GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Synode-indrukken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Synode-indrukken.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI.

De zaak Dr N. D. van Leeuwen.

Bij het weergeven van mijn indrukken over de zaak-Dr v. Leeuwen moet ik weer dezelfde methode volgen, als in de vorige nirmmers ten opzichte van de zaak-Ds Brussaard.

Dr Van Leeuwen is door de Commissie, niet door de Synode zeil: ter samenspreking genood en ook aldaar verschenen.

Voorts is zijn zaak eerst in geheime zitting afgehandeld'en daarna pas voor de publieke vergadering gebracht.

Om niet in geheimen te treden, kan ik alzoo geen indrukken geven van de verschijning van Dr Van Leeuwen, noch van de behandeling van zijn zaak, maar alleen van het rapport, dat dienaangaande werd uitgebracht. *!öM8

Nu is dat rapport in ons blad niet opgenomen.

Wel stond het in de dagbladen, maar ik mag niet onderstellen, dat die door onze lezers zijn bewaard.

Om hun te gerieven begin ik dan met dit rapport hier te laten, afdrukken:

Ad ü. de vraag vaa de classi: j Drachten of Dr vaii Leeuwein met zijn afwijkend gevoelen inzake de slang in onze Gerefornieerde kerken mag worden geduld.

Uwo oomnfiiAsie meende goed te doen, alvoreaï Uwe Synode t€ dienen van praeadvies in bet ondeirliavige concrete gevai, in het algemeen hare aandacht te ischenkcn aan de vraag of het mogelijk is, dat in onze Gereform-eerde kerken een Dienaar dos Woords, die eenig afwij'ijeud gevo^elen is toegedaan, wordt geduld. Zij' meent dat deze vraag weliswaar bevestigend' moet worden beantwoord, gelijk zij reeds opmerkte in haar rapport inzake de oph-effing der schorsing van Dr van Leeuwen, in een vroegere zitting bij uwe Synode ingediend, maar wil er nadrukkelijk de aandacht op vestigen, dat zulk «en dragen of dulden van een, Dienaar des \voords met een afwijkend gevoelen — waarbij vanzelfsprekend is, dat hij dit in den weg van de indiening van een gravamen aan de Kerken bekend maakt — eeji biijzondere tegemoetkoming vaiL de zijde der kerken is, bewijs van den geest der verdragende liefde, welke den dwalenden broeder wil trachten te behouden; en dat dit voorts uit den aard der zaak niet in betrekking tut iedere mogelijke afwijking en slecht.^ bij uitzondering mogelijk is, wanneer bijzondere redenen, in verband met de houding van zulk een Dienaar, daartoe grond geven. Als zulkci bijzomdere redenen kunnen worden genoemd, dat een dergelijk Dienaar de belijdenis cl leer-uitspraak der kerk, Avaarvan hij op een bepaald punt afwijkt, overigens van liarie toont te aanvaarden en door ; djn geheele gedraging van zijn innige liefde voor»de Gereformeerde kerken, en van zijn volle bereidheid om zioh naar deze beslissingen te sohikkon de o-nmiskenba.re Wijkon • geelt, terwijl zijn afwijking alleen hierin haar grond mag hebben, ifat hij in-gemoede overtuigd is, dat aldus de loer is van *s Heeren Woord. Ook spreekt het vanzelf, dat aan het dragen oï dulden de voorv.'aardö moet verbonden zijn dat de bietrokkem Dienaar dit gevoelen in de kerken noch "openlijk noch heimelijk leeren en voorstaan zal. Omtrent een en ander zullen zich de kerken, aleer zij zich in eeinïg bizonder geval, dat natuurlijk op zichzelf beoordeéüd worden moet, ten gunste van een dragen of dulden van den betrokken Dienaar des Woords uitspreken, zeker zeer nauwkeurig moeten vergewissen. Ten slotte mag uwe coomiissie niet nalaten er op te wijzen, dat het _dragen of dulden van een Dienaar met afwijkend gevoelen allerminst betoekent, dat de kerken aan dat gevoelen eenig recht van bestaan toekennep. of van oordeel zijn dat het inderdaad Schriftuurlijken grond heeft; het is een afwijkend gevoelen en daarmede wordt de Dienaar die dat gevoelen aanhangt gedragen; dooh juist in die aanduiding „afwijkend" ligt uit den aard der zaak dat het niet overeeinkomstijgl de leer der kerken is. Men moet ier dan ook wel op letten, dat niet het gevoelen zelf geduld wordt, maar 'de persoon, die met dat gevoelen in liet middeii der kerken verkeert.

