GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het rapport der Onderwijscommissie en onze scholen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het rapport der Onderwijscommissie en onze scholen.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

in. Het Subsidie.

Ill dil slotartikel worden de voorschriften besproken betreffende het bedrag van het subsidie: , en de wijze, waarop hét verkregen wordt.

De strekking van de wijzigingen, die de Staatscommissie voorstelt, is niet om te geralsen tot hoogere uitkeeringen aan bijzondere scholen. In het algemeen, komen thans reeds alle uitgaven der bijzondere school, voorzoover zij niet door de schoolgelden worden gedekt, voor rekening van de openbare kassen. Financiëele moeilijkheden doen zich nog wel voor bij scholen, vóór , 1920 gesticht, wanneer zij gebukt gaan onder den last van oude schulden; en bij enkele scholen, die zidr niet tevreden stellea met het verplichte aantal onderwijzers, en' voor eigen rekening boventallige onderwijzers aanstellen. Hiervoor kan de openbare kas niet opkomen. De Wetswijziging om te komen tot hoogere uitkeeringen, is dan ook vanwege het bijzonder onderwijs niet gevraagd. Met het buitengewoon onderwijs staat het anders; daarop wordt straks teruggekomen. Wanneer men de wijzigingen nagaat, welke de Staatscommissie ten aanzien van het sub'sidi© voor scholen voor gewoon en u.l.o. voorstelt, zal men zien, dat deze minstens evenzeer in het financieel belang der gemeente zijn, als in dat der bijzondere sohool. Natuurlijk kon het van de Commissie niet verwacht worden, dat zij fouten in de wet in stand zou houden, indien deze tot financiëele bevoordeeling der bijzondere school konden leiden.' Maar hel; is ook in het belang der bijzondere school zelve, dat zulke fonten verdwijnen. Wanneer eene bijzondere school door een fout in de wet een buitenkansje krijgt, waarop zij redelijkerwijs geen aanspraak heeft, brengt dat de bijzondere school maar in opspraak en doet het haar meer nadeel dan voordeel. De wettelijke regeling van de verhouding van gemeente en bijzondere school moet zóó zijn, dat beide daarin duurzaam bevrediging kunnen vinden.

Bespreken wij thans de voornaamste wijzigingen, die de Commissie voorstelt.

In de eerste plaats heeft zij er zich op toegelegd, eene scherpe en duidelijke afscheiding te maken tusschen de uitgaven, welke het schoolbestuur bij den bouw of verbouw of verandering van inrichting van eene school rechtstreeks van de gemeente vergoed krijgt, en de uitgaven, welke het schoolbestuur moet dekken door de jaarlijksche gemeentelijke uitkeering per leerling. Thans doet zich het bezwaar v.oor, dat uitgaven, welke naar haar aard onderhoudsuitgaven zijn (vervanging van door langdurig gebruik onbruikbaar geworden leer-en hulpmiddelen en schoolmeubelen), ten gevolge van de wettelijke bepalingen als kapitaalsuitgaven vergoed worden, terwijl dit bezwaar nog aan beteefcenis wint, omdat diezelfde uitgaven bij de bepaling van het maximum van de gemeentelijke vergoeding voor exploitatiekosten mede in aanmerking moeten worden genomen. Door de omschrijving die de Commissie geeft van de kapitaalsuitgaven en exploitatieuitgaven wordt dit bezwaar opgeheven.

To't de vakken van het lager onderwijs behoort ook de lichamelijke oefening. Weliswaar wordt het onderwijs hierin eerst 1 Januari 1936 verplicht^ doch eene school gaat niet buiten de grenzen van haar taak, wanneer zij reeds thans dit onderwijs geeft. Hier rijst nu de, uit financieel oogpunt zeer belangrijke, yraag van den bouw van gymnastiek­ lokalen. Het zou ergerlijke verkwisting zijn, wanneer aan iedere openbare en bijzondere school een gymnastieklokaal verbonden werd. Vele scholen zouden die lokalen slechts enkele uren per week gebruiken. Het ligt voor de hand dat in de eerste plaats gestreefd moet worden naar het gezamenlijk doen gebruiken van één gymnastieklokaal door verschillende scholen. Reeds thans _ geschiedt dit, doch de wettelijke bepalingen betreffende de lokaliteit voor bijzondere scholen hebben hierin niet voorzien, en eischen in het algemeen, dat de bijzondere school eigenares wordt van de te harer beschikking gestelde lokaliteit. De Staatscommissie geeft in overweging ten aanzien van een gyimiastie'klokaal genoegen te nemen met een ingebruikgeving aan de bijzondere school gedurende bepaalde uren, echter alleen indien en voor zoolang deze. urai onder goedkeuring van den Inspecteur zijn geregeld. Tegen willekeurige behandeling wordt de bijzondere school daardoor beschermd.

