GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Modernistische GeloafsbelUdenis. VII.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Modernistische GeloafsbelUdenis. VII.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na zijn geloof in het Oordeel belijdt Dr Hooykaas zijn geloof in Roeping.

Het woord „roeping" heeft voor den Calvinist een bijzondere attractie.

Was het niet Calvijn, die het herhaaldelijk gebruikte, die aldus onze aardsche taak karakteriseerde en die daardoor op ons leven, gelijk het behoort te zijn, een Goddelijk licht deed vallen?

Welke plaats wij hier op aarde ook innemen, wij mogen die ten laatste niet zien als door onszelf gekozen.

Wij moeten weten, dat God er ons op heeft gesteld, dat Hij ons een bijzondere opdracht heeft gegeven, die verschilt van die van alle andere menschen.

Die roeping is door en door persoonlijk.

Onze roeping kan, niet door anderen volbracht. worden

Evenmin als wij de roeping van anderen kun.nen overnemen.

Door dit begrip van roeping wordt ons aardsche leven, wanneer wij daarin getrouw zijn, in onlosmakelijk verband gezet met de eeuwigheid.

Want voor Calvijn vloeit onze roeping voort uit onze verkiezing van: eeuwigheid, die evenzeer particulier en persoonlijk is.

AVanneer men er dan ook op gewezen heeft, dat het Calvinisme eenmaal Nederland van de Spaansche' tyrannie heeft bevrijd, schreef men de volharding in dien strijd speciaal toe aan het' geloof in de eeuwige verkiezing Gods.

Onjuist is dit niet.

Alleen slaat men daarbij een schakel, over.

En dal: is de roeping.

Want het zich geroepen weten, dat uit het geloof aan de verkiezing voortvloeide, was meer rechtstreeks de drijfveer, de bewegende kracht, die tot stand houden dwong en in staat stelde.

Daarbij wist ieder zich een eigen plaats aangewezen.

Hij voelde zich geroepen' niet enkel tot de zaligheid, maar ook om in verbinding met Iren, die een even dierbaar geloof deelachtig waren, Gods werk op deze aarde te werken, Gods Raad te dienen, Gods eeuwig wereldplan in Zijn kracht te volvoeren.

Een machtig besef, dat roepingsbesef.

Het maakte onoverwinnelijk.

Het hielp over teleurstellingen heen.

Het bewaarde voor wankelmoedigheid.

En niet alleen in dagen van grootsche gebeurtenissen, maar ook in den dag der kleine dingen moeien wij door het bewustzijn onzer roeping worden gedragen.

Wanneer dan ook de echte Calvinist van „roeping" hoort, leeft hij als vanzelf op.

Dat klinkt hem in de ooren als het geluid van de bazuin Gods.

Dat is hem geklank des konings.

Evenwel werd dat schoone woord „roeping" veelszins verwaterd.

Het werd ook door anderen gebezigd en het kreeg in hun mond een vlakkere beteekenis.

In deze modernistische geloofsbelijdenis herkennen wij den hoogen zin nauwelijks meer.

Hier vloeit de roeping niet voort uit de eeuwige verkiezing.

Want van het modernisme het geloof aan de verkiezing te verwachten, ware druiven van akkermaalshout te willen plukken.

Dr Hooykaas laat het geloof aan de roeping uit het geloof aan het oordeel opkorrien.

Dat is teekenend.

De „vreeze" voor de eeuwige „Gerechtigheid" moet ons onze roeping inspireeren.

Zoo wordt de roeping opportunistisch van aard.

Zij wordt door eigenbelang bepaald.

Daarmee heeft men rekening te houden ook als Dr Hooykaas de nadere omschrijving geeft: „Iedereen weet wat het is, weet dat zich aan ons persoonlijk een Wil openbaart, die wij van onze eigen neigingen en strevingen onderscheiden, een "Wil, die ons verklaart, dat wij ons behooren te laten gebruiken in een groot verband, door hoogere macht, als haar instrument. En dat wij gebonden zijn, haar te gehoorzamen. Het orgaan, waardoor wij deze roepstem verstaan, noemt men het Geweten, dat een mede-weten, conscientie is, dus erkend wordt als onze deelgenootschap aan 'den roependen Geest. Het resultaat van d'e zedelijke beluistering noemen wij plichtsgevoel; hierin objectiveert zich als 't ware onze gedurige vatbaarheid. En de hoogste stijging van het plichtsgevoel is 't besef, dat wij geroepenen zijn".

De roeping komt volgens Dr Hooykaas dus tot ons door het geweten.

