". Maar er is meer. Een directe consequentie is ook een volkomen liefdelooze en dus volstrekt z'orgelooze opvoeding der kinderen.
Niet slechts ontbreekt in vele romans de liefde van de ouders tot het kind, maar zelfs het in waarde en kracht veel lager staande besef van plicht. Men gaat eigen wegen, volgt eigen begeerten en laat de kinderen over aan zichzelf of vertrouwt ze, in het beste geval, toe aan de z'orgen van vreemden. Dat de droeve gevolgen daarvan zich met schrijnende scherpte afteekenen in het verdere leven der kinderen, die bij de vorming van hun karakter en persoonlijkheid alle leiding hebben gemist, behoeft wel geen betoog. De moreele en ideëele verwording, de degeneratie van de jeugd, die met verbijsterende realiteit in de moderne romankunst naar voren treedt, is mede een van de consequenties, waarover we spreken. Ik noem alleen maar het sterk-typeerende, goed geschreven boek van Van Hulzen, „Naar de Diepte" ten voorbeeld.
En dan, alweer als noodzakelijk gevolg van de gehuldigde opvatting, de verkillende twijfel aan de wezenlijkheid der hoogere levenswaarden! De werkelijke, goud-echte liefde, die zich geeft, omdat ze geven moet, die in meedragen en meelijden
haar ki-acht ontplooit, die het sterkst is, waar zwakheid moet overwonnen worden, wordt in de practijk der moderne romankimst tot een hersenschim gemaakt. Ze is een fictie, en blijkt telkens opnieuw niet te kunnen bestaan. Ze wordt een leugen, of, vriendelijker, maar niet minder scepr tisch, een illusie genoemd.
De trouw aan 'het eens g^even woord, die eischen meebrengt, ook al zijn de verhoudingen anders komen te staan dan toen men dat woord gaf, ze heeft geen beteekenis: met de wijziging van het inzicht is daarvoor alle bestaansrecht verloren gegaan. Bovendien, aan dergelijke beloften mag men toch geen andere waarde hechten, dan nuchtere levenspractijk toekent aan dwaasheden der jeugd!
En de plichten, die men jegens elkaar heeft? Die bestaan immers niet meer als men met het ouderwetsche huwelijksbegrip heeft afgedaan? ! Zoo wordt, soms in woorden, maar vooral metterdaad door den modernen roman geoordeeld. En dat alles is consequentie van de opvatting, die hij ten aanzien van de huwelijksverhoudingen, van het huwelijk als instelling ontwikkelt. Öp de vele bladzijden romanliteratuur, welke onzie tijd kent, vindt men de bewijzen voor het grijpen.
Welnu, ik aarzel niet, dit een gevaarligfce infectie te noemen, gevaarlijk, zooals ik zieide aan 't slot van het vorige artikel, voor een gezond literair leven en ook voor het moreel besef der lezers. Want de romankunst moet daardoor ten slotte verbloeden, omdat alle levenskracht wegvloeit met het steeds zich verengend individualisme. En de lezer moet bij het steeds aanschouwen van hetzelfde beeld zijn zielsevenwicht verliezen en het misgrceide als het normale gaan zien. Want in al de psychologische complicaties, waarin hij zich inleven moet om te begrijpen, wat hij leest, raakt het eigen nuchtere denken onvermijdelijk verward.
In direct verband met deze analyse van de hu-, welijksverhoudingen en de consequenties daarvan, staat de teekening, die de moderne roman geeft van het gezinsleven. Dat beeld is al even triest. De zoon, die veronachtzaamd wordt door zijn vader, de dochter, die wordt miskend door 'haar moeder, zijn zeer gewone en "in hun veSvuldig voorkomen bijkans afgezaagde romanfiguren. En dan ligt de oorzaak van het gedrag der ouders in liefdeloosheid, zooals we hierboven reeds aeiden, of zelfs in kwalijk verholen antipathie tengevolge van de vertroebelde onderlinge verhouding. Romans ais „kleine Inez", „Eva's Jeugd", „De Branding", „Ras", „Naar de Diepte" e.d. geven een dergelijk beeld. Heel het gezinsleven is ontwricht; waar vertrouwen moest zijn heerscht schuwe achterdocht, waar de liefde moest terechtwijzen, maakt fel verwijt scheiding, waar stille zorg moest waken, doet lauwe onverschilligheid de schouders ophalen. En intusschen gaan de kinderen hun eigen gang, zoekend buitenshuis, wat ze thuis niet vinden, of in baloorigheid zich verslingerend aan buitensporigheden.
De doorsnee-roman toekent dat alles in finesses, steeds weer al dat droeve gebeuren terugleidend op; de mislukking, de desillusie van het huwelijk. In het altijd weer bewerken van datzelfde gegeven nu ligt iets buitengewoon pathologisch. Zeker, er is reactie, duidelijke reactie zelfs. Een boekje als „De moeders" van Ina Boudier—Bakker, dat we eerder uitvoerig bespraken, is zeer bepaald een protest tegen deze verwording en „De Straat" van dezelfde auteur kan ook alszeodanig worden aangemerkt. Er zijn ook wel romans, die een volkomen tegengesteld beeld doen zien: ik herinner b.v. aan „Het verlaten Eibernest'* van G. van Nes—Uilkens, die vroeger reeds met haar „De jonge jaren der Bergmannetjes" de fleurige teekening gaf van een gezond en harmonieus gezinsleven. Maar dergelijke reacties doen het verschijnsel zelf te triester uitkomen en belichten te heller het abnormale, d.i. psycho-pathologische daarvan.
Voortgaande met de bespreking van de gegevens, waaruit de moderne roman is opgebouwd, komen we thans tot de elementen, die liggen op religieus terrein. De ruimte laat echter niet toe, nog in dit artikel dit (leel van onze stof af te handelen. Daarom eindigen we liever hier, om D.V. de volgende week een afzonderlijk artikel daarover Te plaatsen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1926
De Reformatie | 8 Pagina's