GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Aanteekeningen over Kunst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanteekeningen over Kunst.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

In de vorige aanteekening stelden wij ia het licht hoe onder de leuze „l'Art pour l'Art" naar ©en ontplooiing der kunst werd gestreefd', die naar het heette vrij zou zijn van tendenzen, waartegaaover dan een neutraal standpunt moest worden ingenomen.

Wij wezen erop, hoe ijdel dit streven was ©n ho© eenzijdig ook de neutraliteitseisch door den kunstenaar en zijn kring werd opgevat. Hoe die ©isch alleen aan anderen werd opgelegd, aan eigeru kant houdende de beslissing om uit te maken wat al of niet onder tendentieus öf neutraal viel te verstaan, aldus een praedicaat vajn algemeenheid verleenend© enkel aan datgene wat met eigen opvattingen strookte.

Nu is het allerminst te misprijzen, da, t iemand voor zijn opvattingen en overtuiging strijdt ea ook aanhangers daarvoor zoekt te winnen; maar ernstige bedenkingen mogen rijzen, wanneer hij daarbij handelt en doet alsof ieder ander die overtuiging deelt of zou behooren te deelen, als goldi het een zaak van algemeen belang, waaraan niemand, ook niet de gemeenschap, haar belangstelling en steun zou mogen onthouden.

Nochtans zijn de bedenkingen tegen dezen gedachtengang in kunstenaarskringen maar spaarzaam.

De latere generatie koestert hooge verwachtingen van de kunst voor de ontwikkeling van 'tcultureele leven.

Er is eene strooming die ook elders dein. kunstenaar inspireert om, — laat ons zeggen, — te anti-'cipeeren op een toekomsügen roem, door aanspraak te willen laten gelden pp steun voor het baanbrekende werk dat in naam-van de kunst zou worden verricht. Het voornemen alleen, de kunst om de kunst dienen, moet al genoeg zijn om den kunstenaar een onafhankelijkheid te waarborgen, opdat hij zijn innerlijken drang zou kunnen „uitleven".

Hoe zou men tegenover die offervaardigheid, om de kunst alleen om liaarzelfswil te dienen, hem den kunstenaar, niet gaarne een offer willen toebrengen ?

Begrijpelijk is het dat, naarmate de offerende belangstelling toeneemt, de opofferende schare van hen die door dien vrijheidsroes zijn aangestoken, zich uitbreidt, en het optreden derzulken er niet minder aanmatigend op wordt.

Zou iemand, het wagen de beteekenis en waarde van het werk voor de gemeenschap, wat nauwkeuriger te onderzoeken, dan is in den regel een hooghartig stilzwijgen of medelijdend schouder-ophalen voldoende om allen twijfel aan de imiversaliteit van het werk te doen verdwijnen als sneeuw voor de zon.

Zelfs de minachting die zulk een kunstenaar zegt de wereld toe te dragen, heeft merkwaardiger wijze op de stemming dier wereld niet den minsten invloed.

Hem, den kunstenaar, den paladijn voor een destijds zoo diep' vernederde en geknechte kunst, moet men ondanks alles blijven eeren.

Och, zult ge zeggen, geeft dit alles nu aanleiding tot zulke ernstige bedenkingen?

Heeft dit practisch ook maar eenig effect op den gang van ons maatschappelijk leven, of wordt er wie dan ook door benadeeld of in zijn vrijheid belemmerd ?

Goed, laat ons aannemen, dat in die, gestie alszoodanig weinig verontrustends schuilt; dan geldt dit toch alleen maar de formeele zijde van het vraagstuk. De zaak heeft echter ook een ma, terië©len kant.

Een niet onbelangrijk deel toch der toenemende productie van officieus en officieel gesanctioneerde „levensuitingen", bevat deels ook voor de gemeenschap weinig begeerenswaardige tendenzen en zelfs gevaarlijke symptomen, die aanstekelijk kunnen werken op den geest van velen; te meer waar een zoo ruim mogelijke verspreiding of openbaarmakhig geheel in de lijn dier productie ligt.

Het betreft dan een kwaad^ d'at velerlei vertakkingen heeft en enkel bij dan wortel doeltreffend te herkennen valt.

De verwachting dat het streven onder den titel „l'Art pour l'Art" meer verband en eenheid zou brengen in de kunst, zooals in vroegere tijdvakken, op de basis eener deugdelijk gefundeerde levensen wereldbeschouwing inderdaad mogelijk bleek te zijn, is eens voor al beschaamd geworden.