De Staatscommissie is echter nog een stap verder gegaan. Zij meende, < iat het niet aanging, mét ingang van 1 Januari 1936 te «ischen dat in het kleinste dorp en in de kleiaste gehuchtsschool gymnastiekottderwijs zal worden gegeven. Daarom stelt zij voor, dat in bijzondere gevallen door den Minister daarvan vrijstelling zal kunnen worden verleend. Is die vrijstelling verleend, dan heeft een school of schooltje redelijkerwijs niet meer behoefte aan een gymnastieklokaal.

Eene andere wijziging, w-elke op de stichting van lokaliteit van bijzondere scholen betrekking heeft, betreft de uitkeering van de voor schoolbouw noodige gelden. De wet bepaalt thans, dat na de storting van de waarborgsom de gelden worden beschikbaar gesteld. Letterlijke uitvoering van dat voorschrift is niet in het belang van do gemeente, die dan zou betalen voordat het noodig is, noch in. het belang van het schoolbestuur, dat het risico moet loopen, aan de bewaring van zeer groote geldsommen verbonden. De Staatscommissie stelt voor de verstrekking te doen plaats hebben in zoodanige temiijnen als het schoolbestuur, met het oog op de te verrichten betalingen, noodig oordeelt; in verscheidene gemeenten is dit - reeds thans de practijk.

Van meer beteekenis is hetgeen de Staatsco'mmissie voorstelt omtrent inkomsten, die een schoolbestuur uit een schoolgebouw kan trekken. Lokalen kunnen gedurende de avonduren kosteloos voor vergaderingen woerden beschikbaar gesteld (mits de kosten voor vuur en licht, die niet als onderwijsuitgavea\ kunnen worden aangemerkt, niet uit de gemeentelijke uitkeering voor exploitatiekosten worden bestreden). Het schoolbestuur kan ook lokalen gedurende de avonduren verhuren. Zelfs kan het voorkomen, dat (bijv. de eerste jaren na de opening der school) niet alle lokalen gedurende de schooltijden gebruikt worden, en één of twee lokalen voor eene kleuterschool of voor andere doeleinden worden beschikbaar gesteld. De Staatscommissie stelt nu voor, dat inkomsten, die het schoolbestuur uit het gebouw trekt, aan de gemeente ten goede komen; en dat. wanneer lokalen regelmatig in de schooltijden gebruikt worden voor een ander doel dan voor lager onderwijs, het schoolbestuur daarvoor een redelijke vergoeding moet vragen. Het gebouw is geheel door de gemeente betaald en wordt aan het schoolbestuur gegeven om het voor de school te gebruiken, niet om exploitatiewinst te maken, noch om andere instellingen op de been te houden.

De gemeentelijke uitkeering voor exploitatiekosten heeft tot een groot aantal geschillen geleid over de vraag, wat uit die uitkeering mag worden betaald'. Moeilijkheden gaf daarbij vooral dé uitdrukking: „andere uitgaven, ter verzekering van den goeden gang van het onderwijs".

Teneinde aan alle beperkende uitleggingen, die met de strekking der regeling in strijd' zijn, een einde te maken, stelt de Staatscommissie voor inplaats van die uitdrukking te lezen: „alle andere kosten van het lager ondei'wijs". Van belang is die wijziging y; ooral met het oog op de berekening van wat de gemeente per leerling voor exploitatiekosten uitgeeft. Wat de bijzondere school betreft, wordt in het ontwerp der Staatscommissie in een ander artikel uitdrukkelijk bepaald, dat de jaarlijksche ganeente-uitkeering strekt tot bestrijding van de kosten der school, voorzoover die kosten niet uit anderen hoofde door Rijk of Gemeente zijn of woirden vergoed. Het zal het schoolbestuur dus ook vrijstaan, wanneer het nog een bedrag beschikbaar heeft uit de gemeentelijke uitkeering, daaruit eene uitgave te bestrijden, die het ook rechtstreeks van de gemeente zou kunnen vergoed krijgen als kapitaalsuitgave. Wanneer daardoor bereikt wordt, dat voor eene uitgave van enkele tiejitallen guldens voor nieuwe leermiddelen of voor kleine veraaderingen aan het gebouw de omslag vermeden wordt, die aan eene aanvrage bij het gemeentebestuur verbonden is, is dit ook voor de gemeente-administratie eene ontlasting.

