GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geen geschil, maar dwaling.

Er zijn van die misvattingen, welke men ondanks de uiterste moeite niet uit den weg schijnt te kunnen ruimen.

Men protesteert er tegen, men wijst terecht, men geeft artikelenlange toelichting, men. toornt.

Het schijnt alles vergeefsch.

Onder die misvattingen is ook te rekenen, dat in de Gereformeerde Kerken door velen of enkelen — dit doet er minder toe —, wordt geleerd, dat de gedoopte kinderen wedergeboren zijn.

Nu voelen we ons niet geroepen om eiken keer, dat die legende in de pers vernieuwd wordt, daartegen te getuigen.

Het is of een rusteloos herhaald getuigenis in deze haar kracht verliest, of men er niet meer naar luistert.

Doch nu een blad als „De Waarheidsvriend", dat wij steeds met veel genoegen lezen en waarvoor wij zulk een. groote sympathie hebben, de dupe van deze als een bacteriënzwerm door de lucht zwevende misvatting is geworden, willen we toch even spreken en wij hebben alle hoop, dat ons • spreken in ijit geval eenig effekt zal hebben.

De redaktie zal er wel van overtuigd zijn, dat het ons volstrekt niet te doen is om scherpe kritiek op haar uit te oefenen of haar te kapittelen.

Het is uitsluitend ons doel haar beter over de Gereformeerde Kerken en wat deze 'leeren in te lichten.

Wij zeggen dit liever vooraf, omdat wij van plan zijn een paar sterke uitdrukkingen te bezigen — niet aan het adres van „De Waarheidsvriend" gericht — ten einde te beproeven deze misvatting ook bij anderen dan het genoemde blad te ontwortelen.

„De Waarheidsvriend" dan schreef: „"Vooral in de kringen van hen, die tot de Gerefornieerde Kerken, voortgekomen uit de doleantie van 1886,

behooren, werkl men nog al met , , de veronderstelde wedergeboorte". De gedoopte kinderen zijn daar wedergeboren. En de wedergeboorte van het kind wordt bezegeld in den Doop. In het opgroeien wordt dan ook niet voor de kinderen gebeden, dat zij wedergeboren mogen wordea; dat zij een nieuw hart mogen ontvangen; want ze worden ondersteld wedergeboren te z ij n en een ander harl te hebben ontvangen. Alleen moet dan natuurlijk wel gebeden worden, dat zij als wedergeboren kinderen en een nieuw hart bezittend, ook als bekeerde kinderen verder Aiogen gevormd en geoefend en geheiligd worden en in .de wedergeboorte en de bekeering meer en meer mogen uitkomen als kinderen des lichts. Dat geeft dien eigenaardigen kijk op de kinderen, zooals dat soms heel sterk in d i e gereformeerde kringen uitkomt".

In deze passage komt niet slechts één-misvatting voor, maar zijn er enkele doorheen geweven.

Opdat we echter door deze zinsnede te ontleden de kwestie niet te ingewikkeld maken, willen we ons op één misvatting concentreeren.

Als die eenmaal verdampt is, verijlen de overige vanzelf.

Ze is saamgevat in het zinnetje: , , D e gedoopte kinderen ZIJN daar wedergeboren".

Nu heeft prof. Bouwman hi „De Bazuin" den redakteur van aarheidsvriend" gewezen op de uitspraak van de Synode omtrent de veronderstelde wedergeboorte".

Terecht m.i. verwacht prof. Bouwman, dat „De Waarheidsvriend" het daarmee wel eens zal zijn.

Toch zou ik gaarne nog eenige aanvulling geven op wat de hoofdredakteur van „De Bazuin' schrijft.

Want het zou jammer zijn als daaruit nieuw misverstand werd geboren.

Ik acht dat niet geheel uitgesloten.

Prof. Bouwman merkt op: „Over deze leering zelve willen wij thans niet in den breede schrijven. Dat zou te veel ruimte vragen. Maar wel kunnen wij in het kort constateeren, dat na het vertrek van dr A. Kuyper van de Vrije Universiteit deze leering daar niet meer werd geleerd. En voorts kunnen wij verklaren, dat de dogmaticus aan de Theol. School, dr Honig, deze leer nimmer heeft voorgestaan, terwijl de gemeenten over het algemeen niet ingenomen zijn met deze leer".

Hieruit zou men licht kunnen afleiden — prof. Bouwman bedoelt dit natuurlijk zóó niet —, dat vóór het vertrek van Dr A. Kuyper aan de Vrije Universiteit wèl werd gedoceerd, dat de gedoopte kinderen wedergeboren ZIJN.

Wij hebben Dr Kuyper zelf, toen wij op de collegebanken zaten, tegen deze misvatting hooren waarschuwen.

Diktaten hebben slechts relatieve waarde, wanneer het er op aankomt te bewijzen wat een hoogleeraar heeft geleerd, anders zouden wij iets uit nooit in druk verschenen diktaten citeeren.

