GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET VIJFDE GEBOD EN HET MODERNE LEVEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET VIJFDE GEBOD EN HET MODERNE LEVEN.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Enkele weken geleden heeft een ietwat eigenaardig dagbladbericlit vooral in opvoedkundige kringen nogal de aandacht getrokken. Bedoeld bericht deed verslag van een samenkomst, die een directeur van een inrichting voor Middelbaar Onderwijs ergens in ons vaderland, waar doet er niet toe, gehouden had met zijn leerlingen. In die samenkomst bracht deze directeur de gezellige avondjes ter sprake, die zijn leerlingen op geregeilde tijden hielden.. Hij bleek van hetgeen daar al zoo omging, goed op de hoogte te zijn. Het was hem niet alleen bekend, dat op de uitnoodigings-kaarten, die voor zulke onder-onsjes verzonden werden, die letters G. B. voorkwamen, maar tot vermaak van zijn jeugdig publiek bleek hij er ook achter gekomen te zijn, dat die letters beteekenden: Geen Bagage, waarmee de jongelui bedoelden, dat zij er niet op gesteld waren, dat ouders of verzorgers meekwamen, omdat zij heelemaal onder elkander wenschten te zijn.

Wanneer het zoo ver gekomen is, dat kinderen en ion^e menschen, die nog h^li kinderen zijn, ouders aanduiden als bagage, als pak en zak, die zij op hun levensreis voorshands nu eenmaal nog niet missen kunnen, maar waarvan zij toch zoo weinig mogelijk last wenschen te hebben, dan is wel alle piëteit volkomen zoek en in zóóver is dan ook dit kleine trekje van die twee letters als typeering van den tijd, waarin we leven, zeker niet zonder beteekenis.

De verleiding is groot om in verband daarmee een klaaglied aan te heffen over de tuchteloosheid, ja erger, de verwildering van de moderne jeugd'. Zulk een klaaglied zou inderdaad heel wat coupletten kunnen bevatten, want er is meer dan stof genoeg voor, maar dan zou er billijkheidshalve toch een inleiding aan moeten voorafgaan die een antwoord gaf op de vraag: hoe is de jeugd zoo geworden ? Waar liggen de diepere oorzaken van haar steeds toenemende opstandigheid ?

En dan zou het insgelijks een eisch van billijkheid zijn, te erkennen, dat onze tegenwoordige jeugd opgroeit in een geestelijk klimaat, dat tot het kweeken van piëteit, ontzag, eerbied tegenover ouderen, om het nu maar niet te kras te zeggen, weinig bevorderlijk is.

De democratische richting, waarin onze tijd zich beweegt en die op zichzelf een zegen is te achten wanneer zij geleid wordt in de juiste bedding, is door het valsche licht van het revolutionaire ideaal geheel en al uit het goede spoor geraakt en wie verder ziet dan het oogenblik, vraagt zich met zorg af: waar gaan wij heen? Wij krijgen zoo nu en dan het onbehagelijk gevoel van in een wagen te te zitten, die 70, 80, 90 K.M. per uur rijdt. Maai vfij weten, dat de remmen niet in orde zijn. Alles gaat goed, zoolang zich op den gladden, geruischloozen weg niets voordoet, maar er moet ook niet zooveel gebeuren, of wij gaan met wagen en al omver.

De voortdurend sterker wordende revolutionaire tendenzen in onze samenleving forceeren een steeds verder doorgevoerd nivelleeringsproces, dat alle menschen naast elkaar plaatst op één vlak. Stelselmatig wordt aangestuurd op een toekomst, waarin alle verschil in rang en stand, positie en plaats zal zijn verdwenen. Voor de fijne constructie, die God onze Schepper voor de verschillende geledingen van het menschelijk gemeenschapsleven heeft verordineerd, en die als zij naar het goddelijk plan uitgevoerd werd, het gebouw zou maken tot een harmonisch geheel, mist onze tijd het oog. Dat er in onze menschelijke gemeenschap groepen en kringen zijn met een eigen leven en levenswet, met ©en eigen orde en een eigen fimctie, daar wordt ruwweg overheen geloopen. Als het revolutionaire ideaal werkelijkheid werd dan zou straks ons volk, ja eindelijk heel de wereld niet anders zijn dan de som van eenige miljoenen los naast elkaar staande individuen, die zoodra er één was, die zich Iets hooger wilde opv/erken dan de massa, hem onmiddellijk en hardhandig naar beneden zouden trekken met de vraag: wie heeft u tot een overste en rechter over ons gesteld? Steeds dieper dringt een geest door die geen ordening duldt, waarin hoogei en lager, meer en minder, boven en beneden als iiatelijke verschillen worden gehandhaafd. In de staatlrande mag liefst niet gesproken worden van ovorlieid en onderdaan, maar moet, wat dan nog regeering heet, uitvoerster zijn van 'den volkswil. Op maatschappelijk gebied heeft de vaktaal van de laatste jaren de namen: baas en knecht, patroon en arbeider geschrapt om ze te vervangen door die van werkgever en werknemer en dat er in het kerkelijk leven nog ambten zijn, als dragers van een hooger gezag, wordt door velen met onverholen ironie, zoo niet met fel sarcasme beschouwd als een verouderd begrip.