Een leidende gedachte, die tot een zekeren stijl zou voeren, ontbreekt geheel en al.

ledere kunstenaar specialiseert zich individueel en acht zich aan niets gebonden, hetgeen noodzakelijk moet leiden tot excessen. Die excessen zijn vaak gemakkelijk te onderkennen, maar daar kunnen ook symptomen en schadelijke elementen in schuilen, die niet onmiddellijk nawijsbaar zijn, waartegen onervarenen moeielijk zijn te beveiligen.

Allerlei gevoelens, aandriften en begeerten komen hier tol uitdrukking. Een waar solipsisme heerscht op dit gebied.

Een protest of verbod baat hier niet. De wereld blijft daarvoor doof, want hetgeen wij begeeren wil de wereld niet, trouwens-ze kan ook niet. Onze stem is dan ook als die eens roepende in de woestijn, zij verliest zich in het ^eklingklang der groote klok die de wereld voor hare uitverkorene luidt.

Een waar Calvinist evenwel legt zich maar niet zoo zonder meer daarbij neer, hij is trouwens in het bezit van sterke wapenen, en weet in principe zeer wel waar de schoen wringt.

De wereld houdt namelijk geen rekening met het vraagstuk der zonde als het onvermijdelijke deel van alle menschelijke actie.

Nu wordt de zonde wel eens vergeleken bij een gif. Indien die vergelijking te ver werd doorgevoerd zou men argeloos kunnen meenen, dat de zonde evenals het gif zou zijn 't© isoleeren.

De zonde is onbegrensd.

Het aantal definities voor het begrip der zonde is schier onuitputtelijk.

In het verband hier, is het dan ook teekenender van de zonde als van eene ontwrichting of vergroeiing te spreken.

De zondevloek heeft de organische eenheddl van heel de wereld verbroken.

De breuk is in het mensdielijk hart aangevangen en overgeslagen op het lichaam en op heel de natuur rondom, die aan Satan werd onderworpen.

Het kwaad der zonde is daarom zoo groot, omdat er methode en systeem inzit.

De zonde is een georganiseerd kwaad. Het is er mede als met een grondfout in eene berekening die zich mededeelt aan alle andere bestanddeelen der som.

Aldus wordt ook de zonde in de kunst openbaar, hetgeen tot groote waakzaamheid aanspoort.

Tegenover de wetenschap wordt de kunst wel voorgesteld van vrouwelijke geaardheid te zijn. Zij heet dan ook afhankelijk, maar haar invloed is er niet geringer om, zij vermag n.l. onze zinnen te

bekoren en ons hart mode te slepen, betzij ten goede of ten kwade.

Is de kunst dan Satanswerk, een uitvinding van den Booze, zoodat men haar schuwen en verachten moet?

Die meening is wel een enkel maal ook in onze kringen gehoord, maar dient te worden bestreden.

Evenals de Wetenschap is de Kunst een rijke vrucht van het leven der Gemeene Gratie.

Doch, het onwedergeboren hart, — zeggen wij Dr Kuyper na, — heeft zich aan het rijke leven der Gemeene Gratie vastgeklemd, om die .gave te misbruiken als een macht der ongerechtigheid tegen God, om ons leven te overheerschen en van God te vervreemden.

In de Herschepping evenwel, die in het paradijs onmiddellijk na den val reeds begon, triomfeert de Schepper en gaat Gods plan vol majesteit door en wordt onder één Hoofd, n.l. onzen Heere , Tezus Christus, — alles weer vereenigd tot Eere van God zelf.

In dit machtig herstellingswerk nu betrekt God den mensch, niet slechts tot behoud van zijn ziel, maar ook tot behoud van zijn lichaam en van heel de natuur en het uitwendige leven, betrekt God hem tot een arbeiden ©n participeeren in dit werk.

- Zulks slaat ook op het leven in de kunst.

Op dit terrein vindt ook de wedergeborene een taak.

Die taak is in hoofdzaak tweeledig.

Eensdeels bestaat die taak in een opbouwen en indragen van de vreeze Gods op dit terrein.

Anderdeels in een weerstaan van de heerschappij van den booze en een strijden tegen de zonde. Die beide functies zijn onlosmakelijk verbonden.

Hier moet beginsel tegenover beginsel worden gesteld; het geloof tegenover het ongeloof en het leven met God tegenover het leven zonder God'.

Hoie we nu in di^^ hcht het vervullen van diei taak mogen zien, daarover weer een volgend maal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Aanteekeningen over Kunst.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's