Alsnu komende tot de concrete vraag of Dr van Leeuwen mot zijn afwijkend gevoelen is te dragen, veroorlooft uwe oommissie zich de opmerking dat uit het tevoren gezegde wel duidelijk is, dat het allaen hierom kan gaan, of we bij Dr van Leeuwen ta d'oen hebhen met een geval gelijk ifaar nader omschreven is.

Daartoe was het in de eerste plaats noodig, dat uwe oommissie zich vergewiste, of Dr v. Leeuwen, dio bezwaar had ingebracht tegen de beslissing der Synode van Assen bepaaldelijk ton opzichte van de 'slang, overigens deze beslissing, welke door die Synode als één geheel gegeven is, van harte aanvaardt. Hem werd ''daarom allereerst de volgende vraag gesteld:

1. Aanvaardt gij zonder ©enig voorbehoud, dat de boom der kennis des goeds en des kwaads en d'e| boo.m. des levens naar 4^ klaarblijkelijke bedoeling; van het Schriftvarhaal van Ge^nesis 2 en 3 in eigenlijken of letterlijken zin zijn op te vatten en dus zintuiglijk waarneembare werkelijkheden waren, en dat derhalve de meening, als zou men disputabel kunnen stollen of deze hoornen zintuiglijk waarneembare werkelijkheden waren, in strijd komt met het in Art. 4 en 5 der Ned. Geloofsbelijdenis boleden gezag der H. Schrift; en belooft gij dit ten grondslag te zullen leggen aan wat gij in dezen zult leeren?

Tot diep • leedwezen van uwe oommissie weigarde Dr van Leeuwen volstandig en bij herhaling op deze vraag een antwoord te geven, hoewel hem werd duidelijk gemaakt, dat het voor overweging van de jnogelijkheid om hem met zijn afwijkend gevoelen te di'agen, volstrekt noodzakelijk was omtrent dit punt eene ondubbelzinnige en besliste verklaring van hem te verkrijgen.

Dit was te meer noodzakelijk, waar Dr van I, eeuwen vóór de beslissing der Synode van Assen in zijn onder het oseudoniean Voxesylvis uitgegeven en later . onder zijn eigen naam aangekondigde brochure „Om der waarheid wil" eene uitspraak had gedaan, welke lijnrecht met de stretting van die beslissing in strijd is. Hij schreef daarin (blz. 15): „En dan durf ik, als Gereformeerde, en naar ik meen te.mogen zeggen.

dei' zaken eeiugszins kundig, geen enkele verklaringspoging als kettersch te brandmerken, die de groota feiten als Schepping en Val met wat daar consequent uit vO'lgt, als historisch© gebeurtenissen onaangetast laat." Deze uitspraak houdt in, dat elke opvattinigj omtrent het Paradijsverhaal toelaatbaar zou zijn te achten, die maar het feit' van den val zelf erkendei; dus ook do opvatting van Dr Geelkerken, die, gelijk bekend, bot feit van don val van meet af nadrukken lijk ha.ndhaafde, doch de zintuiglijke waamoembaarbeidj van de slang en haar spraken en do beide bijzondere Paradijsboomon disputabel achtte. Uwe conmiissie moest zich dus. wel vergewissen ol Dr van Leeuwen op deze uitspraak is teruggekomen dan wel dezei iiog steeds handhaaft on ten volle voor zijn jekeiiing neemt. Ook op deze vraag weigerde bij ocbter beslist en bij herhalinig het antwoord. Dit doet, uwe oommissie ten zeerste leed, oa het komt haar schier oiibegrijpelijk voor, waar Dr van Leeuwen toch tevoi; en had verklaard alles wat hij vroeger had geschreven nog steeds len volle voor zijn verantwoording te nemen. Toen uwe commissie hieraan heriimerde, hem, om alle onzekerheid te voorkomen, opzettelijk en nadrukkelijk vroeg, of dat' nu ook gold voor de bedoelde passage, verklaarde hij daarop geen antwoord te Avillen geven.

