GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over de eenheid der „Heilsgeschiedenis” in verband met de prediking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over de eenheid der „Heilsgeschiedenis” in verband met de prediking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

In enkele artikelen, die den loopénden jaargang zullen besluiten, moge ik een kart woord — zonder planmatige ordening der stof, en niet meer dan een enkele aanduiding — geven over de practische erkenning van de eenheid der „heilsgeschiedenis" in verband met de prediking.

Gereformeerden aanvaarden de eenheid der Heilige Schrift; en — dit houdt daarmee onmiddellijk verband — de eenheid der geschiedenis; in bizonderen zin die van de heilsgeschiedenis ook. Zij gelooven, dat de raad van God alle dingen gedacht heeft naar Zijn wil, dat Hij dien raad volvoert, dat Hij Zich in Christus openbaart tot behoud van de wereld; dat daarin de eenheid der geschiedenis g^even is, en dat dan deze laatste weer, ook voorzoover zij de eenheid der „heilsgeschiedenis" insluit, zich laat herkennen (voor het geloof) in de Heilige Schrift, die van deze geschiedenis datgene ons verhaalt, wat wij weten moeten, om haar ontwikkeling te leeren kennen naar de beheerschende gedachten en feitelijke wendingen.

Hieruit volgt dan ook onmiddellijk, dat de Bijbel eigenlijk geen geschiedenisSEN vertelt, maar geschiedeNIS. Een verzameling van „verhalen" geeft de bijbel nergens; en dat mogen wij er ook nooit van maken. Elk „punt" in een. „lijn" moet worden gezien in zijn onmiddellijke eenheid met alle andere „punten" van die „lijn"; en de „plaats", die dit ééne „punt" ten opzichte van de andere heeft, dient steeds te worden vastgesteld, zal men weten, waar men aan toe is, zoodra men tot dat bepaalde „punt" „gekomen" is. Overbodig, hier te zeggen, dat wij, sprekende van „punt" en ; , lijn", eigenlijk even veel raadselen als woorden , stellen, omdat tenslotte een „punt" en een „hjn" , enkel maar bestaan in de verbeelding. Wilden wij hierop doorgaan, dan zouden aanstonds de zwaarste vragen aan de orde komen; de vraag b.v. van • eindigheid of oneindigheid; vragen, die eigenlijk van het grootste belang zijn, omdat zij aan elke poging, om vast te stellen, wat geschiedenis, , ©n wat eenheid der geschiedenis is, (m.a.w. aan een serieuze behandeling van ons onderwerp in. volledigen vormj moeten vooraf gaan. Maar dat zou ons hier te ver voeren, en bovendien voor het overgroote deel van onze lezers ongenietbaar zijn. Het is daarbij voor hen, en ons, een troost, te weten, dat de Heilige Schrift nergens, ook niet als zij „historie" „verhaalt", ons op wijsgeerige vraagstukken laat stuiten, die we-eerst onder de knie moeten hebben, zullen wij verder kunnen^ lezen, wat zij ons te zeggen heeft. Neen, de bijbel spreekt uiet over het begrip der geschiedenis, noch over de filosofische legitimeerbaarheid van de begrippen „eindigheid" en „oneindigheid", om van andere maar te zwijgen. Zij verhaalt ons, concreet, zakelijk, met openbaringsgezag, DAT er geschiedenis „geschiedt'-', DAT Gqd een weg legt, opent, betreedt en laat betreden, waarlangs Hij bezig is voort te schrijden tot vervulling vari Zijn raad, tot terugleiding van Zijn wereld tot Hem zelf, tot de con­ summatie van het door Hem gewilde en gestelde proces der verlossing. En nu zegt zij ons tevens, dat elk „punt" óp dien „weg" gezien moet worden in zijn wezenlijke éénheid en zijn werkelijk verband met heel den weg, en alle andere „pxmten", „momenten", „plaatsen" van den weg.

Het is duidelijk, dat dit gereformeerde inzicht omtrent de eenheid van G-ods besluit, van de geschiedenis, van Oud en Nieuw Testament, ook zijn consequenties meebrengt voor de prediking.

Met name (ho'ewel niet alleen) voor de „behandehng" van de z.g. „historische stoffen"; we laten elk nader onderzoek naar de — zonder verdere toelichting o.i. wel bedenkelijke — terminologie van dezen volzin nu maar daar.

