GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Krijgslist.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Krijgslist.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Maar de krijgslist dan? De krijgslist — die toch wel een heel opzettelijk© misleiding is van den naaste, en — een .niisleiding tot zijn schade on ondergang?

Inderdaad, zoo oppervlakkig bezien ^ zoo. oppervlakkig en vluchtig als de meest© menschen in onzen haastigen tijd heel den oorlog zien — schijnt de krijgslist wel het toppunt, niet alleen van wreedheid, maar ook van misleiding en bedrog.

Ja —^ en toch heeft de consciëntie der menschen onder alle volken en in all© eeuwen — behalve hier en daar in abnormale tijden, in tijden van overprikkeld en verdwaald sentiment — er zich nooit tegen verzet.

En nooit werd het ergens oorlog, of ook de ernstigste en humaanste veldheeren en aanvoerders hebben zonder gewetensbezwaar hun t^enstanders door allerlei krijgslisten trachten te overtroeven.

Dat zegt niet alles. Zeker niet. Maar het zegt toch iets, en — het zegt véél.

Doch er is wat méér en è, lles zegt. 't Is dit, dat God-zelf niet alleen bij zijn gerichten over de goddeloozen meermalen tewerk ging, zooals een Koning in oorlog te werk gaat tegenover zijn vijanden; maar dat Hij de aanvoerders van zijn volk Israël, in hun oorlogen tegen hun vijanden, meer dan ééns bevolen heeft krijgslisten aan te wenden.

Om twee algemeen-bekende voorbeelden te noemen : toen Jozua bevel ontving de inwoners van Ai aan te tasten (Jozua 8) beval de Heer© uitdrukkelijk het leger van de Ai-ieten, bij zijn uitval uit de poort, door een hinderlage, achter d© stad opgesteld, te doen overrompelen en omsingelen. En toen Da'vad in het dal Refaïm, als veldheer in dienst van den Koning Israels, op zijn vraag, Gods toestemming kreeg, de Filistijnen aan t© vajlen, kreeg hij eveneens in last door een achterlage den vijand te verschalken.

Met deze voorbeelden staat het geoorloofde van de krijgslist, voor wie de Schrift Gods Woord laat blijven, boven allen twijfel vast.

Maar nu de vraag: Hoe is die te rijmen met gebod!

196 9, en met woord op woord in de Schrift, waaruit blijkt, hoe de heilige ea waarachtige Crod toomt tegen al wat schijn en misleiding is.

Wat Jezus deed tegenover de Emmausgai^ers, rechtvaardigt zich in zijn liefdevolle bedoeling aanstonds zóó voor een ieder, dat alleen jachtmakers op moeilijkheden, met hun verengd bewustzijn, er een kwestie uit smeden kunnen.

Maar hier, bij Jozua en David, waar het gaat — niet ten goede van menschen, " maar om hun ondergang en verderf, is het zoo heel iets anders.

Nu moet bij dergelijke vragen altoos vooropstaan, dat van het antwoord erop, nooit ons geloof in de waarachtigheid van. de'Schrift afhankelijk is; en dat, ook al zou het ons niet gelukken Gods doen, waarvan de Schrift ons verhaalt, te verstaan en op voor ons verstand bevredigendie wijze te verklaren, dit nóch aan de vertrouwbaarheid van het Woord, nóch aan de heiligheid van Gods doen iets af of toe doen zou.

Doch hier is ons zulk inzicht niet ontzegd.

We vinden het te gemakkelijker, als, we den oorlog zélf, waartoe de krijgslist behoort, en, nog een weinig dieper tastend, het recht tot zelfverweer, binnen onzen gedachten-kring trekken.

Zelfverweer — oorlog — krijgslist — als God deze drie veroorlooft, ontheft Hij ons daarmee van een verplichting ten opzichte van onzen naaste, die Hij ons in Zijn wet met nadruk oplegt.

Bij het veroorloven van persoonlijk zelfverweer en van oorlog ontheft Hij ons van het gebod: „gij zult niet doioden". Bij het veroorloven van de krijgslist, ontheft Hij ons — ten deele althans, immers voor wat onze gedragingen aangaat — van het gebod: „gij zult geen valsch getuigenis spraken".