Uwe oommissie had 'echter nog meerdere punten, waarover zij nader licht wenschte. Zij was omtrent de geheele Schriftbescbiouwing van Dr van Leeuwen niet gerust. Gelijk zij 'reeds in haar vroeger rapport onder uwe aandacht bracht, kwam het haar voor, dat, ook na de besprekingen door deputaten Synodi en de classis Drachten met Di van Leeuwen gehouden over de door de Synode van Assen aangewezen uitdrukkingen, waarover hij zich nader diende te vor-]da.ren (Acta art. 446 en 455), het nog niet overbodig was daarover met hem te spreken. Dit te meer met heü oog op een artikel in het weekblad „Woord en Geest" van 4 Maart 1927 onder den titel , , Een Antithos: ", dat de onderteekening van L. draagt, en nagenoeg zeker van xle hand van Dr van Leeuwoai is, die tot de medewerkers van dit blad behoort, m welk artikel een onderscheid wordt gemaakt in de H. Schrift tusschen een aan het milieu te danken Öud-Oosterschen gedachtenvorm, dien men , , als van voorbijgaandiSn aard en van geen ons bindend goddelijk gezag laat vallen" en een „gedachten-inhoud die 't werken Gods uitdrukt". Uwe commissie meende aan Dr van Leeuwen de vraag te moeten stellen of dat artikel inderdaad van zijne hand was, on zoo ja, of uit de gemaakte onderscheiding moet worden afgeleid, dat hij wel voor den inhoud, maar niet voor den vorm der H. Schrift haar goddelijke inspiratie erkent. Ook in de brochure „Om der waarheid wil" sprak hij reeds (blz. 11) ten opzichte van Gen. 2:21 en 22 van een voorstelHng, die hem „mythologisch" aandeed; en in soortgelijken zin liet hij zich in de door de commissie? .met hem gehouden samenspreking over andere Schriftgedeelten uit. Helaas sluitte uwe commissie reeds bij de eerste poging lOm over deze belangrijke punten zich omtrent het gevoelen v.an Dr van Leeuwen te vergewissep., wederom op eene weigering; terstond bij haar vraag of Dr van Leeuwen de schrijver was van het genoemde arlifcel in „WooTd en Geest", gewerd haar bet bescheid, dat haar dit niets aanging.

Uwe commissie heeft toen gemeend, de besipreking met Dr van Leeuwen te moeten afbreken. Waar urenlange samengpreking, waarin Dr van Leeuwen zeer vele woorden gebruikte, geen ander reisultaat had, dan dat hij op datgene wat de co'mmissie juisit vooral van hem wenschte te weten volstandig weigerde te antwoorden, zag zij er geen heil in deze langer voort te zetten. Na een onderbreking van ongeveer een uur, gedurende welken tijd de commissie beraadslaagde, werd hem tenslotte nogmaals gevraagd of hij bij bet door hem in, genomen standpunt om op de gestelde vragen niet te willen antwoorden bleef, hetwelk hij bevestigde, hoewol hij daaraan loevoegde, later wel eens met de commissie over de beide bijzondere Paradijsboomen in wetenscliappelijfce discussies te willen treden. Uw© commissiel meant u te moeten adviseeren aan da classis Dracht ten te antwoorden, dat Dr van Leeuwen met zijn af\vijfcend gevoelen in onze Kerken niet mag geduld worden. Reeds op zichzelf het feit, dat hij zoo hardnekliig weigerde op de. hom gestelde vragen te antwoorden, geeft blijk van eene gesteldheid tegenover de Kerken, bepaaldelijk in hare meerdere vergaderingen, welke in een Dienaar dier Kerken niet Ie d, ulden is. Een van de allereerste voorwaarden waaronder een Dienaar eventueel met afwijkend gevoelen zou te dragen zijn, wordt hiermede geschonden. En dat deze houding niet op zichzelf staat, bewijst de vroegere weigering van Dr van Leeuwen : om ter vergadering van de prae-advisoeiende commissie te verschijnen, welk feit voor uw Synode reeds aanleiding was om hare örnslige afkeuring nit te spreken en aan de classis Drachten de vraag voor Ie leggen of er nog wel reden is, om hem met zijn afwijkend gevoelen te dragen. Bovendien echter is het onmogelijk. Dr van Leeuwen met zijn afwijkend gevoelen te dragen om de materie van datgene, wat hij weigerde te verklaren.

