GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het gebed om den kinderzegen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebed om den kinderzegen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Is het de plicht van gehuwden, om den kinderzegen te bidden? " vraagt een onzer lezers.

Als ik me met een baaidigheidje van deze vraag wilde afmaken, zon ik kunnen volstaan met de wedervraag: Sedert wanneer het onder ons gewoonte is, onderzoek te doen naar onzen plicht om van onzen God te vragen, wat we een zegen achten ?

In den regel toch hebben we voor dergelijk bidden den prikkel van. den plicht niet noodig.

Maar ik wil me* van deze vraag niet op het gemakkelijkst afmaken. — Daarvoor acht ik haar véél te belangrijk en véél te actueel. — En ik wil het niet doen met deze wedervraag, omdat ik heel goed begrijp, hoa inzender er toe kwam zich zoo uit te drukken. Hij dacht daarbij, naar ik vermoed, aan het droeve feit, dat veler blik zóó vervalscht is, dat ze geen zegen meer kunnen zien in wat naar Gods Woord toch inderdaad een zegen i s, en daarom ook een zegen moet blijven heeten.

Misschien ook — en in verband met zijn vraag, lijkt dat me waarschijnlijker; al zou men in dat geval ook verwacht hebben, dat ze een beetje anders luiden zou — dacht hij daarbij aan de mogelijkheid, dat gehuwden in omstandigheden geraken, waarin wat anders een zegen is voor hèn. ophield een zegen te zijn. — Doch, hoe dit zij — dfi. bedoeling der vraag is wel duidelijk.

Die bedoeling moet zijn: ten eerste, of alte' gehuwden moeten begeeren kinderen te krijgen; , eu in de tweede plaats, of ze de vervulling van deze begeerte in gebed behooren af te smeeken van God.

En dan moet deze dubbele vraag, zonder eenigeu twijfel, bevestigend beantwoord worden.

De eerste, omdat de voortplanting van ons menschelijk geslacht, en daarin de opbouwing van Gods kerk en de komst van Gods Koninkrijk, behoort tot het doel, waarmee God de Heere het huwelijk instelde.

Eénig doel van het huwelijk is ze stellig niet. Ook in andere opzichten is de vrouw, in het huwelijk, den man gegeven tot een hulpe.

Maar hoezeer, bij het uitdenken, het mogelijk maken en het instellen van het huwelijk dooi onzen God, de voortplanting, van het menschelijk geslacht op den voorgrond stond, blijkt reeds uit het geslachtelijk onderscheid, waarin man en vrouw op het huwelijk zijn aangelegd.

En God de Heere sprak het zélf, en met veel nadruk, uit in wat Hij in den zegen, dien Hij Adam en Eva, in hun echtelijke vereeniging, schonk, voorop liet gaan: „Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt."

Elke zegen Gods houdt een gebod in, wijl zegen altoos een of ander goed is, dat alleen in ©en bepaalden weg, den weg der gehoorzaamheid, verkregen wordt.

Doch déze zegen draagt daarvan, tot in zijn woorden toe, het stempel: de zegen in 't „zijt vruchtbaar" maakt de vermenigvuldiging mogelijk. Doch het, - , Verm-enig Vu 1 digt u" zegt, dat zijn vrucht

niet vCTBIfffpri"'wórdt 'daii'dobr éeii' daad' van gehoorzaamheid van 'smenschen zijde.

Dit: „Weest vruchtbaar" is de eerste zegen voor gehuwden. En het „vermenigvuldigt u" daarmee het eerste' g e b o d, dat ze hebben te gehoorzamen.

Wie gehoorzaamheid aan Üit gebod weigert, en, dezen zegen niet als een zegen eert en zoekt, en tóch gaat trouwen, gedraagt zich daarom als een opstandeling en dief jegens God. En wie ten huwelijk kwam, en de vruchtbaarheid geen zegen achtte en de vermenigvuldiging niet begeerde en zocht, zou zich in zijn echt jegens God gedragen aJs een revolutionair en roover.