Door dat geweten hebben wij deel aan den roependen Geest.

De roeping gaat alzoo mede van onszelf ons uit. tot

Het is niet: spreek Heere, Uw knecht hoort.

Het is ook de monoloog: ik zal zelf spreken en zal dan hooren.

Overgezet zijnde; ik zal doen wat ik wil, mits het zij in mijn belang en in het belang van de gemeenschap.

Hiermee schijnt te strijden de volgende iiitspraak: „Hier voor het eerst spel ik den Naam, hier vinden wij het Opperwezen als onzen God, ons als zijn dienaren".

Maar die nevel van den schijn trekt op, als men bedenkt, dat het Godsbegrip van het modernisme niet theïstisch, maar pantheïstisch is.

Wij kunnen dit modernistisch geloof aan roeping niet anders beschouwen dan als een christelijk, speciaal Calvinistisch rudiment, dat echter verschrompeld is en niet meer functioneert.

Als Modemisme en Calvinisme beide spreken van roeping, bedoelen zij onderscheiden begrippen, die verder van elkander verwijderd zijn dan JMoorden Zuidpool.

Dr Hooykaas zegt: eerst na het geloof aan roeping spellen wij den naam van het Opperwezen.

Wij zeggen: De Meester is daar. Hij roept ons. Eerst God. Dan onze roeping.

Saplenti sat.

In onze artikelen over de doopsbeschouwing van Dr van der Vaart Smit onder het opschrift „Verkeerde Wisselstan.d" voerden wij 15 citaten van Calvijn aan, ten bedrage van '271 volle regels, om te bewijzen, dat Calvijn en Dr v. d. V. S. in zake het punt in kwestie diametraal tegenover elkander staan.

In die 15 citaten en 271 regels was Calvijn zelf aan het woord. Er was geen letter van ons bij.

Evenwel durft Dr v. d. V. S. in het jongste nummer van „Gereformeerd Theologisch Tijdschrift" verklaren: „Al de elf artikelen hebben het niet over den doop en niet over Calvijn".

Hier is alle kommentaar overbodig.

isapienti sat.

Hebben wij de discussie over wat wij de „bijzaak" noemden reeds lang beëindigd, wij staken die thans ook over de „hoofdzaak".

Uitdrukkelijk zij echter gekonstateerd, dat wij onder deze omstandigheden onze bedenkingen tegen de doopsbeschouwing van den Zuid-Beijerlandschen pastor onverzwakt handhaven.

Onze waarschuwing voor den verkeerden wisselstand blijft van kracht.

-^ Waarom in eioen land zoo anders ?

In „De Gereformeerde Kerk" schrijft Dr P. J. Kromsigt „Reisherinneringen uit Amerika".

Onderhoudend als deze artikelen zijn, lezen wij ze over het geheel met veel genoegen.

Toch doen ze ons weleens verzuchten: betoonde Dr P. J. Kromsigt ons dezelfde vriendelijkheid' als waarvan hij blijk geeft jegens onze zusterkerken aan de overzijde van den oceaan!

Men leze eens de volgende passage:

Merkwaardig is intusschen, dat Ds van Raalte zich in Amerika dadelijk bij de Hervormde Kerk heeft aangesloten. Immers, hij redeneerde zeer terecht aldus: „in Nederland kon ik niet in de Herv. Kerk blijven van wage het modernisme, maar hier in Amerika is de Herv. Kerk geheel anders, ziji is trouw gebleven aan het ware geloof, de modernen vormen hier een afzonderUjk genootschap, n.l. het Unitar i s IC h e, derhalve blijven wij hier bij de aloude. Hervormde Kerk. Bijna alle kolonisten volgden zijn voorbeeld en het was mij een waar genoegen, op onze samenkomsten te New-York nog herhaaldehjt een hoogbejaarde dochter van Ds van Raalte te mogen ontmoeten, die daar met haar echtgenoot een vooraanstaande positie bekleedt in de Hervormde Kerk, En zóó zijn er daar velen, wier familie ooi? spronkelijk tot de afscheiding behoorde.