Het is nu onziekei^, of hij de zintuiglijke waarneembaarheid der beide bizondere Paradijsboomen aanvaardt, en erkent dat met het in Arti. 4 en 5 der Geloofsbelijdonis .beleden gezag dea" H. Schrift in strijd komt, wie deze disputabel stelt. Het' is onzeker of hij zijn vroegere uitspraak omtrent de opvattingen van het Paradijs-verbaal, die toelaatbaar zijn te achten, wil terugnemen; of liever, het staat vrijwel vast, dat hij zie nog altoos handhaaft, en' daarmee principieel tegenover de beslissing der Synode van Assen staat. Het is onzeker ton slotte, of hij niet — zij Jiet dan oolc onbewust en onbedoeld — aan het gezag der H. Schrift door zijne eigenaardige opvattingen omtrent verband tusschen het Oude Oosten en den vorm der Goddelijke openbaring te kort doet. Om al deze redenen staat het voor uwe commissie vast, dat op do door do classis Drachten gedane vraag geen ander dan een beshst-

•lOntkennend antwoord mogelijk is. Het doet uw commissie ten zeerste leed, dat zij dit zeggen moet; dooi het geheele optreden van Dr van Leeuwen gevoelt zij zich bitter teleurgesteld; maar alle deernis met den dwalenden broeder moet hier wijken voor het belang der Kerken: zulk een Dienaar des Woords kan in onzie GerefOirmeerde Kerken niet worden geduld, aan hem kan de leiding en de zorg van één onzer Kerken niet langer worden toevertrouwd.

Tenslotte worden ten aanzien van Dr N. D. van Leeuwen de volgende conclusies z.h.st. vastgesteld:

De Synode,

overwegende, dat Dr van Leeuwen volstandig heeft geweigerd te antwoorden op bepaalde vragen, hem door hafl'c commissie van prae-advies gesteld, tot welker beantwoording hij toch ongstwijfeld als Dienaar des Woords bij onze kerken rechtens en zedelijk verplicht was,

dat zij daardoor geen zekerheid heeft kunnen verkrijgen, of hij de besüssing der Synode van Assen alUians principieel en afgedacht van de slang en haar sipireken, aanvaardt;

dat zij zich ook niet heeft kunnen overtuigen, of hij zijn in de brochure „Om der waarheid wil", bladzijde 15, .uitgesproken meening, welke m^et de beslissing der Synode van Assen in lijnrechten strijd is, nog handhaaft, hoewel dit, op grond - van zijne •algemeene uitlating, dat hij al het vroeger door hem geschrevene nog ten volle voor zijn rekening neemt, wel zeer waarschijnlijk .s,

dat zij evenmin licht heeft kunnen bekomen in betrekking tot andere punten, waaromtrent nadere verklaring van gevoelen door Dr van Leeuwen wenschelijk was;

a. aan de Classis Drachten te antwoorden, da, t naar haaa-oordeel Dr van Leeuwen om elk van deze redenen afzonderlijk zoowel als om die alle te samen, met zijn afwijkende gevoelens inzake de slang, in onze Geref. Kerken niet mag worden geduld;

b. hiervan kennis te geven aan Dr IS'. D. vain Leeuwen en den Kerkeraad van Harkema-Opeinde;

c. deputaten te benoemen 'om de classis Drachten desgewenscht bij de verdere behandeling dezer zaak te dienen van advies.

-H Portretschilder-predikant.

In ons goede vaderland wordt in deze dagen nog al de aandacht gevraagd voor O'Or een brandomroepoeper-predikan er-predikant.

Maar de Synode van Groningen lieeft een nieuw talent tot ontluiking gebracht.