Zoo wordt de boeiende verscheidenheid van het menschelijk gemeenschapsleven gewrongen en geperst in een alles vervlakkende eenvormigheid en worden de wortelen van dit leven uitgerukt uit den gezonden, door God zelf - ^oor hen bestemden voedingsbodem om het allengs te laten verdorren in den steenachtigen grond van eindelooze menschelijke voorschriften. Want één gedachte beheerscht de geesten en de opvattingen en die gedachte is door de uitnoodigingskaart waarvan in het begin van dit artikel sprake was, kort en bondig geformuleerd: G. B., Geen Bagage, geen van boven opgelegd gezag, dat majestueus den mensch aan zijn leiding onderwerpt en hem tot verantwoording roept.

Is het wonder, dat jonge menschen die in zulk een atmosfeer opgroeien, de verzenen tegen de Drikkels slaan? Zij doen feitelijk niet anders dan iet voorbeeld volgen dat ouderen hun geven. Niemand onder ons zal eraan denken, het voor deze opstandige jeugd op te nemen en haar dikwijls alle perken te buiten gaande vrijpostigheid te verdedigen. Maar, zooals de ouden' zongen... Wie wind zaait, zal storm oogsten. Wanneer de ouderen zelf voorgaan in het afwerpen van wat zij als hindetrlijke bagage voelen, wat kunnen wij dan anders verwachten dan dat de jongeren Baar voor zich de consequenties uit trekken?

Maar nu komt daar het vijfde gebod met zijn indrukwekkenden eisch: eer, eer uw vader en uw moeder, eer allen die over u gesteld zijn. Dat klinkt vreemd, als een lang weggestorven geluid, erger dan vreemd, het klinkt bijna vijandig in de ooren van den modernen mensch. Want e er en is — vooral het oorspronkelijk Hebreeuwsche woord laat dat sterk uitkomen — iemand voor gewichtig houden, hoogachten, tegen hem opzien, eerbied hebben, ja erger nog, tienmaal erger, het beteekeat als het erop aankomt: buigen!

Een samenleving, waarin menschen elkaar eeren, naar den geest van dit gebod, is een samenleving, waarin verschillen van rang en stand, positie en naam niet maar met lijdelijk verzet worden geduld, maar gul en grif in hun beteekenis worden erkend. Dit gebod om te eersn, brengt, om zooi te zeggen, de hiërarchische lijn in het gemeenschapsleven. Het vijfde gebod ziet niet alle menschen op één hoogte, op één vlak naast elkaar. Het ziet ze als een opklimmende reeks, die uit de laagte omhoog rijst, als deelen van een geheel, zóó, dat niet het heele lichaam oog is of oor of hand of voet, maar als een lichaam, waarin sierlijke leden zijn en minder sierlijke, een hoofd dat denkt, een hand die uitvoert, een hart dat voortstuwt, een voet, die volgt. Het ziet: ongelijkheid allerwege in ouders die eer hebben te vorderen en kinderen die eer hebben te brengen, in meerderen die hebben te gebieden en minderen di© hebben te buigen, in overheden die hebben te regeeren en onderdanen die hebben te gehoorzamen. Het ziet den mensch door het leven gaan, van alle kanten omgeven door een gezag dat bij eiken stap dien hij doet, zich laat gelden. Het kent geen sterveling in de wereld die zich de weelde zou kunnen veroorloven van een onbeperkt zelfbeschikkingsrecht: zelfs de grootsten én de hoogsten vinden altijd weer machten boven zich.

T. FERWERDA.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

HET VIJFDE GEBOD EN HET MODERNE LEVEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1930

De Reformatie | 8 Pagina's