Doch de laatste twee: oorlog en krijgslist, laten zich terugbrengen tot het eerste: het zelfverweer. De oorlog toch sluit de krijgslist noodwendig in, en ligt op zijn beurt reeds opgesloten in het zelfverweer. Is van het zelfverweer feitelijk niets dan een bizondere vorm.

In de reden, waarom God' het zelfverweer toestond, moet derhalve ook de reden liggen waarom Hij oorlog en oorlogslist veroorloofde.

En die reden ligt in het recht en de roeping, tot zelfhandhaving en verdediging van eigen leven tegen wie dat leven poogt te vernietigen.

tegen wie dat leven poogt te vernietigen. Hoe kan nu — zoo komt ten slotte onze vraag te luiden — de poging van onzen naaste om ons in ons leven, dat is in ons aardsch bestaan^ aan te tasten, en, zoo mogelijk te vernietigen — voor onzen God een reden zijn, om ons te ontheffen van een verplichting jegens onzen naaste die overigens steeds voor ons geldt.

Die reden moet — dat is voor ieder aanstonds duidelijk — gelegen zijn in de verhouding waarin onze naaste zich tot ons stelt, zoodra hij ons gaat bedreigen in ons leven.

En dat is metterdaad een verhouding die eiken zedelijken band doorsnijdt, die den grondslag waarop alle onderlinge zedelijke verplichtingen onder ons menschen rusten, wegslaat. Wie ons in ons leven aanrandt en daarmee in ons aardsch bestaan poogt 4e vernietigen —• verder dan dit aardsch bestaan reikt zijn vermogen niet — die poogt ons niet maar eenig goed: echt, of stoffelijk bezit, of goeden naam te rooven — maar die snijdt, door ons wèg te willen hebben, allen band van menschelijke gemeenschap door.

Hij snijdt dien door, niet door óns mensch-af te maken — want dat kan hij niet — maar door zélf al wat menschelijk is tegenover ons af te leggen en uit te schudden — door, als een redeloos en wild dier ons naar de keel te vliegen.

En in den uitersten nood, waarin zijn dierlijk geweld ons brengt, komt onze God tusschenbeide, en zegt: door u, met doodslag uit de menschelijke gemeenschap te willen bannen, heeft uw naaste, zich het redelooze dier gelijkmakend, zich zelf er buitengesloten — daarom zal hij buitengesloten z ij n.

Ten aanzien van hem hef Ik op het gebod, dat als een schild alle menschenleven dekt. Hier is het zwaaid. Voltrek, uw eigeai leven verdedigead, in Mijn Naam aan hem het vonnis: Die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan.

Dit alles, ligt, dimkt me, geheel in de lijn der Godsopenbaring, en doet ons ten volle verstaan, hoe God zelfverweer, en derhalve oorlog, hoe Hij oorlog, en derhalve krijgslist, heeft kunnen veroorloven.

Welbeschouwd ligt daarin geen opheffing van eenig gebod Gods voor wie in zijn leven bedteigd en aangetast wordt —• maar wél een wegnemen van boven het leven des aanvallers van het schild, dat God in de verboden: „gij zult niet dooden" en „gij zult geen valsch getuigenis spreken tegen uwen naaste", beschermend opheft over het menschenleven.

Bij dezen gedachtengang wordt wel duidelijk bij wie er het waarachtig verzet tegen den oorlog is: bij de menschen van „den-vréde-tot-elken-prijs", of bij ons, gereformeerden.

Intusschen is bij dezen gedachtengang óók dtodelijk, dat in wat zelfverweer, oorlog-voering en krijgshst wettigt, ook tegelijk de beperking ervan ligt.

Die beperking ligt in wat tot eigen verweer noodzakelijk is. De vrijheid tot het gebruiken van krijgslist in hinderlaag, schijnbeweging enz. geeft dus allerminst een vrijbrief voor alle soorten van liegen en bedriegen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Krijgslist.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's