Dat is voorzeker niet een van de minste verdiensten der Synode.

Wij zijn tegenwoordig een portretschilder-predikant rijk.

En hij mag er zijn.

Hij werkt met een geheel nieuw procédé.

Een palet heeft hij niet noodig.

Als hij zich vO'O'r VT zijn ezel zet, heeft hij link's van zich staan een pot i met honing, een flesch met olie en rechts van zidh een bus, waarop alleen nog te - lezen is: tiek. De voorafgaande letters zijn uitgebeten. Ik vermoed, dat daar kritiek moet staan.

De produkten van zijn kunst zijn 'bewonderenswaardig.

Zoo plaatste hij op den romp van Prof. Greydanus het hoofd van Lenin.

Ge vraagt toch niet of het lijkt?

Met zulk een vraag toont 'o gij, dat gij van de moderne schilderkunst niet op' de hoogte zijt.

leder artiest in portretten, die zich zelf respekteert, ZO'U z op zulk een vraag in volle waardigheid antwoorden: indien u wilt, dat het lij'kt, och, gaat dan alstublieft naar een fotograaf.

Een modern artiest vraagt niet, hO'e oe zijn sujet er uitziet, maar wat hij in hem ziet.

Als gij wilt weten, hoe PrO'f. Greijdanus er uitziet, dan kunt gij beter even een retourbiljetje naar Kampen nemen.

Maar onze predikant-portretschilder geeft zijn eigen visie op den hoogleeraar.

Naar ik vermoed heeft zich zijn visie zóó ontikkeld. Hij werd op zekeren keer gegrepien, door do gedachte: stel, dat Prof. Greijdanus in Rusland as geboren en zich bij de bolsjewieken had aanesloten, dan zou hij wellicht trekken van overeenkomstenko-mst met Lenin hebben gehad, een ontevreden trek. O'm den mond, enz.

'En naar die visie 'beeldde hij hem uit.

Men moet zelf kunstenaar zijn om dat te 'berijpen.

En wat het mooiste is in dezen portretschilder-redikant: hij heeft een onbegrensde piëteit voor ijn leermeesters. Hun beeltenis brengt hij op het oek slechts met behulp van ho'ning O'ni en olie. Naar e bus kijkt hij zelf niet om.

Waai' r werd oprechter piëteit.

Dan bij dezen schilder-specialiteit.

Op aarde O'Oit gevonden?

Overigens is hij steeds zuinig met zijn bus.

In een drietal gevallen liet hij' het bij: eon zachte aarschuwing tegen zelfverheffing.

Ook mij viel de eer te 'beurt door hem te worden eteekend.

Hij was zóó kwistig met honing en olie, dat alles evaar liep doO'r elkander te loopten, ja, dat het engsel van zoetigheid en vettigheid zélfs dreigde en vloer van zijn atelier te bevlekken.

Gelukkig voor die vloer stak hij zijn penseel aastig in de bus.

Maar wel driemaal veegde hij het af aan de'U rand. Er mocht vooral niet teveel 'kritiek' opkO'men. kom

51 Ik dacht, dat hij in mij een Ttotzki had gezien. Maar neen, hij maakte een schnchtere opmerking: over mijn dogmatiek,

In mijn onnoozelheid schreef ik hem, dat hij moeilijk over mijn dogmatiek 'kon oordeelen, omdat ik nog sleclits een klein deel van de dogmatiek had hehandeld en daarvan weer slechts een deeltje voorthestond in dictaten van studenten, welke eigenlijk geen dictaten zijn, omdat ik niet gewoon ben te dicteeren, maar van aanteekeningen te spreken.

Doch dit kwam eigenlijk neer opi de averechtsche vraag: lijkt het?

En daarmee; moet men bij een kunstenaar niet. aankomen.

Ik zag dit echter te laat in.

ïoen openbaarde hij in een , , corrigendum" zijnvisie op deze zaak.

Zijn visie was gegrond op^ de metJiode, waarover hij tusschen haakjes al evenmin kon oerdeelen.

En nu kbn ik gemakkelijiker zijn aesthistischeprestatie aanvoelen.