Prof. Hoekstra heeft in zijn Grereformeerde Dogmatiek, en ook in andere publicaties, reeds zeer veel gezegd, dat over de plaats der (heilige) geschiedenis in de prediking licht werpt, en voor de prediking leiding geeft.

Er zijn sinds weer enkele jaren verloopen.

Dat voor de moeilijkheid eener goede, met het gereformeerde inzicht niet slechts rekenende, doch daaruit opgebouwde prediking, het oog zeer goed geopend blijkt te zijn, zou ik niet willen nalaten met vreugde te erkennen. Ik kan dat natuurlijk niet hierdoor constateeren, alsof ik zou weten, hoe er in de gereformeerde kerken gepreekt wordt. Daarover kan eigenlijk niemand betrouwbare gegevens verzamelen, als hij het geheel overzien wil.'Wel kan ik hier en daar, zooials ieder, lezen wat gedrukt staat — Menigerlei Genade, kerkbode-meditatie, die soms aan preefc(fragment) herinnert —, en ook hoor ik nog wel eens een collega.

En nu is er m.i. een positief bewijs in het gehoorde, dat met de christologische lijn in de prediking ernstig gerekend wordt. Dat ook jongere predikanten dit doen. De „christologische" of „christocentrische" prediking is de onder ons volk gangbare term, waarmee bedoeld wordt een aan de in den aanhef van dit artikel gereleveerde inzichten recht doende prediking; immers is Christus de eenheid en het middelpunt der naar buiten tredende heilsopenbaring; en als men het verband tusschen het „christologische" en het „theologische" en „theocentrische" maar goed stelt, kan deze naam in deze artikelen gerust blijven staaji.