Er is nauwelijks een tergender verachting van den zegen en van het gebod Gods denkbaar dan in het voor zich opeischen van het huwelijk, met afwijzing van het doel waartoe God het verordende.

doel waartoe God het verordende. Het is een onbeschaamdheid die aan het duivel-

sche grenst. Wie ten huwelijk gaat of tot het huwelijk kwam, moet in het huwelijk zoeken wat God met het huwelijk bedoelde, moet in het huwelijk begeeren, wat God dóór 't huwelijk geven en werken wil: hij moet zich heiligen tot mede-arbeider Gods.

In dit licht plaatsen ook onze kerken'het huwe­

lijk in haar Formulier tot zijn bevestiging. Als daar de redenen worden genoemd' waaromj God den huwelijken staat heeft ingesteld, wordt wel ook, en in de eerste plaats, in overeenstemming met Ef. 5j gedacht aan den heiligen en teederen "liefdesplicht die man en vrouw in den echt jegens elkander hebben te vervullen — maar volgt onmiddellijk daarop het zoeken en opvoeden van een zaad voor den Heere. En in 't gebed voor de pasgehuwden neemt niets zulk een breeds plaats in als de bede om den kinderzegen.

in als de bede om den kinderzegen. Dit veronderstelt, dat die bede op den trouwdag leeft in het hart van die ten huwelijk gaan, en bedoelt ze bij hen voort te doen leven gedurende al de huwelijlTsiaren, waarin ze hope van

verhooring mag hebben. En aan deze veronderstelling zal de werkelijkheid, aan deze bedoeling de begeerte beantwoorden, bij

wie in de vreeze Gods ten huwelijk gaat. Die verstaat genoeg van de genade en de eere —• .ze zijn onuitsprekelijk! — Jiier een mede-arbeider Gods te mogen zijn, om vurig te begeeren, dat zijn echt beantwoorden moge aan de hooge en heilige

bestemming die God daaraan gaf. Die zal deze brandende en heilige begeerte ook

maken tot inhoud van zijn gebod. En hij zal er niet bij denken aan. een drukkenden plicht, aan een kwellend moeten — maar ervoor

danken als een genadig mógen. Doch ja, dan is er in dit bidden toch óók een heilige plicht, in zoover het is: een eeren van Gods souvereine beschikking —• nergens van zoo overweldigende majesteit als hier, en een eerbiedig stellen in zijn dienst van ons-zelven en van ons

huwelijk. Of er dan voor gehuwden geen omstandigheden denkbaar zijn, die hen de begeerte naar kinderen of naar méér kinderen, en het gebed, dat God ze hun geven moge, moeten doen onderdrukkeia?

ze hun geven moge, moeten doen onderdrukkeia?

Ongetwijfeld. Maar die omstandigheden kunnen nooit liggen in de beperktheid van inkomen, in de zorgen gelijk men die, bij toenemend kindertal, zich in de toekomst denlüt. Zich daardoor te laten beheerschen in zijn begeeren en zijn bidden is ongeloof, is God het vertrouwen opzeggen, om zelf voorzienig-

heidje te gaan spelen. Doch er zijn ongetwijfeld andere, door God zelf in ons leven beschikte gegevens denkbaar, die ons verbieden vermeerdering van het aantal kinderen

te begeeren. Die omstandigheden bespreken kan ik hier niet. Ieder moet trouwens tusschen God en zijn consciëntie beoordeelen, of ze er in zijn leven zijn. Elk geval moet hier op zichzelf beoordeeld. Alge-

meene regelen zijn hier niet te stellen. Doch dit zij daarbij dan toch altoos bedacht, dat zoo .die omstandigheden er waarlijk zijn, er nog een andere roeping is dan niet-begeeren van en niet-bidden om

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Het gebed om den kinderzegen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's