GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het rapport over den uitbouw der Belijdenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het rapport over den uitbouw der Belijdenis.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Ad c. Het verband en het onderscheid tusschen de b ij zondere openbaring en deHeiligeSchrift.

Werd in vroeger eeuw niet streng genoeg onderscheiden tusschen de bijzondere openbaring en de Heilige Schrift, waarvan de werken onzer Gereformeerde godgeleerden en ook eenigszins onze belijdenisschriften de sporen dragen, het heeft den Heero behaagd daarover meerder licht te doen opgaan. Het was, zoo wordt thans onder ons algemeen erkend, niet zonder oorzaak, dat de Heilige Geest niet de gansche bijzondere Openbaring heeft laten beschrijven, maar slechts een deel ervan.

De Bijzondere Openbaring als zoodanig werd gegeven voor hen, die in of kort na den tijd, waarin zij werd geschonken, leefden. Het deel echter, dat Hij deed opteekenen, was bestemd voor alle komende geslachten, voor de Kerk aller eeuwen. Dit is voor de leer der Schrift van het hoogste belang. Daardoor toch wordt haar karakter bepaald. Dit diepere inzicht heeft de kerk ten deele weer door worsteling met de dwaling verworven. Zij, die uit de Luthersche Reformatie waren voortgekomen, legden hoe langer hoe meer geringschatting voor het Oude Testament aan 'den dag. Onder invloeÏÏ van het Coccejanisme met zijn va; lsche verbondsleer, geloofden velen, dat het Oude Verbond was afgeschaft en daarmee ook het Oude Testament zijn normatieve beteekenis voor ons had verloren, ook al mocht er leering uit worden getrokken. Daaraan lag ten grondslag, dat dit deel der Schrift voor de tijdgenooten van gewicht was, maar voor ons niet meer. Op den huldigen dag wordt dat verkeerde beginsel zelfs toegepast op het Nieuwe Testament. Men gaat daarbij van de onderstelling uit, dat veel in de Heilige Schrift voor ons niet meer geldt. Tegen zulk een verminking van 3e Heilige Schrift heeft de kerk met alle kracht op te komen. Verklaarde de apostel Paulus, dat heel de Schrift des Ouden Verbonds nuttig was tot leering, tot wederlegging, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is, opdat de mensch Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust (H Tim. 3:16, 17), dit is in niet mindere mate van kracht voor heel de Schrift des Nieuwen Testaments. Dwaling in deze wordt afgesneden, door het vast te leggen, dat de opteekening van Tiet deel der Bijzondere Openbaring, dat wij in de Schrift bezitten, geschiedde ten behoeve van de kerk des Heeren tot op Christus' wederkomst.

Anderzijds rees de dwaling, dat er nog steeds bijzondere Openbaring van God uitgaat buiten de Schrift. Reeds Rome maakte zich hieraan schuldig door onder meer zekere traditie en de besluiten van conciliën op één lijn te stellen met de Schrift, vsraartegen ia art. 7 van onze "Ned. Geloofsbelijdenis uitdrukkelijk wordt gewaarschuwd. Maar dezelfde dwaling vertoonde zich nog in andere vormen, waarover onze belijdenisschriften zwijgen. Mystieke secten beschouwden het zoogenaamde „innerlijke licht", dat zij voorgaven te ontvangen, als een rechtstreeksche openbaring van God. En sinds de opkomst van het Piëtisme werd deze afwijking van de leer der waarheid uit het sectarisme naar de kerk overgebracht. Onder het masker van bevindelijkheid werden verschillende gevoelsbewegingen als rechtstreeksche openbaringen beschouwd, werd door tal van anderen de bijzondere Openbarmg tot ervaring of beleving herleid en werd m den Bijbel niets anders gezien dan een klassieke vertolking ervan, welke nieuwe en nadere vertolkingen niet uitsluit, terwijl tegenwoordig op een Woord Gods een beroep wordt gedaan, dat niet samenvalt met de Schrift, maar Tjreeder is en ook in inhoud daarvan verschilt. Tegenover 'deze aanslagen op de Heilige Schrift, ondernomen in naam van een Bijzondere Openbaring, die boven deze uitgaat, mag de kerk het zwijgen niet bewaren, zal zij haar eere van enkel bij de Schrift te leven, niet verbeuren.

Naar het oordeel der Deputaten beantwoordt artikel 3 van de Proeve aari. dit doel.

Ad d. De ingeving der Heilige Schrift.

Over de ingeving der Heilige Schrift spreken onze belijdenisschriften zich slechts spaarzaam uit. Onze confessie zegt alleen: , , 'Daarna heeft God door een bijzondere zorg, die Hij voor onze zaligheid draagt. Zijn knechten "den profeten en apostelen geboden, Zijn geopenbaarde Woord bij geschrift te stellen en Hijzelf heeft met Zijn vinger de twee tafelen der wet geschreven". Hier is dus alleen sprake van een gebod tot opteekening. Over de verdere aktie des Geestes bij de ingeving wordt gezwegen. En wel wordt in artikel 5 nog beleden: „En wij gelooven zonder eenige twijfeling al wat daarin begrepen is", maar daar wordt gehandeld over het gezag der Heilige Schrift en daaruit kan alleen door konsekwentie iets worden afgeleid voor de leer van de ingeving.