Maar het is ook niet noodig.

Want Dr Kuyper heeft voldoende zijn wetenschappelijke gedachten gepopulariseerd.

En nu zoiL men veilig een prijs kunnen uitloven voor hen, die uit de werken van Dr Kuyper aantoonen, dat deze inderdaad de leer heeft voorgestaan, dat de gedoopte kinderen wedergeboren ZIJN.

Wij willen nog verder gaan en nu komen we tot de daar straks bedoelde sterke uitdrukkingen.

Voor de leer, dat de gedoopte kinderen wedergeboren zijn is in onze Gereformeerde Kerken geen plaats.

Zij maakt niet een punt van interkontessioneel geschil uit, waarin men elkander heeft te dragen, maar is een dwaling.

Toegevendheid zou in deze misplaatst zijn. De predikant, die zulk een dwaling zou aanhangen, s^ou in zijn ambt niet mogen worden gehandhaafd.

Want men denke er niet gering over.

Wie zou aannemen, dat alle gedoopte kinderen wedergeboren ZIJN, zou oök moeten aannemen, dat alle gedoopte kinderen zalig zullen worden. Een stelling, die te duidelijk met Schrift en belijdenis in strijd is, dan dat wij dit nog behoeven te bewijzen.

Of hij zou moeten aannemen, dat God Zijn eigen werk, de wedergeboorte, zou te niet doen; dat er is een afval van hen, • die het beginsel der heiligmaking in zich dragen. Maar dat is puur Remonslrantscti. En Remonstrantisme wordt tot op den huldigen dag toe in onze Gereformeerde Kerken niet geduld.

Maar neen, wij zijn er zeker van, dat deze gevaarlijke leer op niet één van onze kansels en in niet één onzer catéchisatielokalen wordt voorgedragen.

Niet één van onze predikanten haar a a n. hangt

Wie het ten deze niet met ons eens is, heeft een ernstigen plicht te vervullen.

Zoo hij lid is van een onzer Gereformeerde Kerken heeft hij den predikant of de .predikanten, van wie hem bekend is, dat hij of zij deze verderfelijke leer huldigen in den schriftuurlijken en kerkelijken weg daarover te onderhouden. De uitkomst is dan niet twijfelachtig.

Zij, die niet van onze kerken zijn, och, laten zij de namen van deze predikanten maar publiceeren.

Beter dan beweringen te lanceeren als: er zijn er..., is het royaalweg man en paard te noemen.

Dan kunnen de gevallen onderzocht worden. Natuurlijk moet dan ook afdoende bewijsmateriaal worden overgelegd.

Wij kunnen dit zoo openhartig schrijven, omdat wij er heilig van overtuigd zijn, dat men niem a n d, maar dan ook NIEMAND van onze predikanten zal kunnen aanwijzen, die deze leer is toegedaan.

Maai als men niemand kan aanwijzen, dan houde men op met beschuldigen.

Wat wij hier voorstelden laat, dunkt ons, aan duidelijkheid niets te wenschen over.

Bestaat deze verfoeilijke dwaling (kan ik het nog krasser zeggen? ) werkelijk in onze kerken, dan moet zij m e t • wor t e 1 en tak worden u i t g e r o e i d.

Maai' wij verzekeren nogmaals: zij bestaat niet.

Daarom wenschen wij dan ook, dat de misvatting als zou zij bestaan, met wortel en tak worde uitgeroeid.

Nieuwe ridders.

Ook ditmaal werden door H. M. de Koningin ter gelegenheid van . haar verjaring verschillende der onzen geridderd.

Wij bieden allen onze welgemeende gelukwenschen aan.

Men zal het ons echter wel veroorloven, dat wij hier een drietal in het bijzonder noemen.

Allereerst Dr B. Wielenga, in diensttijd de nestor der Amsterdamsche predikanten, de rijk begaafde prediker, de vruchtbare schrijver, de fijne stilist. Om al deze kwaliteiten te zamen en elk in hot bijzonder was hij het waard tot ridder te worden geslagen.

Ds W. H. Gispen ontving zijn onderscheiding speciaal als kloek strijder tegen het alkoholisme, ofschoon zijn verdiensten, welke een onderscheiding wettigen, daartoe niet beperkt blijven. Waar hij gedwongen is rust te nemen, is de eer, welke hem te beurt viel, een zonnestraal, die allen, die hem kennen, hem zoo hartelijk gunnen.

En last not least, de in onze kringen zoo welbekende en met zooveel sympathie omgeven heer Tyo van Eeghen vond door zijn ridderorde de koninklijke erkenning van zijn niet licht te overschatten toewijding voor onze Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag.

Prijke het lintje nog vele jaren in hun knoopsgat. Dan blijven zij door den Heere nog lang voor ons bewaard.' HEPP.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1928

De Reformatie | 4 Pagina's

KERKELIJK LEVEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1928

De Reformatie | 4 Pagina's