Van veel belang voor de bijzondere school is het dat aan het begin van het jaar bekend zal zijn welk bedrag per leerling voor exploitatiekosten beschikbaar is. Terecht wordt erover geklaagd, dat de schoolbesturen thans eerst lang na het verstrijken van een kalenderjaar vernemen welk bedrag zij dat jaar voor exploitatiekosten hadden mogen besteden. 'De Staatsco'mmissie wil de gemeentebesturen verplichten, tegelijk met het vaststellen der gemeentebegrooting het voor exploitatiekosten beschikbaar bedrag per leerling te bepalen, zoowel voor het openbaar als voor het bijzonder onderwijs. Is dit bedrag onredelijk laag, dan kan een schoolbestuur daartegen bij Ged. Staten bezwaar maken. Aan het eind van vijf jaar (thans drie jaar) zal worden vastgesteld of de bijzondere school het beschikbare bedrag al dan niet heeft uitgegeven voor de school. Is voor de openbare school per leerling meer uitgegeven, dan wordt in het volgend jaar het bedrag voor de bijzondere school dienovereenkomstig verhoogd.

Ten einde niet aau het einde van de vijfjarige periode vijf jaarrekeningen tegelijk te moeten vaststellen, zal aan het einde van ieder jaar het bedrag worden vastgesteld, dat voor de openbare school en voor de bijzondere scholen is uitgegeven. In de regeling voor de vergoeding voor boventallige onderwijzers door de gemeente stelt de Staatscommissie enkele wijzigingen voor. De klassedeeler zal tijdig worden bekend gemaakt, zoodat 'dé schoolbesturen kunnen weten, wanneer zij voor rekening der gemeente een boventalligen onderwij'zer kunnen .aanstellen. Daartegenover staat, dat de boventallige onderwijzer van de bijzondere school slechts één jaar (thans twee jaar) voor rekening van de gemeente blijft, nadat de gemeente heeft opgehouden een boventalligen onderwijzer te hebben. Voorts zal bij ziekte van den boventalligen onderwijzer ook diens plaatsvervanger voor rekening der gemeente komen.

Het zijn slechts de belangrijkste voorstellen der Staatscommissie, die in deze artikelen zijn besproken. Zij doet nog vele andere voorstellen tot het wegnemen vgn kleine oneffenheden en tot verbetering van de redactie der wet. Vermelding verdient nog, dat zij voor het buitengewoon onderwijs de financiëele gelijkstelling wil doorvoeren voor de scholen voor zwakzinnigen en zeer zwakzinnigen, alsmede voor de scholen voor schipperskinderen en voor kramerskinderen. Met d.eze voorstellen is eene veiTneerdering der uitgaven gemoeid', welk© na verloop van jaren tot een millioen zal stijgen. Ten aanzien van het overige buitengewoon onderwijs (blinden, slechthoorenden, doofstommen, gebrekkigen, psychopathen, enz.) stelt de Staatscommissie voor, dit alleen in bijzondere scholen ta doen geven. Ihans zijn trouwens alle deze scholen bijzondere scholen, met één uitzondering, waarvoor een overgangsbepaling wordt voorgesteld. Van financiëele gelijkstelling zal bij deze scholen niet gesproken kunnen worden. Bij algemeenen maatregel van be-

stuur zal voor haar eene subsidieregeling worden vastgesteld.

De voorstellen der Staatscommissie inzake de opleiding van onderwijzers laat ik, om niet te uitvoerig te worden, thans rusten.

Voor het bijzonder onderwijs ligt de beteekenis van de voorstellen der Staatscommissie in de eerste plaats in de toepassing der financiëele gelijkstelling op het onderwijs aan zwakzinnigen en schipperskinderen. Van beteekenis is voorts het wegvallen van de verklaring der ouders bij de aanvrage van gelden voor schoolstichting, door welke verklaring thans de stichting van bijzondere scholen zonder eenig nut tot voorwerp van politieken strijd wordt gemaakt. Voorts wil de Staatscommissie eenig© subsidievoorwaarden verzachten, welke meer dan noodig is de vrijheid van de school beperken. Ook worden een aantal andere kleine en groote bezwaren, ' opgeheven, die bij de toepassing van de wet aan het licht gekomen zijn. Eindelijk zal de als bezuinigingsmaatregel voorgestelde beperking van het aantal verplichte onderwijzers ook de bijzondere school treffen.

Mr V. H. RUTGERiS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Het rapport der Onderwijscommissie en onze scholen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's