Dat onze belijdenisschriften zoo weinig omtrent deze leer bevatten kan niet verwonderen. Toen zij werden opgesteld, was de ingeving der Heilige Schrift niet in het geding. Daarover werd door heel de Christelijke kerk, hoe ook verdeeld, eenstemmig gedacht. Enkele latere afwijkingen waren, achteraf bezien toen reeds in kiem aanwezig, maar waren nog niet tot merkbare ontwikkeling gekomen. Daarmee kon uiteraard nog niet worden gerekend. Met een zeer beknopte belijdenis aangaande dit leerstuk kon alzoo worden volstaan.

Doch na de vaststelling van het Gereformeerde dogma inzake de Schrift, werden al spoedig leeringen verkondigd, welke het geloof aan de ingeving der Schrift trachtten te ondermijnen, Socïnianen, Arminianen, Calixtus en anderen stonden een opvatting van de Schriftinspiratie voor, welke in de 18e, maar vooral in de 19e eeuw door de zoogenaamde Vermittlungstheologie werd uitgewerkt en bekend staat als de d u a 1 i s t i s c h e inspiratie-theorie. Deze theorie verwierp de inspiratie niet geheel, maar hield in, dat alleen de heilswaarheden en de normen voor het zedelijke leven, door den Geest zijn geïnspireerd, maar dat historische, geografische en andere gegevens daarbuiten vallen. De aanhang, welke deze dwaling heden ten dage nog vindt, is nauwelijks te overschatten. ,

Ook werd in 3e Roomsche kerk weldra verdeeldheid in dit opzicht merkbaar. Door vele theologen werd een negatieve inspiratie-theorie gehuldigd, volgens welke de werking des Heiligen Geestes alleen zou hebben bestaan in een behoeden voor dwaling. Anderen nemen de approbatieve inspiratie-theorie aan: de Heilige Geest zou niet meer hebben gedaan dan het geschrevene goedkeuren.

Inmiddels werd door Schleiermacher de dynamische inspiratie-theorie uitgedacht, die ten onzent met de dualistische theorie door de Ethische theologen werd omhelsd. Volgens deze betreft de inspiratie niet de Schrift, maar slechts de personen der schrijvers. Hun inspiratie verschilt niet wezenlijk van die van andere vrome scTirijvers. Van onfeilbaarheid der Schrift, zelfs in het religieus-ethische, kan niet de rede zijn.

Niet onvermeld mag blijven, dat uit reaktie tegen de eerste afwijkingen van de zuivere leer der inspiratie door latere Gereformeerde theologen de mechanische inspiratie-theorie, welke in de oude kerk werd gevonden, maar waarmede de Hervormers in principe hadden gebroken, opnieuw werd opgerakeld en tot het uiterste werd doorgedreven. Door die theorie wordt het v^oorgesteld, alsof de Heilige Geest zich van de bijbelschrijvers als van mechanische krachten heeft bediend. En hoewel deze bij de wederopleving der Gereformeerde theologie in de 19e eeuw werd verworpen, en teruggegaan werd tot 3e echt reformatorische opvatting, worden de Gereformeerden nog altijd als voorstanders van de mechanische inspiratie-theorie ten toon gesteld. Geen verweer daartegen schijnt te baten. Al wil men aannemen, dat zij door dezen of genen theoloog wordt losgelaten, men iDlijft erbij, dat onze kerken als zoodanig nog steeds op dit standpunt staan. Daarom mogen onze kerken dit niet langs zich laten heengaan. Zij moeten o'fficiëel uitspreken, wat in deze de leer der waarheid is, opdat hun, die haar tegenstaan, de mond worde gestopt en alle voorwendselen en onjuiste voorstellingen worden ontnomen, maar bovenal opdat deze tegenstanders voor de leer, die naar de Schriften is, worden gewonnen.

Het verderfelijke van de dualistische, Roomsche en dynamische inspiratie-theorieën behoeft wel niet te worden getoond. Door haar wordt de Heilige Schrift geheel of gedeeltelijk wankel gesteld. Zij is althans ten deele louter menschenwerk en daarom niet volkomen betrouwbaar. Zoo wordt de grond des geloofs onder de voeten weggeslagen. Bij dit onheilig bedrijf mogen onze kerken niet lijdelijk blijven toezien ©n het getuigen daartegen aan de I geloovigen of de ambtsdragers in de plaatselijke kerken overlaten. Zij hebben gezamenlijk door de vaststelling van een hieuw dogma deze waarheid van de Schrift over de Schrift voor de consciënti© der menschen neer te leggen.

Art. 4 van de Proeve belijdt eerst positief, dat de Heilige Schrift tot in al haar bnderdeelen voorwerp is van de inspiratie des Geestes om zich daarna antithetisch te stellen tegenover de voorstanders van de dualistische inspiratie-theorie.

Art. 5, waarin speciaal de wijze van ingeving geformuleerd wordt, drukt eerst thetisch uit, wat door de mechanische, negatieve, approhatieve eri dynamische inspiratie-theorie wordt geloochend, om ten slotte de laatste dwaling, welke verreweg de gevaarlijkste is, met nadruk te verwerpen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Het rapport over den uitbouw der Belijdenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's