En, behalve dit positieve bewijs is er ook ©en negatief, als ik wel zie. Dit negatieve zou dan gelegen zijn in het op bedachtzaamheid en eerlijkheid wijzende feit, dat, althans wat het gedrukte preekmateriaal betreft, de prediking over „historische stoffen" wat het getal der eraan gewijde preekexemplaren betreft, schijnt te verminderen. Ik heb voor mezelf een willekeurige greep gedaan in een reeks achter elkaar volgende preeken van Menigerlei Genade; natuurlijk zeg ik niet, welke jaargang het was. Het trof mij, dat er veel meer thema's gewijd waren aan vragen van het christelijk persoonlijk leven, vragen omtrent het lijden, de vertroosting, de moeiten, de geloofsverzekerdheid, de berusting, de zekerheid, vastheid, kracht, wapening, volharding, enzoovoort, dan aan strikte ver-, kondiging van Gods „objectieve" werk in degeschiedenis", voorzoover die in de Schrift wordt medegedeeld, verhaald, of — geprofeteerd. En voorzoover de geschiedenis dan nog „behandeld" werd, liet zich dikwijls bij nadere lezing een toch eigenlij k-niet-„behandelen" ervan constateeren; zoo werd een enkele maal het zevental brieven aan de zeven gemeenten in de Openbaring van Johannes onmiddellijk aJs correspondentie met zeven TYPEN van kerken aangediend; waarmee dan de concrete werkelijkheid, en de concrete adresseering van die brieven feitelijk werd weggenomen uit de sfeer der „aandacht". Dit dus nog sterker dan men eerst zou denken aanwijsbare weglaten der historische stoffen k'an althans een negatief bewijs zijn van den vooruitgang der in dezen allernoodzakelijkste „beseffen" bij de predikers. Immers, het getuigt, aJs wij de beste vérklaring zoeken, van wetenschappeüjken en ambtelijken ernst, indien men, hetgeen moeilijk is, niet aanpakt, voordat de moeilijkheid overwonnen werd. Dat is een uiting van eerbied voor het Woord, de kerk, het eigen ambt. En nu is het preeken over zulke „stoffen" „uit" de geschiedenis inderdaad zeer moeilijk. Ik herinner me een uitspraak van prof. Hoekstra, die, uitgaand© van die moeilijkheid, en erkennende het hooge récht van Woord, kerk, ambt, gezegd heeft: zoolang de prediker het bepaalde verband tusschen een bepaalden tekst en het middelpunt der Schrift niet ziet, moet hij d ien tekst nog maair laten liggen. Dat is een wijze raad, die bovendien zich beroepen kan op het feit, dat over d© geschiedenis der Godsopenbaring eigenlijk pas de gereformeerde auteurs beginnen' te schrijven, en dan nog maar zijdelings, en incidenteel. Nu kan men, geloof ik, constateeren, dat er inderdaad veel „teksten" blijven hggen; dat dus — als men een verklaring zoekt naar den aard der liefde — zeer wel mogelijkheid bestaat, dat dit laten liggen be^ w u s t geschiedt, om niet de historie ais Gods komen in Christus en doorwerken in Christus te bespreken en in een bepaald feit of een bepaalde feitencombinatie t© toonen aaaij d© kerk, voordat men als bedienaar van het Woord zelf voor zich eerUjk overtuigd is, dat men het verband niet willekeurig, doch zuiver legt. Ik spreek hier uit ervaring: ondergeteekende heeft na zijn candidaatstijd — toen hij blijkbaar te veel gedurfd heeft —•, niet weer op Éaschen over „Thomas" — we laten dit ongeoorloofde thema nu maar even zoo staan — durven preeken vóór 1931. Tot zoCh lang was het hem niet gelukt, het verband tusschen het Paaschfeit en de ontmoeting van 'Christus als Paas9hvorst en ThomajS' te grijpen, laat staan met ambtelijke vrijmoedigheid de gemeente te toonen, zeggende: dit is geen fantasie, doch Gods maaksel, Gods gedachte, Gods uitgewerkte raad. O zeker, hij had ook al in die candidaatspreek (behalve over „den twijfel") wel wat kunnen zeggen over den goeden herder, die een dwalend schaap opzocht, en hij had dat zoeken ook wel behoorlijk gedateerd: zooveel dagen na het groot© paaschfeest, maar — dat was natuurlijk heelemaal geen PAASCH-preek; want dat de Goede Herder dwalende schapen opzoekt, nu, dat doet Hij eiken dag, daar zijn ook de verhalen van den Christus in VERNEDERING vol van. Maar op. PASCHEN moet d© kerk PAASCH-preeken hebben; immei-s, dan is het het Paasch„feit" waar alles zich om beweegt; een paasch-preek over een paasch-geschiedenis, die niet alles uit doet gaan van HET paaschfeit, van DE paasch-geschiedenis ... is geen PAASCItpreefc, en, omdat ze toch een paasch-tekst neemt, is ze dus geen bedie> ning van DAT woord, dus eigenlijk VOLSTREKT geen bediening des Woords: zij is niets anders dam een aaneenrijging van op zichzelf, blgkens ander© Schriftgedeelten, wel ware beweringen, di© dan, hetgeen zeer brutaal is, vastgeknoopt worden cian een tekst, dien men eigenlijk ook ergens anders had kunnen kiezen. Eerst in dit jaar heb ik over „Thomas" durven preeken, omdat ik nu meende t© gelooven, dat, wat ik zou gaan zeggen, geen preek over THOMAS worden zou, doch verkondiging van Gods paasch-bericht.

Ik noem juist dit voorbeeld uit eigen praktijk, omdat dat altijd het minst gevaarlijk is voor den onderlingen vrede. En ik neem aan, dat ©r wel meer menschen zijn, die den moed niet hebben, een historischen tekst te behandelen, eer zij meenen, „de christologische lijn" gegrepen te hebben. Zoo kan dit wegblijven van dergeüjke teksten uit •het preek-materiaal een negatief bewijs zijn van den verheugenden voortgang der ideeën, en van .eerlijkheid en wetenschappeMjken ernst. Een ernst, die temeer verblijdt, omdat iedere prediker weet, dat, vooral in ©en zekeren tijd des jaars, niet de „geest", maar het „vleesch" in de kerk erg graag gesteld is op „een" geschiedenis. Predikers, di© ©rvoor bedanken, „een" geschiedenis te gaan „vertellen", zonder DE geschiedenis te. verkondigen.

verdienen eerbied, en kunnen 'blijven bidden, komen straks ook wel, waar ze wezen willen.

Maar — met het weg-laten der historische „stoffen" zijn we natuurlijk niet klaar. Daarom moge ik een enkel systeem-loos woord erover zeggen in twee volgende artikelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 september 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over de eenheid der „Heilsgeschiedenis” in verband met de prediking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 september 1931

De Reformatie | 8 Pagina's