Even gemalckelijk als ik mij het geval kan indenleen van een lieflaebbende tante, die achter een van geluk stralend bruidspaar de kerk' verlaat en opeens in snikken uitbarst. Men vraagt haar of de preek haar zoo heeft geroerd. Neen, knikt ze, maar ik schrei, omdat mijn lieve neef en zijn vrouw kindertjes met. een krommen ruggegraat zullen krijgen. Hoe weet u dat zoo, informeert; men bij haar. Dat zie ik, luidt het stotterend antwoord, aan de method e, waarop die twee elkander een arm geven. Goed zoo, brave tante! Ge kfondt waarzegster zijn, indien ge minder gevoelig waart.

Moge onze portretschilder-predikant nog vele kerkelijke portrelïten afleveren!

En worden ze eenmaal in gou-d op^ snee gebundeld!

Ik eerbiedig zoowel de sohilderlijke als de dichterlijke vrijheid.

Maar heeren classioalen examinatoren, die geen artistieke neigingen hebben, zou ik willen verzoeken: gelieve ad notam te nemen, dat ik voor studenten „dictaten" geenerlei verantwoordelijkheid op mij wensch te nemen.

Men hebbe geduld, totdat ilc! aan het uitgeven toe ben.

-^ Ridderllike bekentenis.

Onze driestreep over den poftretschilde-r-piedikant was voor het vorig nummer bestemd en lag reeds gediukt, toen ik de laatste poTtrettenserie van dezen predikant onder de oogen kreeg en in zijn sloitloeschouwing las:

• Wat de quaestie van Prof. Hepp zijn dogmatiek betreft; bij nader inzien stem ik toe, dat een oordeel als ik uitsprak, bij zoo weinig gegevens, inderdaa, d voorbarig was. Prof. Hepp aanvaarde mijn verontschuldigingen daarover en tegelijk de verzelcering, dat het er mij in geenen deele om te doe(ri was, hem verdacht te malcen.

Dat is een ridderlijke bekentenis.

Hij houde er zich van overtuigd, dat ik' die op den hoogsten prijs stel en dat het voor mij is, alsof hij zijn opmerking niet had geschreven.

Zulke ridderlijke bekentenissen zijh tegenwoiordig uiterst zeldzaam.

ïoen ik een poiosje terug eens moest neuzen in weekbladen en tijdschriften van een veertig jaar terug, trof het mij hoieveel guller men toen was met zijn amendes honorables dan nu.

Als men thans amende honorable maakt, houdf men veelal een slag om den arm.

Daarom eert zulk een ridderlijke bekentenis als hierboven werd gegeven, den schrijver des te meer.

Moge hij daarin navolgers vinden.

Dat zou komen. den stand van onze pers ten goede

Indien ik met mijn vorig stukje geen breedero bedoeling had gehad dan alleen op' zijn opmerking nopens mij te reageeren, had ik bet gaarne laten uitnemen.

Dqch het gaf mij gereede aanleiding om de slotclausule te lanceeren, wat dunkt mij, niet geheel overbodig is.

Ik hoop', dat de geachte schrijver zich door mijn stukje niet gekwetst gevoelt. Niets was minder mijn oogmerk dan dat. Trouwens, de schertsende toon bewijst dit voldoende.

Overigens spreek ik in allen ernst den wensch uit, dat hij zijn palet niet zal nederleggen.

Zijn portretten vormen een nieuw genre in onze kerkelijke pers.

En heusch, aan wat meer afwisseling heeft onze pers wel behoefte.

Er mogen aan dit poTtret-schilderen eigenaardige moeilijkheden zijn verbonden.

Maar moeilijkheden worden. zijn er om overwonnen te

-^ Ter verdulfleHiking.

Onlangs noemde ik naar aanleiding van het onderzoek inzake art. 2 van de Statuten der Vrije Universiteit ook de 'Vereeniging tot Christelijke Verzorging van Krankzinnigen.

Volledigheidshalve had daaraan moeten worden toegevoegd: in Nederland.

Er bestaat n.l. ook zulk een vereeniging voor Zeeland en Noord-Brabant.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Synode-indrukken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1927

De Reformatie | 8 Pagina's