GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Eet vierde krulswoord onzes Heeren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eet vierde krulswoord onzes Heeren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Me werd verzocht, in deze rubriek te willen beantwoorden een tweetal vragen, die het vierde kruiswoord bij inzender deed oprijzen, en die steUig ook tal van anderen onder onze lezers niet vreemd zullen zijn.

Dat vierde kruiswoord onzes Heeren luidt, gelijk men weet: „Eli, Eli, lama sabachtani", d.w.z. „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten? "

De eerste vraag erover is: hoe we het moeten verstaan, dat Christus met een ^, waarom? " den Vader rekenschap vraagt van zijn bitter lijden, tervrijl de Schrift ons overal elders leert, dat al zulk rekenschap vragen aan God aangaande eenig lijden dat Hij ons oplegt, in strijd is met den eerbied, het vertrouwen en de onderwerping die we Hem schuldig zijn.

En de tweede: hoe Christus, die zelf God was, van God verlaten kon zijn?

Wat de eerste vraag betreft — we zouden dit „waarom? " zeker niet in Jezus' mond kunnen verstaan, als het, gelijk vrager veronderstelt, bedoelde den Vader rekenschap af te eischen van zijn doen. 't Zou dan een uiting zijn van dezelfde aanmatiging en van hetzelfde ongeloof, als het óns in moeilijke en donkere wegen wel naar de lippen kan drijven.

Doch hoe weinig het dat bij den Heiland geweest kan zijn — daarvoor zijn zijn volstrekt-heilige persoon, zijn volmaakte gehoorzaamheid en onderwerping aan den Vader, het getuigenis dat de Vaider bij zijn komst in 'tvleesch, bij zijn voorstelling in den tempel, bij zijn Doop in den Jordaan, op den berg der verheerlijking, in zijn opwekking uit de dooden, in zijn verhooging in heerlijkheid, en in het Woord des Evangelies, Hem gaf, ons afdoende waarborg.

Waar dan nog bijkomt, dat Christus ook zulk een rekenschap van den Vader niet noodig' had, wijl Hij zelf met volle klaarheid wistj waarom het schrikkelijk lijden waaraan Hij aan het kruis^ naar ziel en lichaam, ten prooi was, óver Hem komen, moest. Dat vsrist Hij niet alleen met goddeMjke kennis van alle eeuwigheid, maar daarvan; toonde Hij, gedurende zijn omwandeling op aarde; ook in. zijn men schel ijk weten volle zekerheid te hebben.

Dit sluit tegelijk nog een andere mogelijkheid, uit — waaraan vrager niet dacht, maar die we in' 't algemeen toch niet uit het oog mogen, verliezen — dat Christus n.l. bij ootmoedige en vertrouwensvolleonderwerping aan den Vader met dit „waarom", evenals dit den heiligen in Oud en Nieuw Testament wel overkwam, geroepen zou hebben om licht over wat voor Hem in het dO'nker lag.

Intusschen behoeven we ons, om overtuigd te zijn, hoe ver elke gedachte om den Vader rekenschap af te eischen, bij zijn vierde kruiswoord, van Jezus' ziele was_, niet te bepalen tot de getuigenissen aangaande zijn zondelooshe'id in 't gemeen.

Dit kruiswoord zelf bewijst het ons. Want^ hoe zouden, we ooit overtuigender bewij's hebben kunnen krijgen, dat ook in deze bangste oogenblikken van zijn schrikkelijk lijden, het geloof van onzen Heiland geen oogenblik wankelde, en de onderwerping aan den Vader Hem geen oogenblik begaf, dan in dat roepen: „Mijn God, mijn God? "

• Mijn God! Dat is de belijdenis van zijn onderwerping.

En Mijn God! — Dat is de belijdenis van zijn onwankelbaar geloof.

En datzelfde geloof en diezelfde onderwerping blijken ook zoo heerlijk in heel den 22sten Psalm, waaraan Christus dit woord ontleende.

De verzen 4, 10, 11 en 20 toonen, hoe Davids ziel, op hetzelfde oogenblik waarin hij klaagde: „Mijn God, mijn God, waaro^m hebt Gij mij verlaten? " volhardde in geloof en onderwerping, en hoe er niets in hem was van den hoogmoed en van het wantrouwen, die er een mensch toe drijven Gode rekenschap te vergen van zijn doen. De Psalm eindigt zelfs in een triumflied, en in een lofzang ter eere van de goedertierenheid en de trouw des Heeren — zóó hooggestemd en zóó innig, als er maar weinige in ons Psalmboek te vinden zijn.

Neen, Jezus' „waarom" is geen vraag die rekenschap eischt, maar een klacht. Een-klacht, die opkomt uit Jezus' smartelijk doorvoelen van - de tegenspraak, die er is tusschen zijn uit-en inwendig ervaren, en zijn persoonlijke verhouding tot God den Heere, als de rechtvaardige en vlekkeloos heihge.

. En hiermee raken we aan die huiveringwekkende diepte in het lijden onzes Heeren, waarin het Süt-' wööi'd hgt op de tweede vraag die ons gedaan

werd: boe Christus, die toch de Z; Oon van God en zélf God was, door God verlaten kon zijn.

Om te verstaan, boe deze verlatenheid over Jezus ziel kon komen, moeten we bedenken, dat Christus leed en stierf als de Borg en Middelaar van zijn volk; dat Hij, „die geen zonde gekend heeft, voor ons tot zonde werd gemaakt"; dat de gezegende des Heeren „tot een vloek werd" om onzentwil, en dat Hij daarom de volle straf der zonde dragen moest, die wij hadden verdiend.

Die volle straf der zonde, die volle werking , van den vloek nu, doet de Schrift ons kenneai als het verlaten zijn van God (2 Thess. 1:9), d.w.z. bet uitgesloten-en-afgesneden-zijn van elke, ook de geiringste, ervaring van Gods goedertierenheid en gunst.

En het is uit die schrikkelijke doorleving daarvan, dat Jezus kermde in bet vierde der kruiswoorden. (Zie vraag en antwoord 44 van den Heidelb. Catb.)

Dat de Middelaar naar zijh hoog-heerlijken persoon de Zoon van God was, is daarmee niet in tegenspraak. Want, gelijk de Schrift ons leert en wij daarom belijden (H. C. Zondag' 6 en vr. en antw. 37 en Nederl. G. B. art. 19) droeg de Heiland de straf der zonde, en derhalve ook deze verlatenheid van den Vader, alleen in zijn menscbelijke natuur.

Zoomin als bet met Jezus' godheid in strijd was, dat Hij leed en stierf, dat Bij opstond en ten hemel voer — even weinig is het met haar in strijd, dat Hij aan bet kruis heeft doorleefd de verlatenheid van God die de verschrikking en bet Igden der hel is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 december 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Eet vierde krulswoord onzes Heeren.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 december 1930

De Reformatie | 8 Pagina's