Jammer, dat latere kolonisten, onder wie het separatistisch beginsel al dieper was doorgedrongen, het voorbeeld van Van Raalte niet volgden, zich eerst apart hielden en ten slotte een afzonderUjk kerkgenootschap stichtten, de Chr. Gereformeerde Kerk. Eerst was deze kerk heel Hein, doch ten gevolge van een geschil over de vrijmetselarij (te ingewikkeld om er hier dieper op in te gaan), meenden velen de Herv. Kerk te moeten verlaten en zich bij de Chr. Geref. Kerk te moeten voegen. Daardoor is toen die kerk wat gegroeid, maar toch blsaf de Herv. Kerk verreweg de grootste van de twee. En de verhouding is vooral in de laatste jaren zeer vriendschappelijk, zoodat er dan ook bij mij geenerlei bezwaar was op hunne SjTiode, die juist te Holland vergaderde, te verschijnen, temeer toen mij bekend werd, dat in zake de i m m i g r a n te n naar Canada er zelfs een zeker officieel contact is tusschen bedoelde kerk en onze Synode. De Chr. Geref. Kerk doet namelijk zeer veel voor de geestelijke verzorging der Hollanders, die naar Canada gaan, tot welke kerk zij dan ook mogen behooren, terwijl de Herv. Kerk in Canada weinig of geen relaties heeft en dus dit werk aan de Chr. Geref. Kerk overlaat.

Intusschen is de oorsprong der Hervormde Kerlc in Holland uit de kolonie van Van Raalte nog altijd wel merkbaar ook in hare tegenwoordige houding. Dit geldt trouwens ook van de andere door mij be-• zochte steden.

Misschien mogen we op een enkele onjuistheid wijzen.

Dr Kromsigt noemt de kerk, waarbij Dr van Raalte zich in Amerika aansloot altijd de „Hervormde Kerk".

zichzelf nim­ Maar in Amerika heet deze kerk mer zoo.

Welke HoUandsch-Amerikaansche bladen men ook opsla, „De Hope", „The Christian .Tournal", „De Wachter", „De Heidenwereld", steeds wordt deze kerk aangeduid als de Gereformeerde Kerk.

Waarom, zoo vragen we, deze officiëele naam dan ingeruild tegen Hervormde Kerk?

Dr-Kromsigt doet het voorkomen alsof de Gereformeerde Kerk in Amerika op één lijn staat met de Ned. Herv. Kerk hier, behalve dan dat er geea modernen in zijn. '

Maar weet 'Dr Kromsigt niet, dat tusscheii beide diepe verschillen bestaan?

Weet hij niet, dat de Gereformeerde Kerk aldaar nooit de organisatie van 1816 heeft aanvaard ?

• Weet hij niet, dat zij is een vrije kerk en geheel los is van den staat?

Weet hij niet, dat daar een leertucht wordt geoefend, gelijk in de Hervormde Kerk te onzent eenvoudig niet denkbaar is en waarvan de recente gevallen van Ds Waalkes en Dr Haan sprekende bewijzen zijn?

Dan — het is niet zoozeer mijn doel om deze annexatie-poging te beoordeelen.

Wat ons meer trof was dit.

Afgezien daarvan, dat de institueering van de Christel. Geref. Kerk hier niet geheel overeenkomstig de feiten wordt voorgesteld — Dt Kromsigt zij verwezen naar het boek van Dr H. Beets „The Christian Reformed Church in North America" — en de scheiding van 1857 niet enkel een gevolg was van een geschil over de vrijmetselarij, blijkt Dr Kromsigt voor de Christelijke Gereformeerde Kerk aldaar groote sympathie te koesteren.

Zij huldigt volgens hem wel het „separatistisch beginsel", maar dat belet hem niet haar met waardeering tegemoet te treden..

Als voornaamste motief geeft hij daarvoor op, dat er vooral in de laatste jaren tusschen de Gereformeerde Kerk en de Christelijke Gereformeerde Kerk en vriendschappelijke verhouding is ontstaan.

Maar, zoo vragen we wederom, weet Dr Kromsigt niet, dat, wel niet door de Gereformeerde Kerken, maar dan toch door personen in de Gereformeerde Kerken als het ware om de vriendschap gebeden wordt van hen, die in de Hervormde Kerk op den bodem der Gereformeerde l)elijdenis staan ?

Gelukkig vindt die bede wel eenig gehoor.

Evenwel bij Dr Kromsigt en de zijnen helaas zoo goed als ni^t.

Kan dat nu werkelijk niet anders worden?

Moeten we eerst naar Amerika verhuizen om in de sympathie van Dr K. c.s. te deelen?

Als onze hooggeachte, broeder de hand eens over het hart streek, als hij hier eens dezelfde wilde zijn als in Amerika....

Welke prachtige perspektieven zouden zich openen!

Hoe dicht zouden, we elkander naderen!

Hoe heerlijk zouden we samenwerken op velerlei gebied!

Dr K. houde er zich van verzekerd: wij willen gaarne vrienden worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Modernistische GeloafsbelUdenis. VII.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1929

De Reformatie | 8 Pagina's